Ministerie van Buitenlandse Zaken


---

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie Verenigde Naties en Internationale Financiële Instellingen Afdeling Politieke en Juridische Zaken Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag


Datum 6 september 2002 Auteur G.R. van der Lugt
Kenmerk DVF-PJ/-/001 Telefoon 070-348 4206

Blad /1 Fax 070-348 4817

Bijlage(n) 1 E-mail gr.lugt@minbuza.nl

Betreft Richtlijnen Koninkrijksdelegatie naar de 57e zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties

Zeer geachte Voorzitter,

Graag bied ik u hierbij, mede namens de Staatssecretaris voor Ontwikkelings-samenwerking, de richtlijnen voor de Koninkrijksdelegatie naar de 57e zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aan.

De Minister van Buitenlandse Zaken

Mr. J.G. de Hoop Scheffer

Richtlijnen 57e zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties

Augustus 2002

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave 2


1 ALGEHEEL VERLOOP 4



2 PLENAIRE 5


2.1 Hervorming en uitbreiding Veiligheidsraad 5

2.2 Midden-Oosten 6

2.3 Voormalig Joegoslavië / Westelijke Balkan 7

2.4 Grote Meren gebied 8

2.4.1 Vredesproces in de DRC 9

2.4.2 Vredesproces in Burundi 10

2.5 Implementatie Millennium-Verklaring 11


3 EERSTE COMMISSIE 13

3.1 Nucleaire non-proliferatie en kernontwapening 13

3.2 Overige massavernietigingswapens 14

3.3 Conventionele wapens 14

3.3.1 Anti-personeel mijnen 14

3.3.2 Conventionele Wapens Verdrag / Ontplofbare Oorlogsresten 15

3.3.3 Kleine wapens 15

3.4 Openheid in Bewapening / VN Wapenregister 16

3.5 Overig 16


4 TWEEDE COMMISSIE 17

4.1 Financiering van ontwikkeling 17

4.2 Globalisering, handel en ontwikkeling 19

4.3 Schulden 20

4.4 Duurzame ontwikkeling 21

4.5 Follow up VN-Conferenties 23

4.6 Milieu 23

4.7 Ontwikkelingsactiviteiten 24

4.8 Derde VN conferentie inzake de minst ontwikkelde landen 26


5 DERDE COMMISSIE 28

5.1 Mensenrechten: landensituaties 28

5.1.1 Birma 28

5.1.2 Democratische Republiek Congo (DRC) 29

5.1.3 Iran 29

5.2 Mensenrechtenthema's 31

5.3 Mensenrechten en terrorisme 31

5.3.1 Godsdienstige onverdraagzaamheid 31

5.3.2 Rechten van het Kind 32

5.3.3 Wereld Racisme Conferentie 33

5.3.4 Rechten van gehandicapten 33

5.3.5 Facultatief Protocol bij het CAT 33

5.4 Overige Onderwerpen 34

5.4.1 Internationale drugsbestrijding 34

5.4.2 Criminaliteitspreventie en rechtshandhaving 34

5.4.3 Sociale onderwerpen 35

5.4.4 Vrouwen 36


6 VIERDE COMMISSIE 38

6.1 Vredesoperaties 38

6.2 UNRWA 40


7 VIJFDE COMMISSIE 40

7.1 Hervormingen 41

7.2 Programma- en budgetcyclus 42

7.2.1 Programmabegroting 2002/2003 en 2000/2001 42

7.2.2 Contourenschets van de begroting 2004/2005 42

7.2.3 Programmaplanning 43

7.3 Personeelsonderwerpen 43

7.4 Financiële situatie 43

7.5 Contributieschaal 43

7.6 Overige onderwerpen 44


8 ZESDE COMMISSIE 45

8.1 Hoven en Tribunalen 45

8.1.1 Algemeen 45

8.1.2 Internationaal Strafhof 45

8.1.3 ICTY & ICTR 46

8.1.4 Khmer Rouge tribunaal 47

8.1.5 Sierra Leone Special Court 47

8.1.6 Internationaal Gerechtshof 47

8.1.7 ITLOS 48


Bijlage: Lijst van gebruikte afkortingen 49

Bijlage: EU PRIORITIES FOR UNGA 57 52

ALGEHEEL VERLOOP

Voor de behartiging van de Nederlandse belangen en het waarborgen van onze waarden, veiligheid, vrijheid en welvaart moeten we verder kijken dan onze grenzen. Oorlogen, conflicten en terroristisch geweld elders herinneren ons eraan dat stabiliteit in ons deel van de wereld - en daarmee onze welvaart - niet zonder inspanning tot stand komt of bewaard blijft. Nederland zal zich hiervoor inzetten in internationaal verband, waarbij juist door ons beleid in te bedden in internationale organisaties en afspraken, we het behoud van onze eigen identiteit het beste kunnen waarborgen. Want alleen zo kunnen we onze stem laten horen en invloed uitoefenen op ontwikkelingen die Nederland raken.

Nederland zal het beleid zoveel mogelijk afstemmen binnen het kader van de EU, maar zal op deelterreinen ook eigen initiatieven ontplooien. De uitgangspunten voor het EU-beleid zijn neergelegd in het door de Algemene Raad van 22 juli jl. aanvaarde "Priorities of the EU for the 57 session of the UN General Assembly" (document in bijlage toegevoegd).

