Ministerie van Buitenlandse Zaken


---

Aan de Voorzitter van de Directie Azië en Oceanië

Tweede Kamer der Staten-Generaal Afdeling Zuidoost-Azië en Oceanië

Binnenhof 4 Bezuidenhoutseweg 67

Den Haag Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum 7 juni 2002 Behandeld mr J. Roodenburg

KenmerkDAO-0486-02 Telefoon (070) 348 5655

Blad 1/1 Fax (070) 348 5323


Bijlage(n) 1 E-mail jeroen.roodenburg@minbuza.nl

Betreft Beantwoording vragen van het lid Hoekema
over Sander Thoenes

Zeer geachte Voorzitter,

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld

door het lid Hoekema over Sander Thoenes. Deze vragen werden ingezonden op 22 mei 2002 met kenmerk 2010210440.

De Minister van Buitenlandse Zaken

Antwoord van de heer Van Aartsen, Minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van het lid Hoekema.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van berichten als zou de Indonesische justitie overwegen de zaak "Sander Thoenes" wegens gebrek aan bewijs te sluiten?

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Bent u op de hoogte van uitspraken terzake van de Indonesische kolonel Moesanip, die zich zou baseren op gesprekken met de aanklager in het proces tegen de verdachte Indonesische militair?

Antwoord

Ja.

Vraag 3

Heeft u over deze berichten contact opgenomen met de Indonesische autoriteiten? Zo neen, bent u dit van plan? Zo ja, wat was daarvan het resultaat?

Antwoord

Deze berichten baseren zich op verklaringen van een woordvoerder bij het kantoor van de Indonesische procureur-generaal respectievelijk een militair. Al vóór deze berichten moest ik, zeer tot mijn teleurstelling, constateren dat er in de zaak Sander Thoenes onvoldoende voortgang wordt geboekt. Ik kan u dan ook verzekeren dat de Nederlandse druk op de Indonesische autoriteiten om het onderzoek af te ronden en voor de rechter te brengen de afgelopen maanden onverminderd is voortgezet. Mede naar aanleiding van genoemde berichten heb ik in een brief aan mijn Indonesische collega opnieuw duidelijk gemaakt hoezeer de Nederlandse regering hecht aan een volwaardige berechting van de daders van de moord op Sander Thoenes. Daarbij heb ik gerefereerd aan de overtuiging van KPP HAM, de Indonesische mensenrechtencommissie die indertijd onderzoek deed naar de mensenrechtenschendingen op Oost-Timor, UNTAET en de Nederlandse hoofdinspecteur, dat dit één van de best gedocumenteerde zaken is. Ook de Nederlandse ambassadeur heeft in een brief aan de Indonesische procureur-generaal nogmaals aangedrongen op spoedige behandeling van deze zaak.

Tijdens mijn op 11 juni a.s. voorziene bilaterale gesprek met minister Hassan Wirajuda zal de zaak Sander Thoenes prominent op de agenda staan.

Vraag 4

Hoe beoordeelt u de suggestie van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) om deze kwestie ook via de Verenigde Naties aan te kaarten?

Antwoord

Nederland vraagt bij voortduring aandacht voor de kwestie Thoenes in multilaterale for a, zoals de VN en de EU. De EU heeft in diverse verklaringen benadrukt dat dit een testcase is voor de geloofwaardigheid van de Indonesische regering op het gebied van rechtshandhaving, voor het laatst tijdens de 58e zitting van de VN Mensenrechtencommissie in Genève. Tijdens die VN-zitting is in de voorzittersverklaring over Oost-Timor expliciet aandacht besteed aan deze zaak. En in zijn laatste rapport voor de Veiligheidsraad refereert de speciale vertegenwoordiger van de SGVN in Oost-Timor nadrukkelijk aan de zaak Thoenes en spreekt hij de hoop uit dat er een geloofwaardige vervolging zal plaatsvinden.

Vraag 5

Ben u bereid en in staat te bevestigen dat u alles op alles zult zetten om Indonesië te bewegen onderzoek naar en berechting van de schuldigen van deze moord te laten plaatsvinden?

Antwoord

Ik blijf mij onverminderd inzetten voor berechting van de daders van de moord op Sander Thoenes.

Teletekst, 17 mei jl.

===