Nederlandse Akkerbouw Vakbond

VERBETERD MESTBELEID VAN DE VAKBONDEN, NAV, NMV EN NVV, BIEDT HOGER MILIEURENDEMENT TEGEN LAGERE KOSTEN



---

Verbeterd mestbeleid van de vakbonden, NMV, NVV en NAV, biedt hoger milieurendement tegen lagere kosten

Nederlandse Melkveehouders Vakbond
Nederlandse Vakbond Varkenshouders
Nederlandse Akkerbouw Vakbond

Persbericht

De vakbonden zijn als gevolg van de discussies tijdens de laatste mestevaluatiebijeenkomsten hiertoe overgegaan. Ze waren het er unaniem over eens dat het huidige mestbeleid te complex is en te duur, rekenkundig onjuistheden bevat en geen relevante verbetering ten opzichte van milieu biedt.

Basisuitgangspunten verbeterd mestbeleid van de NMV, NVV en NAV

Minas en loze mestafzetovereenkomsten kunnen verdwijnen omdat deze geen enkele bijdrage leveren aan een beter milieu en de agrarische sector onnodig met een buitensporige administratieve lastendruk opzadelt en op hoge kosten jaagt. Er kan enorm worden bespaard op weeg-, analyse- en accountantskosten. Het uitgangspunt is het voldoen aan de EU-regelgeving: het aantonen dat het nitraatgehalte van het grondwater niet boven de 50 mg/liter komt en 50% reductie van de emissie naar het oppervlaktewater.

Uit voorschrijdend inzicht blijkt dat andere stikstofbronnen in de maatschappij, die ook bijdragen aan de eutrofiëring, goed in beeld moeten worden gebracht, alvorens de landbouw (nutteloze) beperkingen op te leggen.

Tevens blijkt dat de huidige excretienormen niet in overeenstemming zijn met de praktijk (KWIN-waardes), de monitoring nog niet van de grond komt en dat er nog steeds geen protocol vanuit de EU komt over hoe, waar en op welke diepte er in het grondwater gemeten moeten worden in het kader van de Nitraatrichtlijn. Dit dient in alle lidstaten gelijk te zijn. Daarnaast moet men zich realiseren dat stikstof in zoveel vormen, zowel positief als negatief geladen, voor- en/of vrijkomt, dat er aan de huidige berekende milieudoelstellingen (Minasnormen) niet of nauwelijks enige realiteitswaarde kan worden toegekend.

De EU stelt grenzen aan de hoeveelheid toe te dienen organische mest. Er is echter geen enkel wetenschappelijk bewijs dat bij een hogere bemesting, en de daarmee gepaard gaande grotere gewasafvoer, het nitraatgehalte in het grondwater zal stijgen. Om evenwichtige bemesting na te streven zal op gewasbehoefte en/of het in stand houden van de bodemvruchtbaarheid bemest moeten worden. Dit is meetbaar aan de fosfaattoestand en het organische stofgehalte van de grond. Deze zijn een stabiele factor waaraan een veebezetting is te koppelen. Op 85% van de landbouwgrond wordt al regulier grondonderzoek toegepast waarop de bemestingsadviezen zijn afgestemd. De veebezetting kan dus zodanig zijn dat de mestproductie de behoefte / het bemestingsadvies dekt.

Het is absurd om mest te moeten afvoeren en/of kosten te moeten maken en dat er dan weer kunstmest moet worden aangevoerd om de bodemvruchtbaarheid op peil te houden. Overigens zal bij meer kunstmestgebruik het organische stofgehalte dalen, wat de grond uitspoelingsgevoeliger maakt. Een (structurele) overbemesting met organische mest vertaalt zich altijd in een stijgende fosfaattoestand, dit is controleerbaar. Gronden met een P-getal boven 75 (streefniveau van Agro-milieukeur), moeten sterk worden beperkt in het toedienen van organische fosfaatbemesting. Bij de huidige regelgeving is dit helaas niet zo.

De mestafzet op intensieve bedrijven kan via effectieve forfaitaire mestafzetovereenkomsten verlopen. Hiervoor moeten er een (beperkt) aantal classificaties van de mest worden gemaakt, afhankelijk van diersoort, type en mogelijk de voersamenstelling. Dit houdt in dat van tevoren de stikstof- en fosfaatgehaltes worden vastgesteld, alsmede de verhouding daartussen. Deze gehaltes dienen gebaseerd te zijn op praktijkgegevens en/of onderzoek. De intensieve bedrijven moeten dan via een eenvoudig aangiftesysteem aantonen in welke classificatie hun mest valt. Deze kan dan eenvoudig forfaitair per kuub/ton worden afgezet. Deze classificatie dient tevens als basis voor de veebezetting.

De akker- en tuinbouw kiest afhankelijk van de gewasbehoefte en bodemtoestand dus die mestsoorten/classificatie die het beste passen. De mestclassificatie geeft ook zekerheid over de werkelijke fosfaat- en stikstofgehaltes. Men kan in overleg ter controle altijd analyseren, dit hoeft niet verplicht te zijn. De mest dient op die tijdstippen en op zodanige wijze te worden aangewend, dat er zo weinig mogelijk nadelige effecten (uitspoeling van stikstof) voor het milieu ontstaan. Dit is conform de wet op Gebruik Dierlijke Meststoffen.

Kunstmestgebruik: in de akker- en tuinbouw vindt deze zijn begrenzing in de kwaliteit en opbrengst van de gewassen. Een te zware stikstofbemesting leidt naast economisch verlies tot een lager suikergehalte in bieten, legering in graan, weinig knolzetting in pootaardappelen, problemen met onderwatergewicht in consumptieaardappelen, etc.

In de melkveehouderij (grasland) vertaalt een te zware stisktofbemesting zich wel in een meeropbrengst, maar deze wordt dan relatief erg duur. Ook het ruw-eiwitgehalte van het voer zal er door stijgen. Het ureumgehalte van de melk die elke levering wordt bepaald geeft dit aan. Een overmaat aan eiwit in het voer is nadelig voor de gezondheid van het vee. Hoefbevangenheid en spijsverteringsstoornissen zijn het gevolg. Kortom: overbemesting straft zichzelf bedrijfstechnisch genadeloos af, dat maakt in die zin kunstmestregulering overbodig.

Eventueel kan er een eenvoudig stikstofaanvoerregistratie-systeem ingesteld worden. Dit Stikstof Aangifte Systeem (SAS) bepaalt de maximale kunstmestgift, afhankelijk van de veebezetting. Monitoring van gebiedseigen water kan aantonen of landbouwactiviteit invloed heeft op het nitraatgehalte. Mede op grond van die resultaten kan bepaald worden of door middel van een dergelijk registratiesysteem de beoogde milieudoelen worden nagestreefd en het systeem gehandhaafd of aangepast kan worden.

Voor de technische invulling is contact gelegd met Praktijkonderzoek Veehouderij/Akkerbouw te Lelystad. Dit om te werken met waarden die op praktijkonderzoek gebaseerd zijn.

Namens de vakbonden,

NMV H. Zonderland tel. 0527 271331 of 06 10844597 NAV T. Tijdens tel. 0597 521452 of 06 51236878 NVV W. van Gemert tel. 0411 642395 of 06 22489911

11 juni 2002