De implementatie van de Millennium Verklaring is een hoofddoelstelling van EU-beleid. Centraal staan de strijd tegen het terrorisme, de bevordering van de mensenrechten, humanitaire thema's, ontwapening en non-proliferatie, duurzame ontwikkeling en de bestrijding van HIV/AIDS. Inzake conflictpreventie en de bevordering van internationale vrede en veiligheid zullen naar verwachting gedurende het debat de ontwikkelingen in het Midden-Oosten, de Balkan en Afrika (Grote Meren in het bijzonder) centraal staan.

Voor de Nederlandse regering dient ook voor internationale instellingen, waaronder de VN en de daaraan gelieerde organisaties, te gelden dat de nadruk moet verschuiven van de voorbereiding naar de uitvoering; van plannen, nota's en richtlijnen naar resultaatgerichte en concrete uitvoering. Dus niet steeds weer nieuwe grote conferenties over beleid, al dan niet "+5" of "+10", maar implementatie voor wat al is afgesproken. Die afspraken zijn samengevat in de Millennium-Verklaring en, voor wat de ontwikkelingsproblematiek betreft, de daarop gebaseerde Millennium Development Goals (MDG's). Nu is de uitdaging die internationale agenda op een praktische manier waar te maken, door te werken aan verbetering van concrete situaties.

Vanuit deze visie verdienen de voorstellen van SGVN Kofi Annan voor hervorming van de VN, die beogen het gehele multilaterale systeem op een systematische wijze aan het werk te zetten in dienst van de Millennium-Verklaring warme steun.

De 57e zitting van de Algemene Vergadering vangt aan op dinsdag 10 september 2002 en gaat door tot september 2003. Tot voorzitter van de 57e Algemene vergadering werd op 8 juli jl. de Tsjechische minister van Buitenlandse Zaken, Jan Kavan, gekozen. De verkiezingsregels waren kort daarvoor aangepast om een meer geleidelijke overgang tussen inkomend en uitgaand AVVN voorzitterschap te bewerkstelligen. Met uitzondering van de agenda van de Vijfde Commissie is het merendeel van de reguliere werkzaamheden gewoonlijk in december afgerond.

PLENAIRE

In de plenaire worden de in de hoofdcommissies aangenomen resoluties bekrachtigd en wordt gestemd over het lidmaatschap van een aantal VN (hoofd-)organen zoals de Veiligheidsraad en ECOSOC. Daarnaast worden onderwerpen besproken die zich niet lenen voor behandeling in één van de hoofdcommissies. Ook onderwerpen waaraan betrokken partijen relatief zwaar gewicht toekennen, kunnen in voorkomende gevallen in de plenaire aan de orde komen. Van sommige onderwerpen (o.a. het Midden-Oosten) worden deel-aspecten in de hoofdcommissies besproken en komen de politiek meest gevoelige aspecten uitsluitend in de plenaire aan de orde.

Hervorming en uitbreiding Veiligheidsraad

Het zich al enige jaren voortslepende debat over hervorming en uitbreiding van de Veiligheidsraad vertoont nog steeds weinig vooruitgang. Het gaat in dit debat zowel om politiek gevoelige zaken, zoals de omvang, wijze van uitbreiding van het ledental en het gebruik van het vetorecht, als over minder controversiële onderwerpen, zoals het vergroten van de transparantie van de werkzaamheden van de Raad. Bij de minder controversiële onderwerpen is in de praktijk al de nodige vooruitgang geboekt. Zo vindt voor specifieke vredesoperaties regelmatig overleg plaats van de Veiligheidsraad met troepenleverende landen, een opzet waar Nederland met succes voor heeft gepleit. Verder organiseert de Raad regelmatig zogenaamde open, meestal thematische debatten, waar ook niet-leden een interventie kunnen houden. Daarnaast wordt gezocht naar een meer interactief format voor de zogenaamde "wrap-up" sessies ter afsluiting van de maandelijks wisselende voorzitter-schappen. Bij andere, politiek meer gevoelige onderwerpen is echter als gevolg van grote belangentegenstellingen nog steeds geen zicht op overeenstemming.

Nederland is van mening dat het belang van een meer representatieve Veiligheidsraad niet ten koste mag gaan van de effectiviteit. In dit verband kan ook worden gewezen op het streven van de Nederlandse regering naar één zetel in de Veiligheidsraad voor de lidstaten van de gehele Europese Unie, zij het op termijn en onder nader te bepalen voorwaarden.

Midden-Oosten

Sinds de vorige AVVN is de situatie in het Midden-Oosten ernstig verslechterd. De ge-voelens van wantrouwen en vijandschap tussen de conflictpartijen namen toe. Een voort-durende verergering van de geweldspiraal was hiervan zowel de oorzaak als het gevolg. Verdere escalatie van het geweld kan, naast de gevolgen voor de bevolking van Israël en de Palestijnse gebieden, een bedreiging vormen voor de vrede en stabiliteit in de gehele regio. Effecten van uitstraling naar andere regio's, waaronder Europa, zijn daarbij niet uit te sluiten.

