Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie

LBR persbericht - aankondiging voor de pers

Rotterdam, 5 september 2002

Appèl LBR-directeur: 'Verbeter klimaat voor maatschappelijk debat'
Oproep aan Nederlandse politiek bij overhandigen rapport 'Racisme in Nederland, Jaar in Beeld 2001' aan Kamervoorzitter Weisglas

Deze ochtend overhandigt LBR-directeur Hubert Fermina aan kamervoorzitter Frans Weisglas het rapport 'Racisme in Nederland, Jaar in Beeld 2001'. Behalve het rapport overhandigt de LBR- directeur ook een appèl aan de Nederlandse politiek om het klimaat voor het maatschappelijk debat te verbeteren.

In zijn jaarrapportage over racisme in Nederland constateert het Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie (LBR) dat de negatieve houding over de multiculturele samenleving is verscherpt.

Deze verscherping is paradoxaal, want zij is in tegenspraak met de verbeterde sociaal-economische positie van veel etnische minderheden, die steeds beter hun plek in de Nederlandse samenleving vinden. Volgens het LBR is de geconstateerde verscherping deels het gevolg van het debat rond integratie en migratie waarin vooral problemen werden gesignaleerd.

Bijgaand, onder embargo tot 12.00 uur de tekst van het appèl.
Het rapport 'Racisme in Nederland, Jaar in Beeld 2001' wordt over de post toegezonden.
Het rapport en het appèl aan de politiek staan vanaf 12.00 uur vandaag ook op de website van het LBR, www.lbr.nl.

Onder embargo tot 12.00 uur de tekst van het appèl.

Rotterdam, 5 september 2002

Verbeter het klimaat voor het maatschappelijk debat

Appèl van het LBR aan de Nederlandse politiek bij de publicatie van het rapport 'Racisme in Nederland, Jaar in Beeld 2001'

De wereld is klein geworden, dat lieten de wereldschokkende gebeurtenissen van 11 september en de reacties daarop in Nederland vorig jaar nog eens zien. Maar waar velen die zwarte dag zien als een begin of een einde van ontwikkelingen, ziet het LBR vooral de verscherping van een trend die al langere tijd in ontwikkeling is. Een trend van verscherping van het negatieve imago van de multiculturele samenleving, van ongeduld, angsten en frustraties ten aanzien van integratie en immigratie en van gevoeligheid voor alles wat met de islam te maken heeft. Een trend die, zonder de wereldschokkende gebeurtenissen te bagatelliseren, paradoxaal te noemen is, want er zijn veel positieve signalen. De werkloosheid onder allochtonen is sterk gedaald, veel kinderen en jongeren met een migrantenachtergrond doen het goed op school en over het belang van integratie, het leren van de Nederlandse taal en het bestrijden van criminaliteit bestaat een brede consensus, onder autochtonen en allochtonen.

In de jaarrapporten over 1999 en 2000 wees het LBR al op 'frustraties ten aanzien van tolerantie en de multiculturele samenleving' en 'de graagte waarmee publiek en media over aspecten van de multiculturele samenleving klagen'. In de loop van 2001 werd duidelijk dat het imago van de multiculturele samenleving nagenoeg onherstelbaar beschadigd is. Net als het woord allochtoon wordt het begrip multiculturele samenleving vooral geassocieerd met problemen. Een associatie die moeilijk weggenomen kan worden.

De versplintering van het multiculturele imago is de uitkomst van een langdurig maatschappelijk debat over de maatschappelijke positie van migranten en vluchtelingen. In beschouwingen krijgen VVD-er Frits Bolkestein, PvdA-er Paul Scheffer en Leefbaar Nederland/LPF-er Pim Fortuyn regelmatig het compliment dat zij de inspirators van dit debat zijn, en in ieder geval de integratie- en segregatieproblemen op de agenda hebben gezet. Het is misschien niet juist hen over één kam te scheren, maar zij zetten alledrie de toon door problemen uit te vergroten, positieve ontwikkelingen buiten beschouwing te laten en het niet voldoende formuleren van concrete, realiseerbare oplossingen. Problemen signaleren is echter niet genoeg. Ze moeten ook in de juiste context worden geplaatst en samengaan met een keuze voor alternatief beleid, anders wordt uiteindelijk slechts vervuiling van het klimaat bereikt en het gevoel weggenomen dat oplossingen gerealiseerd kunnen worden.

