---

Brieven aan de Kamer
---

Adviescommissie Opperbevelschap

23-04-2002

Inleiding In het kader van het Veranderingsproces Defensie heb ik op 28 september 2001 de Adviescommissie Opperbevelhebberschap geïnstalleerd. De instelling van de Commissie is, overeenkomstig de Kaderwet Adviescolleges, geschied samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De adviescommissie heeft zich beraden op vragen inzake de inrichting van de defensie-organisatie, in het bijzonder de vraag of aan de functie van Chef Defensiestaf een opperbevelhebberschap zou moeten worden verbonden.

De adviescommissie heeft haar rapport op 30 maart jongstleden vastgesteld en op 19 april gepresenteerd, waarna ik het u die dag heb gezonden. Toen kondigde ik ook een eerste reactie aan. Hiertoe strekt deze brief.

Context Mijn verzoek aan de Adviescommissie Opperbevelhebberschap stond niet op zichzelf. Vorig jaar zomer ben ik tot de conclusie gekomen dat het Veranderingsproces Defensie voldoende was gerijpt om nieuwe, transparante werkwijzen binnen Defensie te verankeren in nieuwe organisatiestructuren. Daar kwam bij dat de vraag was opgekomen of de door mij gewenste versterking van de positie van de Chef Defensiestaf zou moeten uitmonden in het koppelen van een opperbevelhebberschap aan die functie. Ik heb ervoor gekozen deze vragen voor te leggen aan een externe, onafhankelijke adviescommissie die zich uiteraard mede kon baseren op gesprekken met defensiefunctionarissen en verder met degenen die de commissie zelf zou verkiezen te spreken, binnen en buiten onze landsgrenzen. De Commissie heeft haar werk met grote inzet verricht en is erin geslaagd in korte tijd een belangwekkende bijdrage te leveren aan het Veranderingsproces Defensie. Ik ben de commissie bijzonder erkentelijk.

Omgang met het advies De demissionaire status van het kabinet en de korte duur tot aan de verkiezingen leiden ertoe dat dit kabinet niet de definitieve politieke keuzes zal maken inzake het rapport van de Adviescommissie. Tegelijkertijd wil ik het Veranderingsproces Defensie ook de komende maanden op stoom houden. Daarom heb ik mijn departement opdracht gegeven om, in vervolg op het rapport van de Commissie Opperbevelhebberschap, voorstellen uit te werken inzake de inrichting van de defensie-organisatie en mij hierover uiterlijk 15 juni te rapporteren. De informatie die uit deze werkzaamheden zal voortkomen is niet bedoeld om vooruit te lopen op keuzes van het volgende kabinet, maar biedt alsdan houvast om die keuzes snel te kunnen maken en te implementeren.

Parallelle impulsen aan het Veranderingsproces Defensie Tijdens de verdere duur van mijn demissionaire ministerschap van Defensie zal het Veranderingsproces Defensie op verschillende terreinen impulsen blijven krijgen. Het gaat hierbij om de uitwerking van besluiten die ik al eerder heb genomen.

· Jongstleden maart heb ik besloten de staf van de Defensiestaf te versterken met zo'n 10% extra personeel, in het bijzonder voor de defensieplanning. Deze functies worden overgeheveld van de krijgsmachtdelen naar de Chef Defensiestaf. De plaatsing van dit extra personeel bij de Defensiestaf krijgt inmiddels zijn beslag. · In diezelfde maand heb ik opdracht gegeven aan de belangrijkste ambtelijk-militaire fora binnen Defensie om het onderwerp 'Joint' hoog op de agenda te plaatsen en mij hierover te informeren, mede met het oog op de ontwerp-beleidsagenda 2003. De Chef Defensiestaf zet zijn omvorming van het defensiecrisisbeheersingscentrum naar een 'joint'-structuur voort. · Sinds 1 maart jl. heeft het kerndepartement van Defensie, zoals toegelicht in mijn brief aan de Kamer van 17 oktober 2001 over de tussenstand van het veranderingsproces, twee nieuwe directoraten-generaal ter vervanging van de eerdere drie. Het gaat om de Directoraten-Generaal Personeel & Materieel (DGP&M) en Financiën & Control (DGF&C). De instelling van een DGF&C vloeide voort uit het inzicht dat binnen Defensie behoefte bestaat aan een dergelijk organisatieonderdeel om optimaal gestalte te geven aan 'toezicht' en 'control'. De nieuwe directeur-generaal zal de komende maanden hieraan verder gestalte geven. Ook de inrichting van het nieuwe Directoraat-Generaal Personeel & Materieel is inmiddels ter hand genomen. · Vorig najaar heb ik besloten om het onderscheid binnen het kerndepartement tussen civiele en militaire functies te laten vervallen. Alleen wanneer de bewindslieden hiervan kunnen worden overtuigd, zijn uitzonderingen aan de orde. Sommige liggen voor de hand. De Chef Defensiestaf blijft een militair, de secretaris-generaal een burger. Maar het aantal uitzonderingen zal beperkt zijn. De komende maanden zullen op het kerndepartement civiele functionarissen worden benoemd op van oorsprong militaire stoelen en omgekeerd.

Slot In deze brief heb ik aangegeven hoe ik de komende periode tot aan het aantreden van nieuwe bewindslieden het Veranderingsproces Defensie op stoom zal houden. Het volgende kabinet zal op grond van de door mij beoogde voorbereidingswerkzaamheden tijdig kunnen beschikken over het materiaal dat nodig is om op grond van het rapport van de Commissie Opperbevelhebber-schap keuzes te maken. Daarnaast dragen de door mij genoemde activiteiten op grond van eerdere besluiten eraan bij om optimale voorwaarden te scheppen voor een voortvarend vervolg van het Veranderingsproces Defensie.

De Minister van Defensie,

mr. F.H.G. de Grave

Nieuws Ministerie van Defensie