De internationale gemeenschap heeft zich het afgelopen jaar op vele manieren ingespannen om het geweld in te dammen, een herstel van vertrouwen te bewerkstelligen en om ge-sprekken tussen de partijen gericht op een politieke oplossing te doen hervatten. Hoewel deze inspanningen zeker niet zonder effect zijn geweest, moet worden vastgesteld dat de internationale gemeenschap er in de afgelopen tijd nog niet in is geslaagd de partijen weer aan de onderhandelingstafel te krijgen. Er is derhalve naar Nederlands oordeel een nog grotere inspanning nodig. Nauwe samenwerking tussen de belangrijkste leden van de inter-nationale gemeenschap is hierbij een eerste vereiste. In dit verband is de samenwerking tussen de Europese Unie, de Verenigde Staten, de Russische Federatie en de Verenigde Naties in het zogeheten "Kwartet" van belang. Nederland vindt met de EU dat het Kwartet zijn inspanningen tot het creëren van een politiek spoor om de partijen te helpen de negatieve spiraal te doorbreken en terug te keren naar de onderhandelingstafel, moet voort-zetten.

De betrokkenheid van Arabische landen in de regio zoals Saoedi-Arabië, Jordanië en Egypte is in dit verband waardevol. Van groot belang (en potentieel van doorslaggevende betekenis als raamwerk voor een allesomvattende regeling) is het initiatief van de Saoedische kroon-prins Abdullah, dat uitgaat van vrede op basis van vestiging van een Palestijnse staat in ruil voor erkenning van Israël door de Arabische landen. De Arabische Liga heeft dit plan inmiddels formeel overgenomen.

De Amerikaanse visie op een oplossing van het conflict is weergegeven in de recente speech van President Bush. De Amerikaanse inzet richt zich o.a. op een grondige hervorming van de Palestijnse Autoriteit, zodat deze een betrouwbare en transparante gesprekspartner kan zijn in onderhandelingen over een finale status: twee staten, Israël en Palestina, die vreedzaam naast elkaar bestaan en duurzame vrede met de Arabische buurlanden. Nederland is van mening dat nauwe samenwerking tussen de VS en de EU, met name binnen het kader van het Kwartet van groot belang is.

Bij het zoeken naar een uitweg uit de onmiddellijke crisis is het naar Nederlands oordeel essentieel dat een koppeling tot stand wordt gebracht tussen veiligheid, het politiek spoor en hervorming van de Palestijnse Autoriteit. De veiligheid die Israël terecht eist zal alleen werkelijk kunnen worden bereikt indien ook aan de Palestijnen een politiek perspectief wordt geboden op basis van een oplossing uitgaande van twee staten. Bovendien is her-vorming van de Palestijnse Autoriteit van groot belang, zowel voor een voorspoedige politieke en economische opbouw van de Palestijnse Gebieden, als voor het herstel van het vertrouwen tussen Israël en de Palestijnse gesprekspartner.

De sociaal-economische situatie in de Palestijnse Gebieden is zeer slecht. Dit is met name het gevolg van de Israëlische afsluitingen en andere gevolgen van een conflictsituatie. De desintegratie van de zeer verzwakte Palestijnse Autoriteit, de grootste werkgever in de Palestijnse Gebieden, heeft ook directe gevolgen gehad voor de veiligheid en stabiliteit. De overleving van een hervormde Palestijnse Autoriteit is daarom van belang en zal door de internationale gemeenschap moeten worden ondersteund, waarbij additionele financiële hulp vermoedelijk wederom noodzakelijk zal blijken te zijn.

Naar stellige verwachting zal ook tijdens deze AVVN de Midden-Oosten problematiek prominent op de agenda staan en onderwerp zijn van vele resoluties. De op dat moment heersende omstandigheden zullen bepalend zijn voor de inhoud van de discussies en de in te dienen ontwerpresoluties.

Voormalig Joegoslavië / Westelijke Balkan

De stabiliteit op de Westelijke Balkan blijft ook de komende periode een belangrijk punt van aandacht. Zonder gerichte nazorg dreigt de regio te verworden tot een verwaarloosde achtertuin van Europa, waarin armoede, georganiseerde misdaad en zwak bestuur de over-hand hebben. De groeiende rol van de EU in de regio (o.a. overname VN-politiemissie in Bosnië per 2003) laat het belang van blijvende VN-betrokkenheid op de Balkan, o.a. via UNMIK in Kosovo, onverlet. Toenemende aandacht vanuit de internationale gemeenschap is nodig voor de destabiliserende werking van (grensoverschrijdende) criminaliteit in de regio.

In Bosnië is er geen alternatief voor"Dayton", maar gaandeweg zal meer nadruk moet komen te liggen op "ownership" (zo ook de nieuwe Hoge Vertegenwoordiger Paddy Ashdown). Belangrijk is dat er voldoende sprake is van een geïntegreerde strategie t.a.v. Bosnië, waarbij bijdragen vanuit verschillende invalshoeken (SFOR, OHR, EU, OVSE en VN) voldoende met elkaar in verband staan.

Nederland heeft sinds 26 juni jl. de rol van "lead nation" van Task Force Fox op zich genomen. Van een eventuele EU-overname van deze missie na de verkiezingen (15 september) kan alleen sprake zijn indien alsdan een permanente regeling is gevonden voor de relatie EU-NAVO ("Berlijn plus"). Nederland heeft met Macedonië een structurele OS-relatie en draagt per jaar ca. 50 Meuro bij aan o.a. activiteiten ter uitvoering van het Ohrid-akkoord.

