Ministerie van Financiën

Persbericht
PERS-2002-093
                                                        Den Haag, 15 april 2002

ANTWOORDEN VAN HET LID DE VRIES AAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIEN OVER HET PRIVÉ-GEBRUIK VAN DE BESTELAUTO


1. Is het u bekend dat ten gevolge van uw Besluit van 30 januari 2002 nr. DGB2001/1744M inzake het privé-gebruik van de auto, er veel verwarring is ontstaan bij berijders van een (bestel)auto en hun werkgevers?

De reacties op het besluit duiden niet zozeer op verwarring als wel op bezwaren van bepaalde beroepsgroepen tegen de in hun ogen onterechte bijtelling voor het woon-werkverkeer. Ik heb hiervoor inmiddels een verzachting aangekondigd. Zie mijn antwoorden van 29 maart 2002 op de vragen van het lid Dijsselbloem en de vragen van het lid De Vries.


2. Is het waar dat ook bestelauto's die zijn ingericht, en als zodanig uiterlijk kenbaar zijn, om te worden gebruikt door de politie, door de brandweer, voor het vervoer van zieken en gewonden, voor het vervoer van stoffelijke overschotten, voor het vervoer van gevangenen, voor het vervoer van zieke of gewonde dieren, of voor geldtransport, indien zij (nog) voldoen aan de voorwaarden voor teruggaaf van de BPM en uitsluitend bedrijfsmatig wordt gebruikt voor het specifieke doel, niet onder het autokostenforfait vallen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, waarom is dit niet in bovengenoemd besluit opgenomen nu veel van bovengenoemde auto's als bestelauto zijn aan te merken?

Ja. In onderdeel 6 van het besluit is, door de koppeling aan de teruggaafmogelijkheid van de BPM, abusievelijk alleen uitgegaan van personenauto's. Het is de bedoeling dat de daar omschreven regeling ook geldt voor bestelauto's in deze bijzondere categorieën, die uitsluitend bedrijfsmatig worden gebruikt voor het specifieke doel. Het besluit zal op dit punt worden aangepast.


3. Hoe dient een werkgever te beoordelen of het «tot het bedrijfsmatig gebruik hoort» dergelijke auto's mee naar huis te nemen?
Als de chauffeur de in vraag 2 bedoelde auto niet louter mee naar huis neemt om vervoer van woning naar werk te hebben, maar mede in het kader van de met die auto te verrichten werkzaamheden, valt het woon-werkverkeer onder bedrijfsmatig gebruik. Bij de hier bedoelde categorieën auto's zal dit in de regel het geval zijn.


4 Is waar dat bestelauto's die «door aard of inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt zijn voor het vervoer van goederen» ook gebruikt mogen worden voor het woon-werkverkeer zonder dat deze kilometers worden aangemerkt als privé in het kader van het autokostenforfait?
Ja.


5. Waarom wordt het woon-werkverkeer afgelegd met een bestelauto die «beperkt geschikt is voor privé-gebruik» niet aangemerkt als privé?
Ook het regelmatig woon-werkverkeer met bestelauto's die beperkt geschikt zijn voor privé-gebruik wordt in aanmerking genomen voor de bepaling van de privé-bijtelling. In de eerdergenoemde antwoorden op de vragen van mevrouw De Vries en de heer Dijsselbloem wordt de aangepaste regeling voor zulke auto's omschreven.


