Actueel

Ongegrondverklaring beroep tegen maatregelen Minister van L.N.V. t.a.v. een bedrijf waar scrapie bij een schaap is vastgesteld
Bron: College van Beroep voor het Bedrijfsleven 's-Gravenhage
Datum actualiteit: 8-08-2002

Op 18 juli 2002 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan op het beroep van een veehouder tegen een besluit, waarbij de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (hierna: de Minister) op grond van een geconstateerde besmetting van een schaap met scrapie een aantal voorzorgsmaatregelen had getroffen.

De Minister had bepaald dat afvoer van de schapen en geiten van het bedrijf gedurende drie jaren uitsluitend is toegestaan voor de slacht, waarbij de dieren met verhoogde aandacht worden onderzocht en zogenoemd "hoog-risicomateriaal" zal worden vernietigd en dus niet in de voedselketen terechtkomt. Deze termijn van drie jaren begint opnieuw te lopen als op het bedrijf een nieuw geval van scrapie wordt vastgesteld. De veehouder, die schapen en geiten fokt, wilde niet dat zijn bedrijf zo lang "op slot" ging. Hij gaf er de voorkeur aan dat alle schapen en geiten op zijn bedrijf zouden worden gedood en dat hij een schadevergoeding zou ontvangen voor de opgelegde maatregelen. Het bezwaar van de veehouder werd door de Minister ongegrond verklaard. Tegen die beslissing op bezwaar stelde appellant beroep in bij het College.

Het College heeft vastgesteld dat de door de Minister getroffen maatregelen verband houden met Europese regelgeving, op grond waarvan de handel binnen de Europese Unie in schapen en geiten van een bedrijf waar scrapie is vastgesteld gedurende drie jaren is verboden. In deze Europese regelgeving is geen verplichting opgenomen tot het doden van de schapen en geiten in een geval als het onderhavige. De Nederlandse regelgeving verleent de Minister wel de bevoegdheid, maar legt hem niet de verplichting op tot het doden van de schapen en geiten op een bedrijf waar scrapie is vastgesteld. Of de Minister gebruik dient te maken van deze bevoegdheid, wordt bepaald door de omstandigheden van het geval. Het College heeft geoordeeld dat verweerder de grenzen van de (grote) beoordelingsruimte die hem toekomt bij het bepalen of de dieren van appellant als dan niet worden gedood, niet heeft overschreden. Het College heeft hierbij in aanmerking genomen dat, uitgaande van de huidige wetenschappelijke inzichten, de noodzaak tot het doden van deze dieren niet is aangetoond.

Het College heeft het beroep van de veehouder ongegrond verklaard.

Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AE6337
(Zie het originele bericht)