De toekomstige constitutionele constellatie van de FRJ is van groot belang voor de regionale stabiliteit. In dit verband is spoedige uitwerking van het akkoord tussen Servië en Monte-negro inzake een nieuwe unie tussen beide deelrepublieken cruciaal. De definitieve status van Kosovo dient daarentegen voorlopig nadrukkelijk niet op de agenda te staan. Eerst zul-len de nieuwe Kosovaarse instituties zich - onder supervisie van UNMIK - moeten richten op verbetering van de interne stabiliteit door te werken aan democratisering, economische hervormingen en de strijd tegen georganiseerde misdaad.

Nederland is één van de grootste pleitbezorgers van meer druk op landen in de regio inzake samenwerking met het ICTY. Recente stappen daartoe in Belgrado (wetgeving) zijn

verwelkomd, maar het gaat om volledige samenwerking, dus niet alleen vrijwillige over-drachten. Druk op met name de autoriteiten in Bosnië en de FRJ dient gehandhaafd te blijven. De uitvoerbaarheid van een exitstrategie van ICTY is uiteindelijk grotendeels afhankelijk van de overdracht van de "grote vissen" Mladic en Karadzic.

Grote Meren gebied

De ontwikkelingen in het Grote Meren-gebied hebben de volle aandacht van Nederland. In de navolgende paragrafen wordt vooral een beeld geschetst van de situatie in de vredesprocessen in respectievelijk de DRC en Burundi op het momement van het opstellen van de Richtlijnen. De nadere standpuntbepaling van Nederland in deze wordt vastgesteld in het licht van de laatste ontwikkelingen.

Vredesproces in de DRC

De situatie in de Democratische Republiek Congo (DRC) is nog steeds uitermate zorgwekkend en instabiel, mede omdat vredesonderhandelingen in april - mei 2002 tussen de bij het conflict betrokken Congolese partijen een ontoereikend resultaat hebben opgeleverd.

Met de uitvoering van het in juli 1999 door alle betrokken partijen getekende Lusaka-akkoord is sinds de komst van Kabila jr. aanmerkelijke voortgang geboekt. Op 24 augustus 2001 is in Gaborone een start gemaakt met de Inter-Congolese dialoog (ICD). Deze moet leiden tot een transitieregering en interne democratisering in de DRC. De ICD heeft medio april 2002 in Sun City geleid tot een akkoord tussen alle strijdende partijen op een groot aantal deelonderwerpen. Maar juistop het meest cruciale onderdeel, namelijk de samen-stelling van de transitieregering, is slechts een deelakkoord bereikt tussen de regering van de DRC en de door Oeganda gesteunde MLC. De door Rwanda gesteunde RCD/Goma heeft onder druk van Rwanda dit document niet ondertekend. Rwanda wensteen meer invloed-rijke rol van de RCD/Goma in de transitieregering.

De vredesdialoog is daarmee beland in een impasse. Het akkoord tussen Kabila en de MLC is niet verder uitgewerkt. Het uitblijven van een akkoord, dat het land verenigt onder een enkele autoriteit, kan leiden tot steeds verdergaande polarisatie en toenemend geweld. Het is van groot belang dat door alle betrokken partijen en de internationale gemeenschap gestreefd wordt naar hernieuwde besprekingen. Deze besprekingen dienen gericht te zijn op het betrekken van de bevolking van het oostelijk deel van de DRC, dat beheerd wordt door de RCD/Goma, bij de transitieregering.

De VN vredesmacht MONUC heeft fase II volbracht (het opzetten van bases in de verschillende delen van de DRC) en bereidt zich thans voor op fase III. Tijdens fase III dient demobilisatie en reïntegratie (DDR) van de (niet bij het akkoord aangesloten) gewapende groepen en de terugtrekking van alle buitenlandse troepen uit de DRC plaats te vinden. Tot op heden weigerde Rwanda echter zijn troepen terug te trekken uit het oosten van de DRC tot er een oplossing zou zijn gevonden voor de veiligheidseisen die Rwanda stelt aan zijn grenzen. Deze eisen richten zich met name op de aanwezigheid van voormalige genocidairs (Interahamwe en ex-FAR) in het grensgebied met de DRC. Of het voorlopige akkoord dat op 22 juli tussen vertegenwoordigers van DRC en Rwanda werd gesloten een oplossing zal kunnen bieden, moet de tijd leren. Nederland heeft overigens 100 miljoen USD ter beschik-king gesteld aan een regionaal programma voor DDR dat is opgezet door de Wereldbank en UNDP.

Uit onderzoek van een door de Veiligheidsraad ingesteld deskundigenpanel blijkt steeds duidelijker dat de grote hoeveelheden natuurlijke rijkdommen in de DRC door de daar aanwezige buitenlandse troepen systematisch en op grootschalige wijze geëxploiteerd worden. Het VN-panel is voornemens in augustus 2002 aanbevelingen te doen inzake maat-regelen die genomen zouden kunnen worden om deze exploitatie tegen te gaan. Deze maat-regelen zullen gericht zijn op de versterking van de rechtstaat in de DRC, het tegengaan van conflictgerelateerde handel en van doorvoer van producten, en de inzet van ontwikkelings-gelden door de internationale gemeenschap. Nederland voert binnen de EU reeds informeel overleg over mogelijkheden voor gezamenlijke maatregelen.

