Sociaal-Economische Raad

SER in ontwerpadvies:
MEER SAMENWERKING VOOR DUURZAAMHEID VOEDSELKETENS

30 mei 2002 -

Er moet meer samenwerking komen in voedselketens (van boer tot consument).
Zo kan voorkomen worden dat initiatieven van innovatieve boeren ter verbetering van de voedselkwaliteit, voedselveiligheid en dierenwelzijn in tussenliggende schakels van de voedselketen worden afgeremd. Van belang is ook dat de wensen van de consumenten via de keten bij de boer terechtkomen. Daarnaast moet de landbouw worden gestimuleerd verder te verbreden naar bijvoorbeeld natuur- en landschapsbeheer. De waardering daarvoor moet dan wel worden omgezet in een beloning.

Dat staat in een ontwerpadvies (1) dat de raad op vrijdag 21 juni zal behandelen. Het is voorbereid door een ad hoc-commissie onder voorzitterschap van SER-voorzitter dr. H.H.F. Wijffels. Het is een reactie op twee adviesaanvragen: een van minister Brinkhorst van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) over de beleidsbrief Innovatie: sleutel tot verandering (29 oktober 2001) en een van staatssecretaris Faber van LNV mede namens de minister van VROM over het Tweede Structuurschema Groene Ruimte (8 maart 2002).

De Nederlandse land- en tuinbouw is na een lange periode van sterke productie- en productiviteitsgroei tegen maatschappelijke, economische en ecologische grenzen aangelopen. Daarom moet deze sector een ontwikkeling doormaken naar duurzaamheid. Van de agrarische ondernemers mag worden verwacht dat zij bedrijfseconomisch gezond opereren, kwalitatief hoogwaardige producten leveren en dat zij dit doen op een maatschappelijk verantwoorde wijze.

Daarbij staan volgens de commissie echter twee belangrijke knelpunten in de weg.
Het eerste is dat individuele boeren niet in staat zijn om samenwerking in voedselketens te organiseren. Zij zijn immers sterk afhankelijk van de volgende schakels van verwerking, handel en distributie voor het ontvangen van heldere signalen over voorkeuren van consumenten en voor het kunnen vermarkten van bepaalde kwaliteitskenmerken. Het Ministerie van LNV moet daarom samen met het Ministerie van Economische Zaken vernieuwingsprocessen in de gehele keten bevorderen en faciliteren.
Daarnaast is het van belang dat enerzijds de wensen van de consumenten helder over het voetlicht worden gebracht en anderzijds de consumenten duidelijk wordt gemaakt wat de consequenties zijn van hun keuzes. Dat zou in een maatschappelijke dialoog moeten gebeuren, waarbij de detailhandel en de fabrikanten van consumentenproducten als belangrijke vertolkers van de vraag van de consument een voortrekkersrol past.

Het tweede knelpunt is het ontbreken van een helder en betrouwbaar perspectief voor boeren voor een verdere verbreding van de bedrijfsvoering naar zogenoemde groene diensten, zoals agrarisch natuur- en landschapsbeheer. Als de samenleving bijvoorbeeld koeien in de wei waardeert, dan moet de boer daarvoor ook worden beloond. De waardering voor groene diensten kan ten dele tot gelding worden gebracht door gebruikers van recreatievoorzieningen een bijdrage te laten betalen. Voor andere groene diensten, zoals waterberging, is dat veel moeilijker te realiseren. Dit kan ondervangen worden door een marktgerichte en gebiedsgerichte aanpak waarbij overheden en maatschappelijke organisaties transacties aangaan met boeren voor het in ruil voor vergoedingen leveren van bepaalde, concreet omschreven prestaties.
De toegankelijkheid van de groene ruimte voor recreanten is géén zuiver collectief goed. Maar aangezien het heffen van een toegangsprijs aan individuen een weinig praktische optie is, ligt een collectieve vergoeding door bijvoorbeeld recreatie-ondernemers en lokale overheden voor openstelling voor recreatief medegebruik van landbouwgronden voor de hand.

1. Het gaat om een ontwerpadvies. De opvattingen die hier worden weergegeven, zijn van de commissie van voorbereiding.