6. Waarom dienen bestelauto's die gebruikt worden tijdens een wachtdienst aan aanvullende voorwaarden te voldoen, als de berijder wil voorkomen dat de woon-werkkilometers meetellen als privé? Is deze bepaling voor bestelauto's die beperkt geschikt zijn voor privé-gebruik niet overbodig geworden?
Op grond van de in onderdeel 12 van het besluit gegeven goedkeuring worden ritten tijdens een wachtdienst, inclusief woon-werkverkeer,  als zakelijke ritten beschouwd. De voorwaarden voor die goedkeuring bevestigen het voornamelijk zakelijke karakter van deze ritten en de noodzaak om de bedrijfsauto te gebruiken. Deze goedkeuring geldt voor zowel personenauto's als bestelauto's. Voor een deel van de bestelauto's die onder de 10%-bijtelling vallen is deze goedkeuring wellicht overbodig geworden. Worden er met zulke bestelauto's buiten de wachtdiensten geen privé-kilometers gereden, dan biedt de goedkeuring echter nog steeds een ruimere tegemoetkoming omdat dan in het geheel geen bijtelling hoeft plaats te vinden.


7. Is het, met het oog op de op korte afstanden veroorzaakte milieuschade, wijs om slechts carpoolen over een grotere afstand dan 10 kilometer niet mee te laten tellen als privé-kilometers in het kader van het woon-werkverkeer? 
Het woon-werkverkeer over reisafstanden tot 10 kilometer wordt sedert de aftopping van het reiskostenforfait niet meer fiscaal gefacilieerd. Ik vind het niet juist om daarop een uitzondering te maken voor carpoolen met een auto van de zaak.


8. Welk percentage autokostenforfait wordt toegepast ten aanzien van ondernemers met handelsvoorraden en wagenparken?
Het toe te passen percentage hangt af van de individuele omstandigheden, zoals de vraag wie de auto heeft gebruikt en over welke periode, het soort auto, het feitelijke gebruik, de vraag of er al dan niet een kilometerregistratie heeft plaatsgevonden, enzovoort. Hierover kunnen in bepaalde situaties tevoren afspraken worden gemaakt met de Belastingdienst. Zie ook het besluit van 5 maart 2002, nr. CPP2001/3082M, V-N 2002/14.19, waarin een voorbeeld van zo'n afspraak is opgenomen.


9. Wat wordt in bovengenoemd besluit verstaan onder een «directeur-grootaandeelhouder (DGA)» en wat onder een «werknemer/aandeelhouder»?
Met 'directeur-grootaandeelhouder' wordt bedoeld degene die een aanmerkelijk belang heeft in de vennootschap waarvan hij directeur is. In de praktijk zal het vaak gaan om de directeur van de eenmans-BV. De term 'werknemer/aandeelhouder' wordt in het besluit gebruikt in verband met het arrest HR 15 december 1999, nr. 32 263, BNB 2000/211c*, waarin de Hoge Raad besliste dat de enige werknemer van een vennootschap die een aanmerkelijk belang heeft in die vennootschap mag worden uitgesloten van de faciliteit van de werknemersspaarregeling. Normaal gesproken zal deze enige werknemer natuurlijk tevens de directeur zijn.


10. Betekent artikel 22, eerste lid, onderdeel e, van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 dat de DGA van een eenmans-BV zichzelf een verklaring moet verschaffen?
Formeel is het de BV die de verklaring verschaft. Uiteraard realiseer ik mij dat aan een dergelijke verklaring bij een eenmans-BV niet dezelfde waarde kan worden toegekend als aan een verklaring tussen een werkgever en een werknemer die onafhankelijk tegenover elkaar staan.


11. Vindt u, mede gelet op het bovenstaande, dat de autokostenfictie nog is uit te leggen aan de gemiddelde werkgever alsmede aan de gemiddelde berijder van een (bestel)auto?
Ja. Een regeling als deze dient, net als elke andere regel te voldoen aan het in internationale verdragen neergelegde beginsel van gelijke behandeling, ook als de regels daardoor ingewikkelder worden. Wat ik aan de samenleving niet zou kunnen uitleggen en voor de rechter niet zou kunnen verdedigen, is dat mensen die in een auto van de zaak rijden gevrijwaard zouden moeten worden van fiscale maatregelen in de sfeer van het woon-werkverkeer, die wel gelden voor mensen die in een eigen auto rijden.