De humanitaire en mensenrechtensituatie is met name in het oosten van de DRC erbarmelijk. De lokale bevolking is al sinds 1998 het slachtoffer van de militaire bezetting en de facto-deling van het land, waardoor vrij vervoer van personen en goederenverkeer onmogelijk is. Het staakt-het-vuren is diverse malen geschonden en de gewelddadigheden tegen de lokale bevolking door verschillende gewapende groepen gaan onverminderd door. Schattingen van het totale aantal dodelijke slachtoffers, direct of indirect, door het conflict in de periode 1994 - 2002 (met inbegrip van de genocide in Rwanda) lopen inmiddels op tot 3 à 4 miljoen, waarvan minder dan een miljoen tijdens de genocide zelf. Mede als gevolg van dit geweld zijn er thans meer dan 2 miljoen ontheemden en heeft slechts 40% van de bevolking toegang tot elementaire gezondheidszorg. Er is op ongekendgrote schaal sprake van grove mensenrechtenschendingen, waaronder verkrachtingen, standrechtelijke executies, arbitraire detentie en marteling.

Vredesproces in Burundi

Het binnenlandse conflict beheerst het dagelijks leven in Burundi volledig. De aan de hand van de Arusha-akkoorden ingestelde overgangsregering, die sinds november 2001 operationeel is, is uiterst fragiel. Pogingen om te komen tot een staakt-het-vuren met de niet bij het Arusha-akkoord aangesloten rebellengroeperingen FDD en FNL, hebben nog niet tot resultaten geleid. Van verdere uitvoering van het Arusha akkoord door de transitieregering is ook nog geen sprake. Er is sprake van een weer oplaaien van de gevechten. Tussen de overheid en rebellen, maar ook binnen de overheid en tussen leger en regering heerst wan-trouwen. Het door Tutsis gedomineerde leger is sinds het begin van de transitie, met hulp van het Rwandese leger, een offensief begonnen tegen de FDD en de FNL. Geen van beide partijen wordt in staat geacht de ander te overwinnen. Alleen direct contact tussen rebellen en leger lijkt de impasse te kunnen doorbreken.

Door zowel de rebellen als het leger worden straffeloos zeer ernstige mensenrechten-schendingen begaan: buitengerechtelijke executies, arbitraire detentie, gedwongen rekrutering van kindsoldaten, marteling en plundering. 60% van de bevolking leeft onder de armoedegrens, er heerst grote werkloosheid, minder dan 50% van kinderen kan naar school.

Bij uitblijven van steun van de internationale gemeenschap aan de Burundese bevolking dreigt het al tanende vertrouwen van de bevolking in de transitieregering geheel te verdwijnen en het fragiele vredesproces ineen te storten. Vredesdividend, in eerste instantie via vermindering van de wurgende staatsschuld, is noodzakelijk. Mislukking van het vredes-proces zou het land in een crisis met zeer te vrezen uitkomst kunnen storten.

Implementatie Millennium-Verklaring

Tijdens de in 2000 gehouden Millenniumtop, die voorafging aan de 55e zitting van de AVVN, is door de 189 lidstaten van de VN (waarvan het merendeel door staatshoofden of regeringsleiders was vertegenwoordigd) de Millennium-Verklaring aanvaard. Daardoor is breed politiek commitment gegeven aan de onderwerpen: vrede, veiligheid en ontwapening, ontwikkeling en armoedebestrijding, bescherming van het milieu, mensenrechten, demo-cratie and goed bestuur, bescherming van kwetsbare groepen, Afrika en versterking van de VN. Voor het onderdeel ontwikkeling betekent dit het centraal stellen van de tijdens grote internationale conferenties in de jaren '90 overeengekomen doelen in de internationale ontwikkelingsagenda.

Met het oog op de implementatie van de Millennium-Verklaring heeft de SGVN in 2001 aan de AVVN de "Road Map towards the implementation of the United Nations Millennium Declaration" voorgelegd. In de tijdens de 56e zitting aanvaarde resolutie over de opvolging van de Millenniumtop wordt met waardering kennisgenomen van de "road map" en wordt aanbevolen dat deze wordt beschouwd als een nuttige gids voor de implementatie van de millenniumverklaring door het VN-systeem. Verder worden lidstaten, de Bretton Woods-instellingen en de WTO opgeroepen om de "road map" te betrekken bij de implementatie van doelen uit de Millennium-Verklaring. Tenslotte wordt de SGVN gevraagd jaarlijks over de voortgang te rapporteren. Eens in de vijf jaar zal de SGVN een alomvattend rapport daarover aan de AVVN voorleggen.

Het eerste voortgangsrapport ligt voor aan de 57e zitting van de AVVN. Nederland hecht veel belang aan de implementatie van de Millennium-Verklaring en de daarop gebaseerde Millennium Development Goals (MDG's), dit in het kader van het door Nederland krachtig beleden streven naar concrete resultaten. Alle onderdelen van het VN-systeem, de Internationale Financiële instellingen dienen hun bijdrage te leveren aan de implementatie van die doelen. Ook niet VN-organisaties als de WTO kunnen daaraan bijdragen. Primaire verantwoordelijkheid daarin ligt bij nationale overheden, daarin gesteund door donoren, NGO's en private sector. Daartoe is een versterkte samenwerking vereist. In het Monterrey Consensus document is de Millennium- Verklaring verankerd, waardoor de ontwikkelingsdoelen en de financiering ervan bij elkaar komen. Het accent dient nu te liggen op de feitelijke implementatie van de MDG's, met bijdragen daaraan van alle betrokken stakeholders.

