toegankelijkheid in de ouderen- en gehandicaptenzorg
Antwoorden op vragen over rapport Zorgen voor toegankelijkheid in de
ouderen- en gehandicaptenzorg
De Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20017
2500 EA Den Haag
DBO-CB-U-2300680
4 september 2002
Op 10 juli jongstleden heb ik uw brief, met als kamerstuknummer 28281,
ontvangen. Dit naar aanleiding van de vragen die zijn gesteld in de
Commissie voor de Rijksuitgaven betreffende het onderzoek van de
Algemene Rekenkamer met als titel Zorgen voor toegankelijkheid in de
ouderen- en gehandicaptenzorg. Hierbij doe ik u de beantwoording van
de vragen toekomen.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp
Antwoorden op vragen over rapport Zorgen voor toegankelijkheid in de
ouderen- en gehandicaptenzorg 1. Antwoorden op vragen over rapport
Zorgen voor toegankelijkheid in de ouderen- en gehandicaptenzorg
Kamerstuk, 4-9-2002
Om het kamerstuk op te halen: Zie het origineel http://www.minvws.nl/document...er=393&page=18301 .
Antwoorden op vragen over het rapport Zorgen voor toegankelijkheid in de ouderen- en gehandicaptenzorg.
---
Vraag 1.
Kan worden beargumenteerd waarom wordt getwijfeld aan de meerwaarde van het aangereikte
model?
Antwoord
Zoals ik heb aangegeven in mijn reactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer (zie
bladzijde 31) worden door het RIVM en SCP al ramingsmodellen, in aanvulling op de activiteiten
van het CPB, ontwikkeld. Een bekend voorbeeld hiervan is het model van het RIVM voor
de gehandicaptensector, waarmee scenario's voor de te hanteren wachtlijstaanpak konden
worden getoond. Dit model, dat ook door de Algemene Rekenkamer wordt genoemd op bladzijde
15/16 van het rapport, wordt momenteel door RIVM en SCP op mijn verzoek verder uitgebreid.
Voor de ouderenzorg wijs ik verder op de rapportage vraagverkenning wonen en zorg voor ouderen
van het SCP van december 1997, waarin een raming tot 2015 wordt gegeven. Verder
wordt thans hard gewerkt aan de verbetering van de informatievoorziening in de AWBZ door
middel van de bouw van de AWBZ-brede zorgregistratie waarover de Tweede Kamer vier
maal per jaar wordt geïnformeerd. Gelet op deze initiatieven zie ik geen meerwaarde in het
door de AR opgezette model.
Vraag 2.
Is de staatssecretaris het eens met de Algemene Rekenkamer dat de toekomstige zorgvraag
beter in kaart moet worden gebracht in de ouderen- en gehandicaptenzorg?
Antwoord
Ja. Om deze reden wordt vanaf 2000 gewerkt aan de opbouw van een AWBZ-brede zorgregistratie
die meer inzicht zal geven in de zorgvraag, het zorgaanbod en de resulterende wachtlijsten.
Tevens worden door RIVM en SCP ramingsmodellen voor de zorgsector ontwikkeld,
waarmee ook knelpunten voor de toekomst in beeld kunnen worden gebracht.
Vraag 3.
In de ouderenzorg worden indicaties nog niet uniform geregistreerd en niet altijd naar
zorgkantoren doorgestuurd. Waarom gebeurt dit niet en wat is de regering van plan hieraan te
doen?
Antwoord
Allereerst is van belang te constateren dat de huidige bekostigingssystematiek uitgaat van
aanbodsturing met bijbehorende instellingsbudgetten. Daarom was het minder relevant dat de
indicatie naar het zorgkantoor werd doorgestuurd. In de modernisering van de AWBZ vindt
een omslag plaats van aanbod- naar vraagsturing. In dat kader is vanaf 2000 de AWBZ-brede
zorgregistratie in opbouw. Onderdeel daarvan is het koppelen van de registraties van de indicatieorganen
aan de registratie van de zorgkantoren. Dit traject is nog niet afgerond. Na implementatie
ontvangt het zorgkantoor automatisch bericht over nieuw gestelde indicaties. In het kader van de modernisering van de AWBZ wordt verder gewerkt aan de professionalisering
en uniformering van de indicatiestelling, onder meer door middel van het invoeren van
nieuwe, functiegerichte protocollen en formulieren per 1 januari 2003.
Vraag 4.
Gebleken is dat bij de indicatiestelling rekening wordt gehouden met de grootte en samenstelling
van de wachtlijsten bij de zorgaanbieders. Hierdoor bestaat de kans dat er niet objectief
en onafhankelijk wordt geïndiceerd en dat dus ook de werkelijke vraag niet bekend is. Welke
maatregelen gaat de regering per sector nemen om de reële zorgvraag in kaart te brengen?
Antwoord
Langs een aantal lijnen wordt gewerkt aan de professionalisering en objectivering van de indicatiestelling.
Vanaf 1 januari 2003 zal de indicatiestelling op functiegerichte leest worden geschoeid.
Daarvoor worden nieuwe, uniforme, AWBZ-brede formulieren en protocollen ontwikkeld
en in september start een scholingsprogramma voor de 1800 indicatiestellers in de
AWBZ. Verder wordt een strikte functiescheiding bevorderd: indicatieorganen zijn verantwoordelijk
voor de indicatiestelling, het zorgkantoor voor de zorgtoewijzing.
