LEI

persbericht / nr. 1691

10-juni-2002

Stimulering geïntegreerde teelt moet aansluiten bij ondernemerstype

De overheid wil het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw terugdringen door het stimuleren van geïntegreerde teeltmethoden. Bij de verspreiding van kennis over geïntegreerde gewasbescherming zal ze rekening moeten houden met verschillen tussen ondernemers. De ene ondernemer probeert problemen met ziekten, onkruiden en plagen vooral technologisch op te lossen, de ander richt zich meer op het hele teeltsysteem met een accent op preventie en niet-chemische bestrijding. Actieve ondernemers staan eerder open voor een geïntegreerde benadering. Passieve ondernemers gebruiken vaak meer chemische middelen. Daar tussenin zitten de behoedzame ondernemers. Deze proberen met een relatief laag middelenverbruik zo weinig mogelijk risico te lopen. Dit beeld varieert enigszins per sector. Elk type ondernemer heeft zo zijn eigen informatiekanalen. Het is verstandig daarvan gebruik te maken om de kennis over methoden van gewasbescherming zo goed mogelijk te verspreiden. Dat blijkt uit onderzoek dat het LEI samen met het Praktijkonderzoek Plant en Omgeving (PPO) heeft uitgevoerd in opdracht van het ministerie van LNV.

Het onderzoek strekt zich uit over 140 bedrijven in de sectoren akkerbouw, bloembollen, rozen en champignons. Over de hele breedte worden drie typen ondernemers onderscheiden: actieve, behoedzame en passieve. Actieve ondernemers maken gebruik van de nieuwste kennis en ze zoeken daarin zelf hun weg. Behoedzame ondernemers richten zich meer op beproefde kennis, die ze via studieclubs uitwisselen. Passieve ondernemers varen op vertrouwde kennis. Zij halen hun gewasbeschermingskennis vooral weg bij de leveranciers van de middelen.

Momenteel wordt kennis over geïntegreerde gewasbescherming vaak verspreid via demonstratieprojecten. Daarmee worden vooral actieve ondernemers bereikt en in veel mindere mate behoedzame en passieve ondernemers. Beide laatste groepen nemen ook niet zonder meer de kennis van de actieven over. Het verdient volgens de onderzoekers aanbeveling om voor elk van de drie categorieën van ondernemers gebruik te maken van bestaande informatiekanalen. Actieve ondernemers worden goed bereikt via de stimuleringsprojecten in het huidige kennissysteem. Behoedzame ondernemers kunnen worden gestimuleerd om in hun studieclubs ook het opstellen van gewasbeschermingsplannen op de agenda te zetten. Passieve ondernemers zijn gevoelig voor afzetzekerheid. Zij kunnen worden beïnvloed door afnemerseisen, die in samenspel met de middelenleveranciers worden vertaald in gewasbeschermingsplannen.

De rol van het ondernemerschap bij de toepassing van geïntegreerde gewasbescherming komt ook aan de orde in een onderzoek van het LEI onder 40 telers van consumptieaardappels. Zelfs binnen zo'n nauw omschreven groep ondernemers bestaan grote verschillen in aanpak en middelengebruik. Dat hangt niet alleen samen met de persoon, maar ook met de bedrijfssituatie. Grotere bedrijven en bedrijven met een grote schuldenlast kiezen eerder voor een technologische aanpak, ook wel chemische verfijning genoemd. Daarbij probeert men de gewasbescherming in principe met chemische middelen rond te zetten maar de hoeveelheid verspoten middel te minimaliseren. De technologische aanpak is minder arbeidsintensief en wordt wellicht in de situatie van een groot bedrijf met veel schulden als minder riskant ervaren. Een effectief stimuleringsbeleid voor geïntegreerde gewasbescherming zal ook aandacht moeten hebben voor dit soort verschillen in bedrijfsstructuur.

Ondernemerstypen en kennisverspreiding rond geïntegreerde teelt . Rapport 7.02.06.
Invloed van teeltomstandigheden en risicobeleving op gewasbescherming van consumptieaardappelen. Rapport 6.02.02