EERSTE COMMISSIE

De Eerste Commissie, die belast is met ontwapening en internationale veiligheid, behandelt zowel onderwerpen gerelateerd aan massavernietigingswapens als aan conventionele wapens. Nederland zal zich actief inzetten voor consensus op prioritaire onderwerpen als non-proliferatie, kernontwapening, kleine wapens en anti-personeel mijnen. Daarnaast zal het wederom zoveel mogelijk steun trachten te verwerven voor de traditioneel door Nederland namens de Europese Unie in te dienen ontwerpresolutie inzake openheid in bewapening.

Nucleaire non-proliferatie en kernontwapening

Het afgelopen jaar geeft op het terrein van nucleaire non-proliferatie en kernontwapening een gemengd beeld. De eerste PrepCom voor de 2005 Toetsingsconferentie van het Non-proliferatie Verdrag (NPV), van april 2002, is redelijk succesvol verlopen. Daarnaast is het verdrag tussen de Verenigde Staten en Rusland voor vermindering van de hoeveelheid gestationeerde kernkoppen een belangrijke positieve stap. Tegelijkertijd heeft de opzegging van het ABM-verdrag door Washington en de Amerikaanse Nuclear Posture Review onzekerheden over de toekomst van kernontwapening teweeggebracht. Inzet delegatie dient te zijn een positieve balans op het nucleaire dossier uit te dragen met onderstreping van de noodzaak volgende stappen te zetten van het NPV actieprogramma.

Bij de 56e AVVN heeft de Nieuwe Agenda Groep (NAG), vanwege interne onenigheid, afgezien van de indiening van de gebruikelijke resolutie over kernontwapening. Het is nog onduidelijk of de NAG-resolutie dit jaar zal worden ingediend.

Evenals voorgaande jaren zal Nederland pleiten voor een resolutie over spoedige inwerkingtreding van het Kernstopverdrag (CTBT). Het is echter de verwachting dat de Verenigde Staten zijn harde standpunt t.o.v. het Kernstopverdrag zal blijven innemen. Vorig jaar stemde de VS zelfs tegen een volledige uitgeklede procedurele resolutie inzake het CTBT.

Inzake FMCT zal Nederland zich dit jaar, mede in het licht van onze initiatieven in Genève, wederom uitspreken voor onmiddellijke en onvoorwaardelijke aanvang en spoedige afronding van de onderhandelingen over een verdrag over de productie van splijtstoffen. Vorig jaar werd deze resolutie zonder stemming aangenomen. Dit resultaat dient geconsolideerd te worden.

Gelet op de situatie in het Midden Oosten is een verscherping van de tegen Israël gerichte taal in de Egyptische resolutie ten aanzien van het risico van nucleaire proliferatie in het Midden Oosten verwachtbaar. Vorig jaar werd, in het licht van de gebeurtenissen van 11 september, de confrontatie nog vermeden. Er dient gestreefd te worden naar een gebalanceerde tekst die, net als vorig jaar, een voorstem van de gehele Europese Unie kan krijgen. In de Eerste Commissie dient het belang van multilaterale non-proliferatie en ontwapening voorop te staan.

Overige massavernietigingswapens

De jaarlijkse resolutie die oproept tot spoedige afronding van de onderhandelingen over een protocol ter versterking van het Biologisch Wapens Verdrag uit 1972 is bij de vorige zitting van de Eerste Commissie, na Amerikaanse druk, vervangen door een procedureel besluit. Dit jaar zal Nederland zich ervoor inzetten, met het oog op de aankomende Toetsingsconferentie van het Biologische Wapens verdrag, de feitelijke stand van zaken in de onderhandelingen in een resolutie weer te geven.

Op het gebied van chemische wapens zal wederom een resolutie inzake de nakoming van de verplichtingen van het Chemisch Wapens Verdrag worden ingediend. Deze wordt door Nederland als gastland van de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens van harte ondersteund.

Conventionele wapens

Anti-personeel mijnen

Nederland ondersteunt de resolutie inzake het verdrag ter uitbanning van anti-personeel mijnen (het Ottawa-Verdrag). In het bijzonder zal een dergelijke resolutie gericht dienen te zijn op bevordering van de ratificatie van het Ottawa-Verdrag (universaliteit) en de tenuit-voerlegging van de bepalingen gericht op uitbanning van anti-personeel mijnen. Mogelijk zullen er ook dit jaar weer pogingen worden gedaan door middel van een resolutie onder-handelingen in de Geneefse Ontwapeningsconferentie over het verbod op overdrachten van anti-personeel mijnen te bevorderen. Voor Nederland is het Ottawa-Verdrag de norm, maar het zal zich niet verzetten tegen een resolutie over het verbod op overdracht van mijnen, op voorwaarde dat deze het Ottawa-Verdrag niet ondergraaft.

Conventionele Wapens Verdrag / Ontplofbare Oorlogsresten

Mede door de Toetsingsconferentie van het Conventionele Wapensverdrag (CWV) in december 2001 is de aandacht voor dit verdrag sterk toegenomen. Nederland is tevreden over de uitkomsten van de Toetsingsconferentie, met name inzake de instelling van een Deskundigengroep inzake ontplofbare oorlogsresten (ERW, Explosive Remnants of War) en Anti-Voertuig Mijnen. Nederland is internationaal de voortrekker van de besprekingen over ERW en is benoemd tot "Coördinator" (Voorzitter) van de besprekingen over dit onderwerp in de Deskundigengroep.