Ook andere ontwikkelingen droegen bij aan de verslechtering van het klimaat voor het
maatschappelijk debat. Zoals uitingen van islamitische intolerantie, met name ten aanzien van homoseksuelen, en de mediahype rond islam, geweld en veiligheid na 11 september. Maar ondanks de verscherping in de discussies bleef het gezegde populair dat 'je in politiek correct Nederland niets mag zeggen'. Een klacht die in de loop van ongeveer 15 jaar 'bon ton' is geworden, met een carrière van de borreltafel en het buurthuis naar de columns en opiniepagina's in de media.
Wat het LBR betreft is het de hoogste tijd dat wordt erkend dat het adagium van 'niets mogen zeggen' achterhaald is en schadelijke
neveneffecten heeft. Het is slecht voor de sfeer waarin gesprekken verlopen, kan werken als excuus om het gesprek niet aan te gaan en leidt af van waar het werkelijk om moet gaan: knelpunten en oplossingen bespreken.
Het klopt dat racisme in Nederland sinds de Tweede Wereldoorlog een zwaar beladen term is, en is het voorstelbaar dat mensen het als
verfrissend ervaren dat het debat van deze zware morele last is bevrijd. Maar het 'je mag hier niets zeggen' gezegde staat steeds verder af van de werkelijkheid. Mensen nemen privé geen blad voor de mond en in het maatschappelijk debat is alles bespreekbaar.
Ook in juridisch opzicht hoeft niemand zich belemmerd te voelen. De vrijheid van
meningsuiting is vastgelegd in de grondwet. Daar waar de vrijheid van meningsuiting op gespannen voet staat met bijvoorbeeld het eveneens in de grondwet vastgelegde non-discriminatiebeginsel zijn de grenzen omschreven in artikel 137 c en d van het wetboek van strafrecht. In rechtszaken kiezen Nederlandse rechters, op een enkele veroordeling in de jaren negentig van de racistische politicus Janmaat na, voor een ruime bescherming van de vrijheid van meningsuiting. Het blijft belangrijk dat mensen in het
maatschappelijk debat nadenken over de gevolgen van hun uitspraken. Daar moeten debatdeelnemers elkaar op aanspreken en hoeft alleen in extreme gevallen een rechter aan te pas te komen. Het gaat niet om 'politieke correctheid' of een 'gedachtepolitie'. Maar als we willen samenleven met anderen, moeten we rekening houden met hun gerechtvaardigde belangen en gevoelens. Zo'n belang is bijvoorbeeld dat de menselijke waardigheid van individuen niet wordt aangetast en dat mensen gevrijwaard blijven van aanzetten tot haat en oproepen tot geweld.

De aanzwellende, xenofoob aandoende roep tot verregaande beperking van de komst van
asielzoekers en migranten is onlosmakelijk verbonden aan het, deels irrationele, debat over de multiculturele samenleving. In 2002 is daar in de verkiezingsstrijd op ingespeeld en is de stembusuitslag er mede door bepaald. De komende maanden zal blijken of het beleid van de nieuwe coalitie ook wordt gedomineerd door de
eenzijdige, negatieve kijk op integratie en migratie die het afgelopen jaar het
maatschappelijk debat domineerde.

In 2001 bleek dat internationale spanningen de verhoudingen tussen verschillende etnische groepen in Nederland onder druk kunnen zetten. In de eerste maanden na de aanslagen van 11 september was er een toename van anti-
islamitische incidenten, waaronder
brandstichtingen en klachten over discriminatie op de arbeidsmarkt. Op dit moment, nu we bijna een jaar verder zijn, leeft er bij het LBR sterke twijfel of dit kabinet wel in staat zal zijn etnische tegenstellingen te overbruggen en toenadering te bewerkstelligen wanneer er in de toekomst vergelijkbare gebeurtenissen
plaatsvinden. Wanneer angsten, tegenstellingen en zondebokgevoelens opleven, heeft het land een regering nodig die vertrouwen en gezag inboezemt bij alle Nederlanders.
In dit kader is het verheugend dat Koningin Beatrix, met haar bezoeken aan
migrantenorganisaties en op integratie gerichte initiatieven, haar interesse toont voor positieve aspecten en inspanningen van mensen van diverse komaf.

