Ministerie van Buitenlandse Zaken


---

Aan de Voorzitter van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie Azië en Oceanië Afdeling Zuid-Azië Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 7 juni 2002 Auteur Louise Huijbens

Kenmerk DAO-529-02 Telefoon 070 - 348 52 60

Blad /5 Fax 070 - 348 53 23

Bijlage(n) EU-verklaring E-mail Louise.huijbens@minbuza.nl
Betreft Relatie India-Pakistan
C.c.
Zeer geachte Voorzitter,

In de brief van de Griffier Uwer Commissie van 30 mei jl. vraagt u mij de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken te informeren over de actuele spanningen in de relatie tussen India en Pakistan en de acties die de Nederlandse regering - al dan niet in EU-verband - onderneemt om te trachten een nucleaire oorlog te voorkomen.

Ter inleiding zal ik eerst kort ingaan op de geschiedenis van het conflict. Vervolgens informeer ik u over de actuele situatie, de Nederlandse inzet in bilateraal en in EU-verband en tot slot over enkele internationale diplomatieke inspanningen van dit moment.

Geschiedenis

---

In 1947 koos de Maharadja van het overwegend islamitische Kashmir voor aansluiting bij India, waarna Kashmir, tot op heden, de belangrijkste twistappel tussen Pakistan en India vormt (drie oorlogen werden reeds gevoerd). Pakistan heeft door de jaren heen gepoogd Kashmir op de internationale agenda te krijgen en pleit voor bemiddeling door een derde partij. India verzet zich mordicus tegen iedere vorm van internationale betrokkenheid. Sinds 1972, na het sluiten van de zgn. Simla-overeenkomst tussen beide landen, waarbij werd bepaald dat de kwestie Kashmir in bilateraal overleg tot een oplossing diende te worden gebracht, is Kashmir ook door de internationale gemeenschap de facto als een bilaterale aangelegenheid behandeld.

Vanaf 1989 is de onrust in het Indiase deel van Kashmir (ook Pakistan en China beheren een deel van Kashmir) toegenomen als gevolg van de inzet van terroristische middelen door groeperingen die ofwel aansluiting bij Pakistan ofwel onafhankelijkheid nastreven. De Indiase regering beantwoordde de toename van geweld met direct bestuur van uit New Delhi en met stationering van grote hoeveelheden (semi-)militaire eenheden in Kashmir. Sedert 1996 is een deelstaatregering actief. Voor september/oktober 2002 zijn deelstaatverkiezingen voorzien. Men is er niet in geslaagd het geweld onder controle te krijgen. Veel schendingen van mensenrechten hebben zich voorgedaan en doen zich nog steeds voor.

Beide landen beschikken sinds 1998 daadwerkelijk over een militaire, nucleaire capaciteit (India nam in 1974 reeds een proef met een "peaceful nuclear explosive device"). India ziet het kernwapen vooral in het kader van de strategische verhouding tot China en als symbool van de status als regionale grootmacht. Voor Pakistan is het kernwapen vooral een laatste redmiddel tegen de achtergrond van de conventionele superioriteit van India. Geen van beide landen is partij bij het Non-Proliferatieverdrag en op hen rust derhalve geen verdragsverplichting om geen kernwapens te verwerven. Wel zijn NPV-partijen gehouden geen nucleaire goederen, technologieën en kennis aan India en Pakistan over te dragen.

De ondergrondse kernproeven die India in mei 1998 nam en de nog in dezelfde maand uitgevoerde, Pakistaanse kernproeven, onderstreepten de gevaren van het conflict voor de regio. De internationale gemeenschap nam een aantal maatregelen die leidden tot enige toezeggingen van beide landen die de veiligheidssituatie moesten verbeteren. In februari 1999 ontmoetten de premiers van de beide landen elkaar in de Pakistaanse stad Lahore, bij welke gelegenheid de Verklaring van Lahore werd getekend. Deze voorzag in vertrouwenwekkende maatregelen, waaronder beter toezicht op kernwapens aan beide kanten. Aan de positieve verwachtingen van dit zgn. Lahore proces kwam echter abrupt een einde toen in mei 1999 gevechten uitbraken tussen door Pakistan gesteunde moslim-militanten en het Indiase leger bij Kargil nabij de Line of Control (afgebakend in 1972). Het conflict dreigde opnieuw te escaleren tot een grootschalige militaire confrontatie tussen beide landen. Na de Kargil-affaire en de militaire staatsgreep in Pakistan weigerde India lange tijd besprekingen met Pakistan te voeren. Een poging van de Indiase Premier, Vajpayee, om het dialoogproces te hervatten via een ontmoeting met de Pakistaanse President Musharraf in Agra in juli 2001, mislukte.

