D66


Boris Dittrich

12-06-2002 - De vraag of de moord op Pim Fortuyn voorkomen had kunnen worden is een terechte. Los van de vraag of Fortuyn om beveiliging had verzocht, heeft de minister van Binnenlandse Zaken ook een eigen verantwoordelijkheid, meent D66 woordvoerder Boris Dittrich.

6 mei 2002 zal een dag zijn die altijd in ons geheugen zal blijven gebrand.
De moordaanslag op Pim Fortuyn is een vreselijke tragedie.

De vraag of de moord niet voorkomen had kunnen worden is een terechte. Wat D66 opvalt is dat Pim Fortuyn in Rotterdam op straat is aangevallen, dat hij tijdens een persconferentie in Nieuwspoort met taarten is bekogeld en dat hij vaak werd bedreigd. Hij was een man die op voor- en tegenstanders als een magneet werkte. Heeft de minister van Binnenlandse Zaken voldoende gedaan om adequate bescherming te bieden? Wilde Fortuyn zelf wel beveiligd worden? De berichten daarover vind ik verwarrend. Maar los daarvan heeft de minister van Binnenlandse zaken ook een eigen verantwoordelijkheid. Ook al zou Fortuyn niet beschermd hebben willen worden, dan nog kan de minister daarvoor zorgen.

Waarom is dat niet gebeurd? Waarom is na de incidenten met de taarten niet alarmfase 1 in werking gesteld? Wat kunnen de ministers daarover in dit overleg zeggen? Ik hoop niet dat zij zich in dit overleg gemuilkorfd voelen. Het is goed dat er een onafhankelijke commissie is ingeschakeld die de kwestie onderzoekt. Is bekend wanneer die commissie met het eindoordeel komt? Is er een knip in de werkzaamheden te maken en kunnen zij op onderdelen ( bijvoorbeeld de bescherming tijdens spreekbeurten en optredens buiten Rotterdam) al met een afgeronde bevindingen komen? Of met een tussenrapportage? Voor D66 is het belangrijk om als het maar enigszins kan en zinvol is met deze ministers over de gang van zaken te praten.

Het dilemma is dat wij de commissie van den Haak niet willen overhaasten. Iedereen in Nederland heeft er belang bij dat de zaak tot op de bodem wordt uitgezocht. Het zou minder fraai zijn wanneer we de bevindingen van de commissie met nieuwe ministers moeten bespreken. Het zijn deze ministers die politiek verantwoordelijk zijn voor de gang van zaken rond de beveiliging. Een debat met hun opvolgers heeft toch meer het karakter van een van-horen-zeggen-debat.