Ministerie van Algemene Zaken

Bijdrage van mr.dr. J.P. Balkenende aan congres `Heel de mens', georganiseerd door Stichting Christelijk-Sociaal Congres, Doorn, 31 augustus 2002

Twee weken geleden werden we opgeschrikt door verwoestende overstromingen in het stroomgebied van de Elbe en de Donau. U kunt zich de televisiebeelden en de krantenfoto's vast goed herinneren. Praag en Dresden liepen voor een deel onder water. Kunstschatten, historische gebouwen, woonhuizen en winkels werden zwaar beschadigd. Een aantal kleine stadjes werd zelfs gedeeltelijk weggevaagd.

Een vreselijke ravage. Maar niet alle foto's van de ramp lieten verwoesting en ellende zien. Er waren ook andere beelden. Beelden van mensen die hard bezig waren zandzakken te vullen. En van mensen die ketens vormden om met die zandzakken de nooddijken te versterken. W at waren dat voor mensen? Gewone mensen. Inwoners van de bedreigde steden. Maar ook mensen wier huis niet bedreigd werd. Vrijwilligers. Toeristen. Vrouwen. Mannen. Jong en oud.

Al die mensen gingen er blijkbaar niet voetstoots van uit dat de overheid het wel alleen zou fiksen. Ze voelden zelf een verantwoordelijkheid om in actie te komen.

Een journalist vroeg aan een Praagse student waarom hij zich in het zweet stond te werken. Het antwoord was simpel: "Mijn stad wordt bedreigd".

Dit voorbeeld toont aan dat mensen weliswaar individu zijn, maar zich niet als individuen gedragen. We zijn méér dan een individu. W e gaan uit


1



eigen beweging verbindingen aan met anderen. En niet alleen als de nood aan de man komt, maar ook in het dagelijks leven.

Mensen komen pas tot hun recht in hun relatie tot anderen. Dat besef leeft bij ieder van ons. We gedragen ons daar ook naar. We kiezen ervoor verantwoordelijkheid te dragen voor onze partner, onze kinderen, onze ouders en vrienden. We sluiten ons aan bij verenigingen en organisaties. We doen mee aan tal van maatschappelijke verbanden. Sommige verbanden zijn heel kort ­ zoals het tijdelijke verband van de zandscheppers aan de Elbe. Andere duren een heel leven.

De historicus Arend Lijphart schreef in zijn bekende studie Verzuiling, pacificatie en kentering dat het saamhorigheidsgevoel onder Nederlanders niet sterk is. Misschien gaat dat op voor ons volk als geheel. Maar op meso- en microniveau is er veel tegenin te brengen. Nergens is het aantal verenigingen, stichtingen, groeperingen en organisaties zo groot als hier. En de overgrote meerderheid van de Nederlanders geeft de voorkeur aan samenleven in gezinsverband, ook al heeft het gezin natuurlijk talloze verschijningsvormen gekregen.

De mens ­ óók de Nederlandse mens - is een sociaal wezen. Dat vraagt om een bepaalde visie op de samenleving vanuit de politiek. Een politiek die de samenleving ziet als een verzameling individuen, gaat voorbij aan de werkelijkheid zoals mensen die zelf ervaren. Zo'n politiek doet mensen onrecht, omdat ze voorbijgaat aan een diepgewortelde menselijke behoefte: zich te verbinden met anderen.

Een politiek die mensen recht doet, stelt niet het individu centraal, maar geeft ruimte aan de relaties die mensen aangaan. In hun privéleven en


2



maatschappelijk. Daarmee moet de politiek ook een morele dimensie terugkrijgen: hoe gaan we met elkaar om? Het gaat om het realiseren van een betrokken samenleving, waarin respect, naastenliefde en verantwoordelijkheid centraal staan.

Dat is de kern van wat ik versta onder `Anders en beter'. Het gaat niet in de eerste plaats om `meer', maar om een andere manier van tegen mensen en tegen de samenleving aankijken. Een manier die beter aansluit bij wat mensen ten diepste beweegt. Een manier die verbondenheid als uitgangspunt neemt in plaats van het eigen ik.

Daarmee moet de politiek ook een morele dimensie terugkrijgen. Hoe gaan we met elkaar om? Die vraag behoort wel degelijk onderwerp te zijn van politiek debat.

Dat betekent niet dat de overheid gaat voorschrijven hoe u zich dient te gedragen. Het betekent wel dat de overheid morele grenzen moet stellen. Waar die grenzen liggen en hoe ze worden bewaakt, is een politieke vraag.

Die politieke vraag is de afgelopen jaren te veel blijven liggen. Met grote gevolgen. Onze samenleving leek op een hogedrukvat waarin de spanning steeg. Aan de buitenkant van het vat zie je daar niets van. Veel politici lieten zich daardoor in slaap sussen. Maar wie de meter regelmatig controleerde, zag de druk oplopen.

Achteraf ­ en dan bedoel ik: na de verkiezingen van 15 mei - is er vrijwel niemand meer die ontkent dat politiek per definitie niet waardenvrij kan zijn. Een samenleving bestaat bij de gratie van gemeenschappelijke


3



waarden en normen waar iedereen zich aan verbindt. Wanneer de overheid niet duidelijk is in het afbakenen en bewaken van grenzen, holt zij de samenleving uit. Met alle gevolgen van dien.