De actuele spanningen

---

De terroristische aanslag op 13 december 2001 op het parlementsgebouw in New Delhi heeft geleid tot verdere verharding van het Indiase beleid ten opzichte van Pakistan en consolidatie van New Delhi's conditionele beleid ten aanzien van hervatting van de dialoog met Pakistan. De Indiase regering stelt door Pakistan gesteunde militante terreurgroeperingen verantwoordelijk voor de aanslagen.

Op 12 januari jl. committeerde de Pakistaanse President Musharraf zich in een speech tot het Pakistaanse volk aan het nemen van een aantal maatregelen tegen het terrorisme. De Indiase reactie was gematigd positief, waarbij India twee eisen stelde aan Pakistan, namelijk:.


- stoppen van grensoverschrijdend terrorisme in de Indiase deelstaat Jammu & Kashmir vanuit Pakistan;


- uitlevering aan India van personen die op de aan Pakistan overhandigde 'lijst van 20' staan, in Pakistan verblijven en in India worden gezocht vanwege deelname aan terroristische acties.

De Indiase regering is thans de mening toegedaan dat President Musharraf zijn beloften niet heeft waargemaakt en niet aan de twee Indiase eisen tegemoet is gekomen.

Op 14 jl. vond in het Indiase deel van Kashmir een zelfmoordaanslag plaats op resp. een bus en een militair kamp, waarbij in totaal zeker 33 mensen om het leven kwamen. In de week daarop liep de spanning, als gevolg van artilleriebeschietingen tussen beide landen en door nieuwe aanvallen op Indiase veiligheidstroepen nog verder op.

Op 27 mei jl. hield President Musharraf van Pakistan opnieuw een speech. Musharraf herhaalde dat hij geen terrorisme vanaf Pakistaans grondgebied toestond en weersprak de Indiase beschuldiging dat terroristische groepen vanaf Pakistaans grondgebied in Kashmir opereren. Wel liet hij weten de inheemse bevrijdingsstrijd die in het Indiase deel van Kashmir woedt, politiek en diplomatiek te steunen.

In een officiële reactie noemde de Indiase Minister van Buitenlandse Zaken, Jaswant Singh, deze speech 'teleurstellend', omdat de Pakistaanse President slechts eerdere beloftes had herhaald 'die tot op heden niet zijn waargemaakt', alsmede 'gevaarlijk', omdat de spanning door de toespraak niet was afgenomen, maar juist toegenomen. Singh benadrukte dat de huidige oorlog tegen terrorisme niet voorbij zou zijn voordat 'de basiskampen zullen worden gesloten' en kondigde aan dat 'India zal antwoorden' (in de zin van militaire actie). Gevraagd naar de nucleaire optie, herhaalde Singh tegenover de pers dat India nooit over het gebruik van kernwapens heeft gespeculeerd en dat ook niet zal doen: 'Het Indiase beleid is duidelijk: 'no first use en dat blijft ons beleid'. President Musharraf uitte zich een gelijke bewoordingen.

Sinds december 2001 bevinden zich ca. 1 miljoen militairen aan weerszijden van de grens. De angst is groot dat de situatie door een incident of een geplande actie escaleert tot een openlijke oorlog met de mogelijkheid van het gebruik van kernwapens. Zowel India als Pakistan voerden in de eerste helft van 2002 de spanning in de regio op door ballistische raketproeven te houden. Wel hebben beide regeringen aangegeven dat zij het conflict niet willen laten escaleren tot een kernoorlog.

Nederlandse inzet

---
Teneinde de Nederlandse bezorgdheid over een dreigende escalatie van het conflict over te brengen werden op 23 en 24 mei jl. resp. de Ambassadeur van Pakistan, Kazi, en de Ambassadeur van India, Cowsik, ontboden op het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Pakistan is opgeroepen zichtbaar invulling te geven aan Musharrafs belofte terroristische organisaties stevig aan te pakken. India is opgeroepen uiterste terughoudendheid te betrachten.

Het Pakistaanse antwoord ging vooral in op het ontbreken van ieder bewijs van directe Pakistaanse betrokkenheid bij de incidenten in Kashmir. De beschuldigingen van Indiase kant waren derhalve niet gefundeerd. Voorts wees Ambassadeur Kazi op de gewelddadigheden van de Indiase veiligheidstroepen in Kashmir.

