European Commission
CJE/02/51 13 juni 2002
Arrest van het Hof van justitie in de zaak C-382/99
Koninkrijk der Nederlanden/Commissie
Het Hof van justitie verwerpt het beroep van Nederland strekkende tot
gedeeltelijke nietigverklaring van de beschikking van de Commissie
inzake Staatssteun aan 633 Nederlandse tankstations in de nabijheid
van de grens tussen Nederland en Duitsland
Het Nederlandse mechanisme van betaling van steun per tankstation
brengt het risico van cumulatie van steun met zich mee en verleent
indirect een voordeel aan de oliemaatschappijen doordat toepassing van
de clausules inzake prijsbeheer zinloos wordt gemaakt.
Naar aanleiding van een verhoging van de accijnzen op benzine, diesel
en LPG heeft de Nederlandse wetgever, die zich bewust was van de
nadelige gevolgen voor de houders van dichtbij de grens met Duitsland
gelegen tankstations vanwege de meer concurrerende tarieven in
Duitsland, voorzien in de mogelijkheid om tijdelijk een voorziening te
treffen teneinde het verschil tussen de tarieven in deze beide landen
te verminderen.
Zo heeft het Koninkrijk der Nederlanden op 21 juli 1997 de Tijdelijke
regeling subsidie tankstations grensstreek Duitsland vastgesteld
waarin een subsidieplafond over een periode van drie jaar is bepaald.
De aanvankelijke regeling hield geen rekening met het aantal
tankstations dat de steunverkrijger in eigendom had, hetgeen tot
aanzienlijke ongelijkheden leidde. De eigenaar van één enkel
tankstation ontving immers evenveel als de eigenaar van meerdere
tankstations. Derhalve was een wijziging voorgenomen om subsidie per
tankstation te verlenen.
Door de lidstaten aan ondernemingen verleende steun is onverenigbaar
met het EG-Verdrag; onder bepaalde voorwaarden zijn echter
uitzonderingen toegelaten en de Commissie beoordeelt de criteria van
verenigbaarheid. Zij staat op het standpunt dat steun van geringe
omvang geen ongunstige invloed heeft op het handelsverkeer tussen de
lidstaten. Deze zogenoemde "de- minimissteun" moet aan drie
voorwaarden voldoen:
* het maximale bedrag, de drempel, mag 100 000 euro niet
overschrijden
* en dit over een periode van 3 jaar vanaf de eerste betaling
* de steun moet voldoen aan de voorwaarde van non-cumulatie.
Ondanks de vrijstelling van de verplichting van aanmelding bij de
Commissie die voor deze de- minimissteun geldt, wenste de Nederlandse
regering teneinde zich te vergewissen van de toelaatbaarheid, de
Commissie in kennis te stellen van haar ontwerp tot wijziging.
Laatstgenoemde heeft de Nederlandse autoriteiten verzocht haar
informatie te verschaffen over onder meer de eigendomsstructuur van de
633 betrokken tankstations om te beoordelen of de steun cumulatieve
werking kon hebben. Op basis van de verstrekte informatie heeft de
Commissie een gedeelte van de steun onverenigbaar met de
Gemeenschappelijke markt en met de werking van de Overeenkomst
betreffende de Europese Economische Ruimte verklaard en derhalve
terugvordering van de reeds uitgekeerde steun gelast.
Het Koninkrijk der Nederlanden heeft daarop bij het Hof van justitie
van de Europese Gemeenschappen beroep ingesteld tot gedeeltelijke
nietigverklaring van deze beschikking. Het vandaag gewezen arrest
verwerpt dit beroep met name op de volgende vier punten: het risico
van cumulatie van steun, het bestaan van indirecte steun aan de
oliemaatschappijen, het ontbreken of althans de onvolledigheid van de
door Nederland verstrekte informatie en de terugvordering van de
steun.
Het Hof stelt om te beginnen vast dat het betrokken stelsel, dat
voorziet in de betaling van steun per tankstation, aan de eigenaar die
meerdere tankstations exploiteert, de mogelijkheid biedt even zoveel
keer steun te ontvangen als hij tankstations bezit. Een dergelijk
mechanisme brengt dus het risico met zich mee dat de de-minimisdrempel
per verkrijger wordt overschreden, hetgeen door de Commissie is
verboden. Het Hof aanvaardt bovendien het standpunt van de Commissie,
die heeft beklemtoond dat er sprake is van een risico van cumulatie
ingeval een oliemaatschappij feitelijk zeggenschap uitoefent over de
pomphouders die door exclusieve-afname- en huurovereenkomsten zijn
gebonden, voorzover het verlenen van de litigieuze steun het in de
praktijk zinloos maakt om een beroep te doen op de in deze
overeenkomsten opgenomen clausules inzake prijsbeheer.
De aan de tankstations uitgekeerde steun had immers tot gevolg dat de
oliemaatschappijen in ieder geval werden vrijgesteld van hun
verplichting om de kosten van de door de hun distributeur aan de pomp
toegepaste prijsverlaging geheel of ten dele voor hun rekening te
nemen. Deze nieuwe interventie van de overheid vormde dus steun ten
gunste van de oliemaatschappijen zelf omdat zij tot gevolg had dat de
oliemaatschappijen hun prijzen niet behoefden aan te passen om hun
concurrentiepositie te handhaven teneinde te vermijden dat zij een
marktaandeel zouden verliezen. Deze regeling verlichtte immers de
lasten die normaliter op de begroting van die maatschappijen zouden
drukken.
Het Hof benadrukt dat de wettigheid van de beschikking inzake
staatssteun beoordeeld moet worden op basis van de gegevens waarover
de Commissie beschikte op het tijdstip waarop zij haar beschikking
heeft gegeven. Bijgevolg kon Nederland, dat had nagelaten de Commissie
in kennis te stellen van de verlangde informatie, de wettigheid van
een dergelijke beschikking niet betwisten.
Bovendien herinnert het Hof eraan dat de volgende taken deel uitmaken
van een algemene plicht tot loyale samenwerking, die is neergelegd in
het EG-Verdrag:
* het overleggen van relevante informatie teneinde de Commissie in
staat te stellen te beoordelen of een beroep op de de-minimisregel
gegrond is,
* de precieze berekening van de terug te vorderen steun,
* het ter beoordeling aan de Commissie voorleggen van moeilijkheden
waarop de lidstaat bij de uitvoering van het bevel tot
terugvordering is gestuit
Het Hof is derhalve van oordeel dat de Commissie terecht heeft
verklaard dat de steun die was verleend aan de tankstations waarover
zij niet voldoende of onvolledige informatie had ontvangen, niet onder
de werkingssfeer van de de-minimisregel viel.
Het beroep van de Nederlandse regering is derhalve verworpen.
Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie
niet bindt. Deze persmededeling is beschikbaar in het Frans, Engels,
Duits en het Nederlands
De volledige tekst van het arrest is te vinden op de internetpagina
van het Hof www.curia.eu.int heden vanaf ongeveer 15.00 uur.
Voor nadere informatie wende men zich tot Zaïra Penders tel (352) 4303
3127 fax (352) 4303 3656