W e hebben die gevolgen allemaal kunnen zien. Mensen die zich louter gaan gedragen als consument van de samenleving. Ouders die menen dat de overheid of de school maar op hun kinderen moet passen. Jongeren die profiteren van het gedoogbeleid en steeds een stapje verder over de grens gaan. Medelanders uit andere culturen die zich niet of nauwelijks voor onze cultuur en onze taal openstellen.

Overigens: de parlementaire enquête naar de bouwfraude laat weer eens scherp zien dat de discussie over waarden en normen beslist niet alleen in de Schilderswijk en in de Bijlmer thuishoort, maar óók (en misschien wel nog méér) in Aerdenhout en Blaricum. Helaas kent Nederland nog veel functionarissen die menen dat de regels er zijn om behendig te ontduiken.

De discussie over waarden en normen moet terugkeren in het centrum van de politieke en maatschappelijke arena. De Noorse regering heeft daartoe een brede Commission on Human Values ingesteld, die de bezinning op waarden en normen een nieuwe impuls heeft gegeven. Die commissie legt ook de koppeling naar begrippen als duurzaamheid en sociale cohesie. Dat zijn uiterst belangrijke zaken waarover we momenteel ook in VN-verband praten, tijdens de Top voor Duurzame Ontwikkeling in Johannesburg.

Ik denk dat zo'n commissie als in Noorwegen ook in ons land belangrijk werk kan doen. Dat wil ik serieus bekijken.


4



De taak van de overheid is grenzen te stellen en te bewaken, uitgaand van de begrippen respect en publieke rechtvaardigheid. Daarnaast moet de overheid op andere terreinen durven loslaten. De overheid moet mensen in hun maatschappelijke verbanden zoveel mogelijk ruimte en verantwoordelijkheid teruggeven.

Dat betekent: een gezinsbeleid dat ouders optimaal in staat stelt hun verantwoordelijkheid als ouder waar te maken. Dat betekent ook: een beleid dat mensen meer zeggenschap geeft over de spreiding van werk, inkomen, zorg- en opvoedingstaken over hun levensloop.

Overigens: in de discussie over de combinatie van arbeid en zorg gaat het niet alleen om de vraag hoe we de arbeidsmarkt zo goed mogelijk kunnen bedienen. Het gaat óók niet alleen om de vraag hoe we voor onszelf voldoende rust kunnen creëren in ons hectische bestaan. Er is nog een derde element dat te vaak vergeten wordt: tijd uittrekken voor de opvoeding van onze kinderen en de overdracht van waarden en normen.

Maar terug naar de overheid die ruimte schept. Die overheid houdt ermee op het onderwijs dicht te timmeren met regeltjes. Iedere school moet de vrijheid hebben om zich - uitgaande van onze gemeenschappelijke waarden ­ te profileren in identiteit, aanpak en inhoud.

Doordat de overheid op allerlei terreinen voor mensen is gaan denken, heeft zij veel maatschappelijke denkkracht en dynamiek afgedamd. Het wordt hoog tijd dat we dat maatschappelijke potentieel weer ruim baan geven. Zo draagt de overheid ertoe bij dat we ons een `completer mens'


5



kunnen voelen. Dat wil zeggen: een mens die op basis van een hecht gemeenschappelijk fundament eigen keuzes kan maken.

De overheid moet niet in blauwdrukken denken. Ieder mens is uniek. Maar evenzeer verantwoordelijk. Niet alleen voor zichzelf, maar ook voor anderen, in de directe omgeving, en verder weg.

De Amerikaanse zwarte voorman Booker T. Washington heeft het eens heel mooi gezegd. `Few things help an individual more than to place responsibility upon him.' Washington kon het weten. Hij werd in 1856 als slaaf geboren op een farm in Virginia en wijdde zijn leven aan het creëren van onderwijskansen voor zwarten. Daartoe richtte hij zelf een school op, en gaf hij lezingen door het hele land. In 1901 was hij de eerste persoon van afro-amerikaanse afkomst die door de president werd uitgenodigd om in het Witte Huis te komen dineren.

Mensen komen pas tot hun recht in hun relatie met anderen. Wie `de hele mens' zoekt in het individu, zal hem niet vinden. Juist het verband met anderen is nodig om ons tot een `heel mens' te maken. Dat sluit aan bij datgene wat Paulus schrijft in zijn indringende eerste brief aan de Korintiërs. In die brief maakt hij duidelijk wat de kern is van een gemeenschap: "wij zijn, hoe velen ook, één lichaam".


6



Als leden van één lichaam hebben we allemaal onze taak en toegevoegde waarde in de samenleving. W e zijn ook allemaal belangrijk voor het welzijn van het geheel. In de samenleving is elke functie een vitale functie. We vormen samen een bezield verband.

De woorden `verband' en `Verbond' liggen dicht bij elkaar. In de relatie tot God komt de mens pas volledig tot zijn recht. Dat is de kern van onze inspiratie. Het beginpunt van onze visie op de samenleving.

Het is mooi dat die visie bij velen weerklank vindt. Veel mensen laten mij dat ook weten in brieven en emails. Het geeft nog eens aan hoe actueel en zinvol het Christelijk Sociaal Congres is. Voor mij ­ en ik hoop ook voor u ­ is onze gemeenschappelijke visie een stimulans bij het dagelijkse werk, als onderdeeltje van dat ene lichaam.

Dank u wel.


7