Universiteit van Amsterdam



Milieu- en gezondheidsrisico's van smeermiddelen in kaart gebracht

Uit recent onderzoek aan de Universiteit van Amsterdam blijkt dat van het merendeel van smeermiddelen de gegevens over milieu- en gezondheidsrisico's ontbreken. De afdeling Chemical Risks van het IVAM, Research and Consultancy on Sustainability, coördineert een EU-kennisoverdrachtproject om het gebruik van biologisch afbreekbare en niet-giftige smeermiddelen te stimuleren. Binnen dit project is het nodig om smeermiddelen goed te karakteriseren. Door gebruik te maken van openbaar beschikbare gegevens en schattingsmethoden kunnen toch een groot aantal risico's in kaart worden gebracht.

In juli 2003 wordt de nieuwe EU-preparatenrichtlijn van kracht. Deze richtlijn stelt strengere eisen aan Veiligheidsinformatiebladen voor smeermiddelen en andere industriële preparaten ten aanzien van het opnemen van informatie over milieu- en gezondheidsrisico's. Ook de etikettering van stoffenmengsels zal aan hogere eisen moeten voldoen. Het zal een probleem worden voor leveranciers om tijdig voor alle preparaten op de markt adequate informatie te verzamelen en producten van etiketten te voorzien.

De informatie gebruikt in het onderzoek, is verkregen uit wetenschappelijke literatuur, gangbare schattingsmethoden en Veiligheidsinformatiebladen van diverse bedrijven. Uit het onderzoek blijkt dat van de meest gangbare toevoegingen in smeermiddelen ongeveer 50% van de gegevens over gezondheidsrisico's en 75% van de gegevens over milieurisico's ontbreken. Dit komt doordat de meeste van deze stoffen al voor 1981 op de markt waren en het voor deze stoffen nog niet verplicht is om de ontbrekende gegevens op een Veiligheidsinformatieblad aan te vullen.

Uit het onderzoek komen ook grote verschillen naar voren tussen Veiligheidsinformatiebladen van dezelfde stoffen die door verschillende producenten op de markt worden gebracht. De afwijkingen zijn zelfs nog groter voor gegevens over milieurisico's. Vaak geven Veiligheidsinformatiebladen geen informatie over de directe schade aan waterorganismen en wordt de indeling van stoffen dus gebaseerd op onvoldoende gegevens. Volgens de onderzoekers moeten veel toevoegingen worden aangemerkt als schadelijk voor waterorganismen.

Recent identificeerde het RIZA (Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling) ongeveer 150 stoffen die veel voorkomen in Nederlands oppervlaktewater. Op basis van een EU-methode zouden ook tegen een deel van deze stoffen maatregelen genomen kunnen worden; voor een ander deel kan dit niet bepaald worden door het ontbreken van gegevens. Verschillende van deze stoffen worden toegevoegd aan smeermiddelen en zouden in verband kunnen worden gebracht met de sterfte van waterorganismen in of nabij oppervlaktewater.

Het onderzoekrapport Health and environmental hazards of commonly used additives in lubricants (H.B. Krop, 2002) is te bestellen via e-mail: chemiewinkel@science.uva.nl.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Hildo Krop, telefoon: 020-525 6569/5607 of www.llincwa.org raadplegen.