De Indiase ambassadeur zei dat het geduld van India na jaren van terughoudendheid aan het opraken was. Mw. Cowsik gaf aan dat er nog hoop was om het conflict vreedzaam op te lossen, maar de opties daartoe namen snel af. President Musharraf had nog niets laten zien na zijn indrukwekkende toespraak op 12 januari jl. De situatie was zelfs verder verslechterd. Mw. Coswik pleitte ervoor dat het Westen de druk op Pakistan verder zou opvoeren en van Pakistan zou eisen het 'cross-border' terrorisme te bestrijden. Beide ambassadeurs werd gewezen op de grote verantwoordelijkheid in verband met de nucleaire dimensie van het conflict.

In EU-overleg heeft Nederland het voorstel ondersteund dat Eurocommissaris Patten en Hoge Vertegenwoordiger Solana de regio zouden bezoeken. EC Patten heeft op 23 en 24 mei jl. eerst Pakistan en vervolgens India bezocht. HV Solana zal naar verwachting op 18 juni a.s. beide landen bezoeken.

In Pakistan heeft EC Patten President Musharraf voorgehouden dat het onaanvaardbaar is om terrorisme te hanteren als een 'diplomatiek' instrument en dat het de hoogste tijd is dat van Pakistaanse zijde de daad bij het woord werd gevoegd en steun aan alle LoC overschrijdend terrorisme werd stopgezet. Volgens Musharraf vonden geen infiltraties meer plaats en kon hij voorlopig niet meer doen zonder gevaar voor politieke destabilisatie in eigen land.

In India heeft EC Patten verslag gedaan van zijn gesprekken in Pakistan en heeft hij gemaand tot terughoudendheid.

In een EU-verklaring van 21 mei jl. werden India en Pakistan opgeroepen de huidige relatie te verbeteren en de spiraal van confrontaties met onvoorziene consequenties te doorbreken. De EU bood aan bij te dragen aan vermindering van de spanning. Deze verklaring is bijgevoegd.

Om in meer algemene zin de nucleaire proliferatie in de regio in te dammen heeft de Nederlandse regering - bilateraal en in EU-kader - in diverse contacten met de Indiase en Pakistaanse regering het belang van terughoudendheid op nucleair gebied over. Ook is herhaaldelijk bij beide landen aangedrongen op ondertekening en ratificatie van het Alomvattend Kernstopverdrag (CTBT), participatie bij de inter-nationale gedragscode tegen raketproliferatie (ICOC) en deelname aan onderhandelingen over een verdrag voor de stopzetting van de productie van splijtstoffen voor kernwapens (FMCT).

Rusland is door Nederland diverse malen gevraagd de nucleaire samenwerking met India stopte zetten.

Overige internationale inspanningen

---
Op 28 mei jl. hebben de leiders van de 19 NAVO-landen en de Russische President Poetin - en marge van de eerste NAVO-Rusland Raad in Rome - India en Pakistan opgeroepen tot een dialoog over Kashmir. President Poetin voerde op 4 juni jl. in Almaty/Kazachstan gesprekken met Premier Vajpayee en President Musharraf van Pakistan tijdens een Aziatische topconferentie over veiligheid in de regio. Deze gesprekken hebben evenwel niet tot een doorbraak geleid.

De Britse Minister van Buitenlandse Zaken, Straw, bezocht op 28 en 29 mei jl. resp. Pakistan en India. Zijn bezoek is grotendeels gericht geweest op het beëindigen van grensoverschrijdend terrorisme en daarop volgende de-escalatie.

Deze week bezoeken de Amerikaanse onderminister van Buitenlandse Zaken, Armitage, en Defensieminister Rumsfeld beide landen.

Ook China en Japan hebben beide landen opgeroepen tot een diplomatieke oplossing.

De Nederlandse regering volgt de ontwikkelingen op de voet, mede met het oog op maatregelen ten behoeve van Nederlandse onderdanen die in beide landen verblijven, alsmede de Nederlandse diplomatieke en consulaire staf aldaar.

De Minister van Buitenlandse Zaken

Declaration by the Presidency on behalf of the European Union on latest tensions between India and Pakistan, published on 21 May in Madrid and on 22 May in Brussels.

The Presidency, on behalf of the EU, expresses its deep concern over the deterioration of Indo-Pakistani relations during the past days. Recent terrorist attacks in Jammu-Kashmir and the military incidents that have taken place over the last 48 hours at the border, could pose a serious threat, not only for the Indian and Pakistani people, but also for stability in the whole region.

The EU hopes that steps will be taken promptly to improve the current situation, and urges both parties to make the necessary efforts to avoid a spiral of confrontation of unpredictable consequences. In this sense, the EU wishes to stress that the common enemy of us all is terrorism, wherever and against whomever it is directed.

The Union urges the Governments of New Delhi and Islamabad to take all measures to decrease tension, as a first and necessary step towards the resumption of productive dialogue between the two countries.


Kenmerk DAO-529-02

Blad /1

===