In het huidige politieke debat domineert negatieve beeldvorming over verschillende groepen migranten. Maar een kabinet dat een kabinet wil zijn voor alle inwoners van Nederland, moet er niet in meegaan hele groepen louter op grond van hun afkomst als problematisch te bestempelen. Bij cursussen en publiekscontacten merken LBR- medewerkers hoe sterk de doorwerking is van zulke negatieve beeldvorming. Onderzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Wetenschappen heeft aangetoond dat deze beeldvorming een drempel is op de arbeidsmarkt voor solliciterende migranten en hun nakomelingen. In het algemeen heeft het huidige klimaat een averechtse uitwerking op integratie. Niet alleen omdat vooroordelen en vormen van discriminatie worden versterkt. Maar ook omdat het mensen terugwerpt op hun etnische afkomst. Het gevoel gelijkwaardig burger te zijn wordt ondergraven, ook bij de vele migranten die het goed doen in Nederland.

Dat het thema van de integratie van migranten momenteel sterk wordt benadrukt, is voor het LBR geen probleem. Maar integratie moet van twee kanten komen, de samenleving moet haar sociale gezicht niet verliezen. Een situatie waarin beperkende of repressieve maatregelen humane oplossingen in de weg staan, of voorrang krijgen boven preventie, is ongewenst. Te gemakkelijk wordt vermanend gewezen naar groepen met een sociaal zwakkere positie. Het gevaar bestaat dat er meer oog is voor hun, echte of vermeende, plichten dan voor hun rechten.

Bij alle zorgen om het maatschappelijk klimaat ziet het LBR niet over het hoofd dat, ondanks de soms duidelijk uiteenlopende meningen en sentimenten, antidiscriminatie in Nederland gelukkig nog altijd de breed gedragen norm is. Alle politieke partijen onderschrijven dit ook. Jammer is dat het kabinet op dit punt niet de daad bij het woord voegt, want politieke inspanning om racisme tegen te gaan is in deze tijd wel noodzakelijk. Het afgelopen jaar groeide het aantal antisemitische uitingen, was er een groei van racisme op internet, duurde de structurele discriminatie op de arbeidsmarkt voort, was er een dramatische daling van het aantal werkgevers dat voldeed aan de Wet SAMEN, veranderde er niets aan het veelvuldig gebruik van voor allochtonen ongeschikte tests bij selectieprocedures, duurde negatieve beeldvorming over zwarte scholen voort, werd niets gedaan om verdere segregatie in het onderwijs tegen te gaan, werd niet opgetreden tegen
hoofddoekverboden, kwam er geen structureel antidiscriminatiebeleid van de grond bij de politie en kwam het niet tot een goede
registratie van rassendiscriminatie in Nederland.

Een sterk antiracismebeleid zou ook een
versterking zijn van andere onderdelen van het beleid en dat beleid geloofwaardiger maken. Diverse politici spraken bijvoorbeeld hun zorgen uit over de positie en emancipatie van
islamitische vrouwen. Zij zwijgen echter over het feit dat moslima's die een hoofddoek dragen omwille van die hoofddoek regelmatig worden gediscrimineerd, bijvoorbeeld bij sollicitaties. Deze vrouwen ervaren dit niet alleen bij commerciële bedrijven, maar ook bij stichtingen en overheidsdiensten. Zij weigeren vrouwen met een hoofddoek omdat zij bang zijn dat hun cliënten er problemen mee hebben of omdat zij vrezen voor problemen op de werkvloer. Politici zouden juist hierover krachtdadige woorden moeten uitspreken. Deze vorm van discriminatie is immers een overduidelijke belemmering van de
persoonlijke en maatschappelijke ontwikkeling van islamitische vrouwen.

