VERENIGING VNO-NCW
Lijst Pim Fortuyn zorgt voor evenwichtiger Kamer
Onderzoek VNO-NCW-opinieblad Forum:
De opmars van de Lijst Pim Fortuyn betekent een grotere vertegenwoordiging van het bedrijfsleven in de Tweede Kamer. Het parlement wordt van oudsher gedomineerd door mensen met een beroepsachtergrond bij de overheid of in het onderwijs, maar het succes van de LPF zorgt ervoor dat de Kamer een evenwichtiger afspiegeling van de Nederlandse beroepsbevolking gaat vormen.
Dit concludeert het VNO-NCW-opinieblad Forum op basis van eigen
onderzoek naar de beroepsachtergronden van de nieuwe Tweede Kamer, die
vorige week officieel werd geïnstalleerd. De analyse van Forum, die
donderdag 30 mei wordt gepubliceerd, is een vervolg op eerder
VNO-NCW-onderzoek naar de mate waarin mensen uit het bedrijfsleven
doordringen tot politieke functies.
Van de LPF-Kamerleden werkte 80 procent voorheen in het bedrijfsleven.
De kersverse parlementariërs waren ondernemer, consultant of advocaat.
Daarmee is de LPF de eerste grote fractie in de parlementaire
geschiedenis die zo sterk in de particuliere sector is geworteld. Het
verschil met de PvdA is opvallend groot. Bij deze partij had slechts 9
procent van de Kamerleden een baan in de private sector. Veruit het
grootste deel van de sociaal-democratische fractie (65 procent)
verdiende het geld bij de overheid of bij een instantie die
afhankelijk is van de overheid.
De samenstelling van de beroepsbevolking wijkt overigens nog altijd
sterk af van de samenstelling van de Tweede Kamer. Van de potentieel
verkiesbare Nederlandse bevolking werkt ruim 52 procent in het
bedrijfsleven. Ongeveer 18 procent heeft een baan bij de overheid of
bij een aan de overheid gelieerde organisatie. 3 procent is actief in
de niet-commerciële dienstverlening. Dat zijn non-profit organisaties
zoals vakbonden, werkgeversverenigingen, kerken en ideële
organisaties. 27 procent heeft geen beroep.
In de nieuw verkozen Tweede Kamer heeft 51 procent een achtergrond bij
de (semi)-overheid. Dat was ruim acht jaar geleden nog 55 procent. Het
aandeel van parlementariërs afkomstig uit het bedrijfsleven nam
daarentegen toe van 20 procent in 1993 naar 29 procent nu. In de
huidige Kamer verdiende 15 procent ooit zijn brood in de
niet-commerciële dienstverlening (vakbonden, ideële organisaties en
dergelijke). Dat was in 1993 nog 20 procent. Het aantal
volksvertegenwoordigers dat voorheen geen betaalde baan had, bleef met
5 procent gelijk.
De LPF zorgde voor een toename van het aantal Kamerleden uit het
bedrijfsleven. Zonder de LPF heeft 18 procent van de parlementariërs
ervaring opgedaan in de private sector. Met de LPF is dat dus 29
procent.
Een uitgebreide weergave van de onderzoeksresultaten is te raadplegen
via de website van VNO-NCW: www.vno-ncw.nl
---
---
De afdeling Media & Parlement is tijdens kantooruren te bereiken op
070-3490167 (anders via Roelf van der Kooij 06 512 84 588 of Wytze
Russchen 06 557 61 908)
28 mei 02 15:18