Arrondissementsparket Amsterdam

21 mei 2002

Geen verdere vervolging inzake World Online

Na uitgebreid onderzoek heeft de officier van justitie van het parket Amsterdam besloten geen verdere vervolging in te stellen tegen een of meer van de betrokken instellingen of personen die betrokken waren bij de beursgang van World Online (WOL). Er zijn onvoldoende aanwijzingen aangetroffen om te spreken van enig strafbaar feit. Ten aanzien van Mw. Brink was deze beslissing reeds in augustus 2001 genomen.

Begin 2002 heeft de Economische Controledienst het onderzoek afgerond naar de beursgang WOL. Het onderzoek is opgestart in de zomer van 2000, onder andere naar aanleiding van de aangifte van de Stichting Lipstick Effect. Het heeft zich in hoofdzaak gericht op de juistheid en volledigheid van het prospectus en het mogelijke gebruik van voorwetenschap.

Het prospectus
De regelgeving op het punt van de inhoud van een prospectus was op 17 maart 2000 nog redelijk summier en het is niet gebleken dat het prospectus hieraan niet heeft voldaan. Er zijn in zijn algemeenheid geen concrete aanwijzingen gevonden dat is getracht derden te misleiden met de inhoud van het prospectus.

Gebruik voorwetenschap
Ten aanzien van de transactie van Brink in december 1999 stelt het OM dat deze transacties geen betrekking hadden op effecten in de zin van artikel 46 WTE. Artikel 46 stelt alleen strafbaar aan beurs genoteerde effecten, dat waren ze op dat moment niet, dan wel effecten waarvan een beursnotering aannemelijk lijkt te zijn. Op het moment van de transacties van Brink was van dat laatste nog onvoldoende sprake. Voorts is niet gebleken dat er op enig moment is gehandeld met voorwetenschap, nu van een bijzonderheid als bedoeld in artikel 46 WTE niet is gebleken.

Het onderzoek heeft bestaan uit het bestuderen van een groot aantal op diverse plaatsten in beslag genomen documenten en het horen van een aantal verdachten en getuigen, die vanuit een veelheid van organisaties betrokken zijn geweest bij de emissie (institutionele beleggers, AEX (thans Euronext), banken, reclamebureau, personen werkzaam bij WOL, al dan niet voormalige aandeelhouders WOL, potentiële fusiekandidaten etc). Tevens zijn enkele rechtshulpverzoeken naar het buitenland uitgevoerd.

Toelichting op beslissing WOL niet verder te vervolgen Gelet op de grote publieke belangstelling voor deze zaak en de heftige emoties die de beursgang van WOL, voor maar met name na 17 maart 2000 teweeg heeft gebracht, is het Openbaar Ministerie van oordeel dat een korte toelichting over dit standpunt op zijn plaats is.

Het onderzoek heeft zich op twee hoofdthema's gericht, te weten de juistheid en volledigheid van het prospectus en het mogelijke gebruik van voorwetenschap. Met name ten aanzien van het eerste thema is in de meest brede zin gekeken naar alle mogelijke onvolkomenheden en in hoeverre deze gebracht zouden kunnen worden onder enige strafbepaling, zoals valsheid in geschrift (art. 225 Sr), emissiebedrog (art. 47 WTE), oplichting (art. 326 Sr) etc.

Het prospectus
De eisen die gesteld worden aan de inhoud van een prospectus is met name geregeld in regelgeving van de beurs zelf. Deze regelgeving was ten tijde van de beursgang van WOL redelijk summier. Het is niet gebleken dat de inhoud van het prospectus niet heeft voldaan aan deze eisen. Overigens overtreding hiervan is niet strafbaar maar kan wel aanleiding zijn tot het nemen van bestuursrechtelijke maatregelen. Indien regels op dit punt zouden zijn overtreden zou dit wel een belangrijk element zijn geweest voor de beoordeling of het prospectus volledig en juist is geweest. Echter daarvan is dus niets gebleken. Er zijn in zijn algemeenheid geen concrete aanwijzingen gevonden dat bewust getracht is, door wie dan ook van de partijen, om een of meer aspecten te verhullen of te verzwijgen.

Enkele bijzondere en reeds aandacht vragende elementen die niet in het prospectus stonden:
De prijs die Brink in december 1999 had gemaakt voor haar verkoop van haar WOL aandelen (ongeveer $6.00) is niet opgenomen in het prospectus. Het onderzoek heeft opgeleverd dat dit niet onredelijk, ongebruikelijk of onjuist is. Het ging niet om een transactie van de vennootschap zelf, de prijs was goed verklaarbaar op grond van de historie tot het moment van de transactie en regelgeving op dit punt zei niets.