Nederland hoopt dat met de instelling van de Deskundigengroep een eerste stap is gezet op weg naar de ontwikkeling van een internationaal juridisch instrument voor ontplofbare oorlogsresten. Bespreking in VN-kader van het CWV en de ERW problematiek zal een positieve uitwerking kunnen hebben. De vermoedelijk door Zweden in te dienen CWV-resolutie kan door Nederland worden ondersteund. Daarbij kan tevens de steun worden uitgesproken voor het streven naar versterking van de bepalingen ten aanzien van Anti-Voertuig Mijnen.

Nederland verwelkomt ook het besluit van de Toetsingsconferentie om de werking van het Verdrag uit te breiden tot interne conflicten. Dit zou ook in de resolutie tot uitdrukking kunnen worden gebracht.

Kleine wapens

De VN-conferentie over kleine wapens die van 9-20 juli 2001 plaatsvond in New York bereikte overeenstemming over een Actieprogramma dat minder concreet is dan Nederland en de Europese Unie hadden gehoopt. Het vormt daarentegen wel een interessante basis voor toekomstige activiteiten op nationaal, regionaal en internationaal niveau.

Resoluties over kleine wapens zouden bij voorkeur uitwerkingen moeten bevatten van operationele bepalingen van het Actieprogramma en een besluit wanneer en waar de eerste tweejaarlijkse conferentie moet plaatsvinden om de uitvoering van het programma te bezien. Het voorstel van Japan, Colombia en Zuid-Afrika om deze conferentie in 2003 te houden, dient te worden gesteund.

Om ongecontroleerde verspreiding van kleine wapens te voorkomen, is een goede informatieuitwisseling over export- en doorvoerbeleid van wapens noodzakelijk. Nederland zal, indien daar voldoende steun voor is, een resolutie indienen waarin landen worden opgeroepen hun wet- en regelgeving op het gebied van export en doorvoer van wapens bij de Secretaris-Generaal bekend te maken.

Nederland maakt deel uit van de VN-expertgroup 'marking and tracing'. Een resolutie die is gericht op ondersteuning van de werkzaamheden van deze groep kan mede worden ingediend.

Mali dient wellicht weer een resolutie in over de noodzaak tot het verlenen van hulp aan landen bij het implementeren van het VN-Actieprogramma. Dit kan worden gesteund.

Openheid in Bewapening / VN Wapenregister

Tijdens de 56e zitting van de AVVN heeft Nederland, evenals voorgaande jaren, namens de Europese Unie een ontwerpresolutie ingediend die aandacht vraagt voor het belang van openheid in bewapening als vertrouwenwekkende maatregel. De ontwerpresolutie werd door 88 landen geco-sponsord, waarna in de Algemene Vergadering uiteindelijk 133 landen voorstemden en 17 landen zich onthielden van stemming. Ook dit jaar zal Nederland dezelfde resolutie indienen.

Egypte heeft vorig jaar, net als in 2000, zijn concurrerende resolutie inzake openheid in bewapening niet ingediend. Die resolutie riep op tot uitbreiding van het register met alle massavernietigingswapens en gegevens over de overdracht van voor vervaardiging van deze wapens benodigde technologie en uitrusting. Dit jaar zou deze positieve ontwikkeling, slechts één resolutie over openheid in bewapening, geconsolideerd moeten worden. De kans bestaat echter dat Egypte dit jaar toch weer met een eigen resolutie zal komen aangezien de Groep van Regeringsexperts in 2003 weer bijeen komt. Bezien moet worden of een even-tueel compromis met Egypte over de tekst van het mandaat voor de expertgroep, een con-currerende resolutie kan voorkomen. Een dergelijk compromis moet dan wel ook aanvaard-baar zijn voor de huidige (traditionele) sponsors van de resolutie.

Overig

Nederland is voornemens een nieuwe resolutie in te dienen tijdens deze zitting van de Eerste Commissie die betrekking zal hebben op de noodzaak tot het opstellen van, en het ver-schaffen van transparantie ten aanzien van export controle wetgeving. Inzake de precieze invulling zal nadere afstemming plaatsvinden.

TWEEDE COMMISSIE

De Tweede Commissie houdt zich bezig met economische, financiële, milieu- en (duurzame) ontwikkelingsaangelegenheden. Onderwerpen als globalisering en de schuldenproblematiek spelen een prominente rol. Hieronder wordt nader ingegaan op de Nederlandse uitgangspunten met betrekking tot een aantal belangrijke thema's die in de Tweede Commissie zullen worden besproken naar aanleiding van verschillende resoluties.

Financiering van ontwikkeling

De "Financing for Development"-conferentie (FfD), die van 18-22 maart jl. in Monterrey (Mexico) plaats vond, heeft meer succes opgeleverd dan velen tevoren hadden durven hopen. In het slotdocument ("Monterrey Consensus") staat het bereiken van de Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen (MDG's) centraal. Voorts wordt daarin erkend dat zaken zoals de effectiviteit van de hulp, voortgang op het terrein van handel en investeringen en het economische en sociale beleid dat ontwikkelingslanden zelf voeren van cruciaal belang zijn om de armoede te bestrijden en daarmee de realisatie van de MDG's dichterbij te brengen. Aandacht voor goed bestuur en corruptiebestrijding, de erkende noodzaak voor ontwikkelingslanden de hand in eigen boezem te steken en hun eigen verantwoordelijkheid te nemen, goed donorbeleid en de noodzaak van armoedegerichtheid van PRSP's zijn alle bijzonder welkom. In feite is de Monterrey Consensus een nieuwe "Global Deal": ontwikkelingslanden hebben toegezegd politieke en economische hervormingen door te zullen voeren , terwijl ontwikkelde landen op het gebied van hulp, handel en investeringen meer steun zullen geven.

