Ministerie van Financiën

Persbericht
PERS-2002-211
Den Haag, 12-09-2002

Kamervragen over het eerder slijten van de eurobankbiljetten dan de oude D-Markbiljetten in Duitsland Antwoorden van minister Hoogervorst op Kamervragen van Crone (PvdA)

Vragen:

1. Bent u bekend met het feit dat in Duitsland de eurobiljetten eerder slijten dan de oude D-marktbiljetten?
2. Is dat met de eurobiljetten in Nederland ook het geval, met name de vijfeurobiljetten?
3. Heeft u dat wellicht al persoonlijk kunnen vaststellen?
4. Wanneer denkt u dat De Nederlandse Bank nieuwe eurobiljetten moet gaan drukken, vanwege de voortijdige slijtage?
5. Welke kosten zijn daarmee gemoeid?

Antwoorden:
Het is mij bekend, dat in de Duitse pers is gesteld dat in Duitsland de eurobankbiljetten eerder zouden slijten van de oude D-markbiljetten. De duurzaamheid van een bankbiljet is nauw verwant met veiligheidsaspecten in verband met de bescherming tegen valsemunterij. De eurobiljetten zijn dan ook uitgerust met geavanceerde echtheidskenmerken die minstens gelijkwaardig zijn aan de echtheidskenmerken van de guldenbiljetten. Daarnaast is de kwaliteit van het papier van eurobiljetten vergelijkbaar met het papier dat werd gebruikt voor de productie van guldenbiljetten. Niettemin kan op termijn blijken, dat de guldenbiljetten beter bestand waren tegen vuil en slijtage, bijvoorbeeld door de vernislaag die op deze biljetten zat. Om de eurobiljetten te vergelijken met de guldenbiljetten dienen echter alle specificaties van de beide soorten biljetten te worden vergeleken, met name omdat de echtheidskenmerken de duurzaamheid van een biljet kunnen beïnvloeden. De kwaliteit van het biljet en de intensiteit van het gebruik zijn aspecten die de gemiddelde levensduur van een bankbiljet bepalen. In dit verband kan er op worden gewezen, dat de levensduur van de verschillende coupures over het algemeen niet gelijk is. De laagste coupure (thans het EUR 5 biljet) heeft doorgaans de kortste levensduur, omdat de lagere coupures intensiever worden gebruikt dan de hogere coupures. De eurobankbiljetten zijn vanaf 1 januari 2002 in omloop. Dit is te kort om de gemiddelde levensduur van de eurobankbiljetten te kunnen vaststellen en dus een uitspraak te kunnen doen over de duurzaamheid van de eurobankbiljetten in vergelijking met de duurzaamheid van de voormalige guldenbiljetten. De gemiddelde levensduur van de eurobiljetten kan dan ook pas over een aantal jaren worden vastgesteld en worden vergeleken met de gemiddelde levensduur van de voormalige bankbiljetten. 3.
Nee.
4.
Zoals reeds vermeld bij vraag 2, kan eventuele voortijdige slijtage pas worden vastgesteld na het verstrijken van een aantal jaren. Dat neemt niet weg dat DNB op verzoek van de ECB ­ en overeenkomstig het gebruik in het guldentijdperk ­ al opdracht heeft gegeven tot het laten drukken van nieuwe biljetten van meerdere coupures. Biljetten in circulatie worden immers doorlopend vervangen door nieuwe biljetten om de kwaliteit van de circulatie op peil te houden. 5.
In het antwoord op vraag 2 is aangegeven, dat het thans nog niet mogelijk is een uitspraak te doen over de duurzaamheid van de eurobankbiljetten en of er derhalve sprake zou kunnen zijn van voortijdige slijtage én daarmee gepaard gaande extra kosten.

De eurobiljetten hebben andere echtheidskenmerken dan de guldenbiljetten. De kwaliteit van de echtheidskenmerken in verband met de bescherming tegen valsemunterij is echter minstens gelijkwaardig.