Het gebruik van het woord "transferred" voor de omschrijving van de verkoop van de transactie is niet als verhullend te kwalificeren. Het woord is niet ongebruikelijk om een verkoop aan te duiden en de term wordt ook gebruikt in de statuten van WOL om een verkoop mee aan te duiden. Maar meest belangrijke is nog dat uit de rest van de paragraaf duidelijk afgeleid kan worden dat door het gebruik van de term transfer aangegeven wordt dat het eigendom van de aandelen zijn overgedragen aan een derde.

In vergelijking met het voorlopige prospectus zijn in het definitieve prospectus enige nadere details gegeven ter zake de wijze van uitvoeren van de winstdelingsregeling van Brink door Baystar. Deze nadere omschrijving voegt inhoudelijk weinig toe aan de informatie, behalve dan dat daarmee wel duidelijk werd dat een deel mogelijk betaald zou gaan worden in aandelen WOL, waarvoor echter door Brink de lock up is geaccepteerd. In het voorlopige prospectus was geen melding gemaakt van de winstdelingsregeling van Brink met Reggeborgh en Mallowdale. Door afstand te doen van dit recht door Brink voor de uitgifte van het definitieve prospectus was de tekst weer geheel conform de werkelijkheid op dit punt.

Omzeiling Lock up voor bestuurders. Hierover is verder geen oordeel gegeven omdat de mate waarin de lock up is vormgegeven wel goed in het prospectus is terechtgekomen terwijl het omzeilen zelf niet op enigerlei wijze als strafbaar feit zou kunnen worden gekwalificeerd.

Gebruik voorwetenschap
Ten aanzien van de transactie van Brink in december 1999 stelt het OM dat deze transacties niet vallen onder artikel 46 WTE. Artikel 46 stelt alleen strafbaar aan beurs genoteerde effecten (december 1999 nog niet het geval), dan wel effecten waarvan een beursnotering aannemelijk lijkt te zijn. Hoewel dit laatste criterium aan de orde lijkt te kunnen zijn, doelt dit criterium met name op de zogenaamde "as, if and when issued" handel. Dit betreft handel in aandelen die binnen zeer afzienbare tijd daadwerkelijk aan een beurs genoteerd zullen gaan worden. De aandelen die in december 1999 zijn verhandeld bestonden feitelijk al, zijn verkocht en uiteindelijk omgezet in WOL aandelen die aan de beurs zijn genoteerd. Daarnaast speelt de "as, if and when issued" handel zich voor een belangrijk deel af op een informele markt, de zogenaamde grijze markt. Ten aanzien van de uit te geven aandelen WOL is dit ook gebeurd. De transacties van mw. Brink hebben hier niets mee te maken gehad.

Daarnaast is het niet de bedoeling van de wetgever geweest om transacties als de onderhavige onder de werking van artikel 46 WTE te brengen. Artikel 46 WTE heeft primair als doel het beschermen van anonieme beleggers die niet weten dat zij feitelijk te maken hebben met iemand die een informatie-voorsprong heeft. De wederpartijen van Brink waren bekend, hadden een onderhandelingspositie en konden zelf waarborgen dat zij zouden beschikken over een volledige informatiepositie. Daarnaast waren twee van de kopende partijen zelf aandeelhouder en konden uit hoofde daarvan reeds van de hoed en de rand weten.

Voorts is voorafgaand aan deze transactie niet gebleken van enig concreet gegeven dat niet in de openbaarheid was geweest dat als bijzonderheid in de zin van artikel 46 zou kunnen worden opgevat.

Verder is gekeken of rond de datum van 17 maart 2000 nog transacties hebben plaatsgevonden die mogelijk met gebruik van voorwetenschap zijn geschied, maar voor zover er transacties van personen zijn geweest die voor een dergelijke verdenking in aanmerking zouden kunnen komen, is niet gebleken van enig gegeven dat als bijzonderheid zou kunnen worden gezien die niet reeds openbaar, te weten in het prospectus, was opgenomen.

Aldus is van geen strafbare feiten gebleken en worden de direct betrokken personen en instellingen niet verder vervolgd. Voor zover er een aantal omissies in de procedure of regelgeving is aangetroffen, is dit door de desbetreffende toezichthouder ter hand genomen en in bestuursrechtelijke zin in behandeling genomen.