CDA Rotterdam


Actueel

Rotterdam, 5 september 2002
CDA steunt Boijmans-Van Beuningen

De woordvoerder van de CDA fractie, Frans Jozef van der Heijden, kan zich voorstellen dat de generaties die de verwoesting van Rotterdam hebben meegemaakt of daar nog lang van te lijden hebben gehad, geschokt zijn door plotseling tegen een beeld van Hitler te moeten aankijken. Van der Heijden ziet echter geen reden voor enige vorm van kunstcensuur ten aanzien van het beeld van de biddende Hitler.

Over het omstreden beeld van de op zijn knieën biddende Hitler van de Italiaanse kunstenaar Maurizio Cattelan, dat in het museum Boijmans-Van Beuningen is te zien, heeft de woordvoerder voor kunst van de CDA-fractie gezegd, dat voor hem de integriteit van de kunstenaar zowel als van de inrichter van de tentoonstelling voorop staan en derhalve geen reden is om het beeld te verwijderen.

De verwijdering van het beeld was de inzet van schriftelijke raadsvragen van de fractie van de Christen Unie/SGP, die zeer zwaar inzette op de beeltenis van Hitler zelf en weinig begrip toonde voor de context waarin het beeld is geplaatst. De CDA fractie kan zich in zoverre vinden in de benadering van de directie van het museum, dat het hier gaat om een belangrijke hedendaagse kunstenaar, die Hitler als een uiterst gevaarlijke en verachtelijke komediant opvoert.

De woordvoerder van de CDA fractie, Frans Jozef van der Heijden, kan zich voorstellen dat de generaties die de verwoesting van Rotterdam hebben meegemaakt of daar nog lang van te lijden hebben gehad, geschokt zijn door plotseling tegen een beeld van Hitler te moeten aankijken. Hij ziet echter geen reden voor enige vorm van kunstcensuur (wat trouwens toch niet in het kunstbeleid van Rotterdam zou passen) omdat hij het recht erkent van kunstenaars om met hun werk (weer) zaken en opvattingen aan de orde te stellen.

De wethouder voor kunstzaken gaf aan, dat hij zelf het beeld niet mooi vond, niet zelf ook in een tentoonstelling zou hebben opgenomen, maar de onafhankelijke verantwoordelijkheid van de museumdirectie erkende, waar ook hij net als Van der Heijden uitging van de integriteit van museum en kunstenaar. Hij ging dus ook niet naar de opening, althans het stond kennelijk nog niet goed in zijn agenda.