Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De Voorzitter van de Vaste Commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
IZ. 2002/991
datum
24-05-2002

onderwerp
Verslag Informele Landbouwraad d.d. 30 april 2002 te Murcia, Spanje TRC 2002/4509

bijlagen

Geachte Voorzitter,

Van 27 tot en met 30 april vond in Murcia, Spanje de informele Landbouwraad plaats. Het onderwerp van bespreking was het Europese plattelandsbeleid. Ik heb u bericht dat het Voorzitterschap een document had opgesteld om de discussie te structureren (zie brief aan uw Kamer met kenmerk: IZ.2002/847). In dat document wordt een overzicht gegeven van de totstandkoming van het Europese plattelandsbeleid, de financiering ervan en de verschuiving van markt- en prijsbeleid in de richting van plattelandsbeleid. De belangrijkste vernieuwing in Agenda 2000 is de Kader-verordening Plattelandsontwikkeling die lidstaten de mogelijkheid biedt programma's te ontwikkelen voor het verlenen van directe steun aan boeren.

datum
24-05-2002

kenmerk
IZ. 2002/991

bijlage

Na de inleiding door de Voorzitter van de Raad, de heer Arias Cañete, over het memoran-dum 'Rural Development and Agriculture', zette de Commissie haar standpunten uiteen.

De heer Fischler ging in op de inhoudelijke en financiële aspecten van het plattelands-beleid. Wat de inhoud van het plattelandsbeleid betreft, ging hij in op de vraag of er voldoende instrumentarium voorhanden is. Dat instrumentarium is namelijk nodig om recht te doen aan de verschillende manieren waarop lidstaten hun plattelandsbeleid vormgeven. Met name gaat het daarbij om de invulling van de plattelandsontwikkelings-plannen (POP's). Hierbij wierp de Commissaris de vraag op of belangrijke thema's als kwaliteit en milieu een meer verplichtend karakter in de respectievelijke POP's van de lidstaten zouden moeten krijgen.

Commissaris Fischler ging eveneens in op de financiële kant van het Europese plattelands-beleid. Hij ging daarbij in op de vraag in welke mate er een verschuiving van de gelden van de 1e pijler (marktordening) van het GLB naar de 2e pijler
(plattelandsontwikkeling) diende plaats te vinden. Hieraan koppelde de Commissaris de vraag of er meer ruimte gecreëerd moest worden om het instrument van co-financiering breder toe te passen.

De heer Byrne vroeg in zijn interventie om aandacht voor de zogeheten consumer concerns. Hij achtte het noodzakelijk om mogelijkheden te creëren binnen het plattelandsontwikkelingsbeleid om aan deze zorgen beter tegemoet te kunnen komen. In de samenleving is, zo stelde hij, een verstoord beeld ontstaan van het GLB. De verschil-lende crises in de landbouw, dumpingpraktijken en overproductie zijn daar debet aan. Er moet gewerkt worden aan herstel van een positief imago van het GLB. Dat is mogelijk als consumenten beseffen dat met het GLB maatschappelijke waarden worden nagestreefd zoals dierenwelzijn en voedselveiligheid. Daarom dient naar de mening van Byrne het beschikbare instrumentarium breder te worden ingezet en dient bezien te worden of tegen deze achtergrond nieuwe instrumenten noodzakelijk zijn.

Verschillende lidstaten maakten van de gelegenheid gebruik om het belang van de midterm review te benadrukken. Deze evaluatie biedt naar hun mening de mogelijkheid om prioriteit te geven aan vraagstukken als voedselveiligheid, verbreding van het platte-landsbeleid en dierenwelzijn.

In de discussie kwamen verschillende aspecten aan de orde. Er bleek brede steun om tijdens de midterm review de 2e pijler van het GLB te versterken.
Verschillende lidstaten pleitten voor een verschuiving van de 1e naar de 2e pijler. Andere lidstaten konden daar alleen mee instemmen indien een sterke 1e pijler zou worden gehandhaafd. Een groot aantal lidstaten is voorstander van verplichte modulatie, mits er voldoende flexibiliteit bij de implementatie is.
Ook degressiviteit blijkt op steeds meer steun te kunnen rekenen. De zuidelijke lidstaten hebben hierbij wel grote aarzelingen. Onder hen meent vooral Italië dat overheveling van middelen van 1e naar 2e pijler ook herverdeling N-Z zou moeten dienen. Over het instru-ment co-financiering liepen de meningen sterk uiteen. De lidstaten die geen voorstander zijn van co-financiering vrezen dat toe-passing van dit instrument zwaar zal drukken op de nationale begroting. Daarentegen bestond er grote consensus over de noodzaak van meer flexibiliteit in de uitvoering van de POP's.
Die flexibiliteit is gewenst omdat lidstaten vaak aanlopen tegen bureaucratische belem-meringen.

In de discussie heb ik het belang van de midterm review benadrukt. Tegelijkertijd ben ik van mening dat de verwachtingen niet te hoog gespannen dienen te zijn. In mijn inbreng in de discussie heb ik nadrukkelijk gepleit voor meer flexibiliteit in de uitvoering van het plattelandsbeleid, omdat de situaties op het platteland in de verschil-lende lidstaten zeer uiteenlopend zijn.

In Nederland spelen bijvoorbeeld vraagstukken als ontvolking van het platteland niet, terwijl dat in delen van het Spaanse platteland een zeer serieus probleem is. Maar omgekeerd vraagt juist de influx van bewoners en bebouwing bijzondere aandacht. Tevreden was ik ook met de interventie van de heer Byrne over het versterken van de aandacht voor consumer concerns en zijn gelijktijdige zorg voor de internationale concurrentiekracht. Ik heb aangegeven de verschuiving van middelen van de 1e pijler naar de 2e pijler van het GLB te kunnen ondersteunen. Het gaat er daarbij eveneens om meer synergie te bereiken tussen de doelstellingen van het markt- en prijsbeleid en het plattelandsbeleid.

Verder dient bij de keuze van instrumenten van plattelandsbeleid meer rekening gehouden te worden met vragen vanuit de maatschappij. In beginsel kan ik het streven naar co-financiering ondersteunen, omdat hiermee ook de nationale verantwoordelijkheid tot uitdrukking komt. Die verantwoordelijkheid komt dan tot uitdrukking in een eigen financiële betrokkenheid en in het stellen van heldere prioriteiten. Co-financiering mag echter in geen geval leiden tot re-nationalisatie van het landbouwbeleid. Bij het toepassen van cross-compliance vind ik het belangrijk dat lidstaten voldoende eigen vrijheid behouden bij de invulling ervan. Afsluitend heb ik ingebracht onder voorwaarden met verplichte modulatie in te kunnen stemmen. Heldere definities op EU-niveau en de mogelijkheid tot een gedifferentieerde aanwending van vrijkomende middelen zijn hierbij noodzakelijk.

De Voorzitter toonde zich tevreden over de gevoerde discussie. De heer Arias Cañete liet zich daarbij echter wel ontvallen dat co-financiering niet mag leiden tot een grotere druk op de nationale begroting. De Voorzitter sloot de vergadering af met de conclusie dat er een goede, constructieve discussie had plaatsgevonden, maar dat meer inhoudelijke discussies nodig zullen zijn voordat overeenstemming over het Europese plattelandsbeleid bereikt kan worden.

De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,

mr. L.J. Brinkhorst


---