Bij de functiegerichte indicatiestelling wordt het indicatiebesluit in termen van functies en
klassen (zorgzwaarte) geformuleerd. Het is vervolgens de taak van het zorgkantoor om - indien
de geïndiceerde zorg niet onmiddellijk voorhanden is - te bepalen welke vorm van overbruggingszorg
zou kunnen worden geboden.
Vraag 5.
Zorgaanbieders geven niet altijd hun wachtlijstgegevens door aan zorgkantoren. Hierdoor beschikken
zorgkantoren over onvoldoende informatie over de vraag naar ouderenzorg. Waarom
gebeurt dit niet? Is de regering van mening dat dit wel moet gebeuren en, zo ja, hoe wil de
regering dit bewerkstelligen?
Antwoord
In het oude systeem van aanbodsturing is de melding van de wachtlijsten ten principale geen
plicht van de zorgaanbieder. Zorgaanbieders beschikten over een "eigen" wachtlijstregistratie
en klanten konden zich bij verschillende aanbieders laten inschrijven. In dit kader was er in het
verleden geen structurele wachtlijstregistratie. De Taskforce aanpak wachtlijsten heeft om deze
reden vanaf het jaar 2000 in de onderscheiden AWBZ-sectoren op bepaalde peilmomenten
wachtlijstmetingen en -analyses uitgevoerd welke ter kennis zijn gebracht van de Tweede Kamer.
Deze incidentele metingen vormden de opmaat voor de opbouw van een structurele
AWBZ-brede zorgregistratie die eind 2000 is gestart en nog enkele jaren in beslag zal nemen.
Deze registratie wordt opgebouwd onder verantwoordelijkheid van de verzekeraar/het zorgkantoor.
De gegevens van de indicatieorganen en zorgaanbieders worden aan deze zorgregistratie
gekoppeld.
Vraag 6.
Het toezicht op het zorginhoudelijk functioneren van indicatieorganen is nog niet geregeld.
Waarom is dit nog niet geregeld? En wanneer gebeurt dit wel? Hiernaast zou een ministeriele
regeling worden ingesteld die nadere regels stelt aan de indicatieprotocollen. Waarom is deze
regeling er nog niet? Wanneer komt deze regeling er?
Antwoord
Het toezicht op het inhoudelijk functioneren is een taak van de Inspectie Gezondheidszorg. De
Inspectie Gezondheidszorg heeft daartoe een toezichtprotocol ontwikkeld.
Daarnaast wordt door middel van een wijziging van het Zorgindicatiebesluit met ingang van 1
januari 2003 een bepaling van kracht, waardoor via een ministeriële regeling eisen kunnen
worden gesteld aan de werkwijze van indicatieorganen. De betreffende eisen zullen verplicht
onderdeel vormen van het door de indicatieorganen te hanteren landelijk protocol voor de indicatiestelling.
Vraag 7.
De objectieve en integrale indicatiestelling en bekendheid met de zorgproducten vereist een
voldoende kennisniveau van de indicatieadviseurs. Vindt de regering dat er op dit moment
voldoende kennis en ervaring is bij de indicatieadviseurs? Zo nee, op welke wijze draagt de
regering er zorg voor dat indicatieadviseurs over voldoende kennis en ervaring beschikken om
de zorgvrager op een objectieve en integrale manier een indicatie te stellen?
Antwoord
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op de vragen 3 en 4.
Vraag 8.
De analyses van de toegang tot de AWBZ-voorzieningen voor verpleging en verzorging van
ouderen door het model laten duidelijk zien dat de wachtlijsten nog steeds de neiging hebben
toe te nemen. Is de staatssecretaris met de Algemene Rekenkamer van mening dat een uitbreiding
van de verzorgingshuis- en verpleeghuiscapaciteit onvermijdbaar is?
Antwoord
Voor dit antwoord verwijs ik naar mijn rapportages en analyses van de wachtlijsten die de
Tweede Kamer in de laatste jaren heeft ontvangen. Daaruit bleek dat er nog substantiële
wachtlijsten bestaan voor verzorgings- en verpleeghuizen. Daarbij past de kanttekening dat uit
de analyse van de wachtlijsten is gebleken dat een deel van de wachtenden niet van zorg
verstoken blijft omdat zij overbruggingszorg ontvangen. Ik onderschrijf daarnaast dat een uitbreiding
van de verzorgingshuis- en verpleeghuiscapaciteit noodzakelijk is.
Vraag 9.
Is de regering van opvatting dat, ondanks de primaire verantwoordelijkheid van het zorgkantoor
voor de aansluiting tussen vraag en aanbod, de overheid verantwoordelijk blijft voor toegankelijke
zorg ?
Antwoord
In het kader van de modernisering van de AWBZ wordt gewerkt aan herstel van het verzekeringskarakter
van de AWBZ en de kern daarvan is, dat de verzekeraar verantwoordelijk is voor
de aansluiting van vraag en aanbod. De Minister is politiek eindverantwoordelijk voor de
AWBZ en dient in dat kader toe te zien op de werking van het systeem. Eén van de aspecten
daarvan is de toegankelijkheid.