In het bij dit appèl verschijnende rapport racisme in Nederland wordt ingegaan op knelpunten en mogelijke oplossingen op terreinen als justitie, politie en wetgeving, media en beeldvorming, arbeidsmarkt, onderwijs en internationale wetgeving.
In het kader van racismebestrijding verdienen ook thema's als criminaliteit en veiligheid in de steden verdienen aandacht. Want waar in verband met criminaliteit nogal eens wordt gewezen naar bepaalde, jeugdige groepen allochtonen als daders, is er te weinig aandacht voor het feit dat er onder allochtonen en autochtonen consensus bestaat over de noodzaak van
criminaliteitsbestrijding. Nader onderzoek naar de daders is hierbij gewenst. Gekeken kan worden naar hun schoolcarrière, de thuissituatie, drugsgebruik, hun sociaal-economische positie enzovoorts. Uit die gegevens kan gericht beleid worden ontwikkeld. Louter en alleen vast stellen dat het om relatief veel allochtonen gaat brengt een betere bestrijding van criminaliteit niet dichterbij, net zo min als de vaststelling dat zich veel mannen, jongeren en heteroseksuelen onder de daders bevinden.
Van samenwerking met - en versterking van diverse etnische groepen kan bij
criminaliteitsbestrijding veel verwacht worden. Een voorbeeld daarvan is het initiatief van Antilliaanse burgers en organisaties in Nederland om de criminaliteitsproblematiek onder
Antillianen breed in eigen kring aan de orde te stellen. Ongeveer 3000 Antillianen namen deel aan 50 bijeenkomsten in geheel Nederland. Op basis van de bijeenkomsten is een analyse van de oorzaken gemaakt en een advies aan de Nederlandse regering geformuleerd.

Voor de komende jaren is het wenselijk dat het zwaartepunt in het debat verschuift naar het vinden van oplossingen. Dan kunnen de knelpunten, die vaak betrekking hebben op relatief kleine groepen mensen, worden aangepakt en kan in het debat en het beleid worden aangesloten op de geconstateerde positieve ontwikkelingen. Politici, wetenschappers en andere deelnemers aan het debat kunnen elkaar vinden op het punt dat migranten en hun nakomelingen zich moeten richten op de kansen die de Nederlandse samenleving biedt. Onderdeel van dit uitgangspunt moet zijn dat de Nederlandse samenleving hun daartoe ook de mogelijkheid biedt, bijvoorbeeld door gelijke kansen te garanderen op de arbeidsmarkt en binnen het onderwijs. Daarbij moet recht worden gedaan aan de overgrote meerderheid van migranten die een positieve bijdrage leveren aan de Nederlandse samenleving en die een bondgenoot zijn bij het bestrijden van misstanden en het overbruggen van tegenstellingen en wederzijds onbegrip.

Als dat gebeurt, is het mogelijk dat discussies over de multiculturele samenleving minder belangrijk worden, omdat het belang van de culturele afkomst van personen minder belangrijk wordt en zij steeds meer op hun persoonlijke eigenschappen en mogelijkheden worden beoordeeld. Dan wordt een weg ingeslagen die past bij moderne ontwikkelingen als de toenemende
individualisering binnen de samenleving, de groeiende sociale stratificatie binnen etnische groepen en hun verdere oriëntatie op de
Nederlandse samenleving. Van grove onderscheiden als die tussen allochtonen en autochtonen kan dan afscheid worden genomen. We zijn immers allemaal burgers van een multi-individuele samenleving, met eigen overtuigingen en unieke identiteiten. De vraag die in de toekomst aan de orde komt, is of Nederland kan ontetniseren, zoals het in het recente verleden ook ontkerkelijkt is.

Nederland moet zich niet meer laten leiden door angst en negativisme. Het tonen van
zelfvertrouwen, geduld en rechtvaardigheid is een betere leidraad. Want gevoel voor
rechtvaardigheid is wat alle mensen bindt, door welke godsdienst of levensbeschouwing zij ook geïnspireerd worden.

Hubert Fermina,

Directeur Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met het LBR, Jeroen Visser, tel.: 010-2010201/06- 12264708, e-mail: visser@lbr.nl.

Bovenstaand appèl is overhandigd aan
kamervoorzitter Weisglas, bij de presentatie van het rapport:
Racisme in Nederland, Jaar in beeld 2001 LBR, Jeroen Visser, Rotterdam, 2002.

Het rapport kan worden besteld bij het LBR, tel. 010-2010201, email info@lbr.nl en kost ¤ 3,50. De teksten van het rapport en het appèl zijn ook gepubliceerd op ww.lbr.nl.