De verschillende middelen die een rol spelen bij ontwikkeling zoals internationale handel, binnenlands gegenereerde middelen, buitenlandse investeringen, internationale hulp en externe schulden zijn op geïntegreerde wijze tijdens FfD met elkaar in verband gebracht. Daarbij is duidelijk geworden dat het armoedevraagstuk alleen door een gezamenlijke aanpak met actieve betrokkenheid van alle actoren (overheden, VN/IFI's, bedrijfsleven, NGO's en civic society) doeltreffend kan worden opgelost. Terecht legt het slotdocument veel nadruk op deze beleidscoherentie.

Een van de positieve aspecten van FfD is dat de neerwaartse trend in ODA is omgebogen doordat de VS als ook de EU hebben toegezegd hun ODA gaandeweg structureel te verhogen: met 20-25% gedurende de komende 4 jaar. Weliswaar is dit nog ruim onvoldoende om de MDG's te realiseren, maar het is een bemoedigend begin.

Waar het nu op aan komt is te verzekeren dat de winst van FfD niet blijft steken in de Consensus-verklaring maar wordt verzilverd in concrete resultaten. Immers, waar de MDG's aangeven welke vooruitgang concreet op cruciale terreinen van ontwikkeling moet worden gemaakt vóór 2015, wijst FfD de middelen aan die daarvoor gebruikt kunnen/moeten worden. Daarmee is de follow-up van FfD onlosmakelijk verbonden met de vooruitgang ten aanzien van de MDG's. Dat betekent ook dat de verschillende stakeholders die nauw hebben samengewerkt bij de voorbereiding van FfD zoals VN, BWI's en WTO, ook de handen ineen moeten slaan in het vervolgtraject van FfD.

Het Consensus-document zelf besteedt veel aandacht aan dit vervolgtraject, "Staying Engaged" genaamd, waarin wordt aangegeven op welke wijze de 'global alliance for development' vorm kan worden gegeven. Centrale rol daarin spelen de AVVN en ECOSOC in nauwe samenwerking met de BWI's en WTO. In dit verband dient te worden uitgegaan van bestaande structuren zoals ECOSOC en het WB/IMF Development Committee. Over de monitoring van Monterrey bestaat nog veel onduidelijkheid. Tijdens de ECOSOC/BWI/

WTO-voorjaarsbijeenkomst (april 2002) stond dit onderwerp prominent op de agenda alsmede tijdens de ECOSOC-zomerzitting (juli 2002). Door velen is opgemerkt dat coherentie en coordinatie tussen ontvangende en donorlanden, tussen donorlanden onderling alsmede donoren en IFI's ter ondersteuning van nationale strategieën van groot belang zijn voor het versterken van 'ownership' van beleid en harmonisatie van hulpprocedures. Betere samenwerking tussen de VN, WBI's en WTO is nodig om Monterrey te implementeren.

De delegatie zal in het licht van het belang dat wordt gehecht aan een goede en effectieve follow-up van Monterrey zich - in nauw overleg met de EU-partners - actief opstellen in het FfD-debat en kan zijn medewerking verlenen aan voorstellen die - rekening houdende met het hierboven gestelde
- de Consensus van FfD kunnen omzetten in concrete resultaten. Ze is daarbij indachtig dat daardoor mede het fundament wordt gelegd voor een succesvolle realisatie van de MDG's. De 57e AVVN zal worden gevraagd in te stemmen met het voor-bereiden inclusief de agenda van een 'high level dialogue' inzake Monterrey gedurende de 58e AVVN. De delegatie kan daarop in beginsel positief reageren maar zal zonodig om nadere instructies vragen.

Globalisering, handel en ontwikkeling

Nederland stelt zich op het standpunt dat de potentiële voordelen van globalisering groot zijn. De versnelling in het globaliseringsproces in het afgelopen decennium heeft geleid tot een substantiële bijdrage aan de mondiale economische groei. Daar staat tegenover dat de economische groei die voortvloeit uit de globalisering van de wereldeconomie ook kan leiden tot minder gunstige gevolgen zoals vergroting van de verschillen tussen rijk en arm.

De delegatie kan tijdens de komende AVVN aandacht vragen voor de risico's van globalisering en bepleiten dat dit proces op een effectieve en efficiënte manier moet worden ingekaderd. Op handelspolitiek terrein vraagt dat om een evenwichtige en samen-hangende inzet die tegemoet komt aan de verschillende belangen die in het geding zijn. Het gaat daarbij om:

versterking van de WTO als spil van het multilaterale wereldhandelsstelsel;

dit sluit aan bij de wens om de wereldhandelsstromen effectief aan spelregels te binden, zodat niet het recht van de sterkste geldt maar het recht van internationale verdragen; het zijn met name de kleinere en meer kwetsbare landen die bij een dergelijke versterking winst boeken;

voortzetting van de handelsliberalisatie in het belang van alle partijen;

Handelsliberalisatie via het bevorderen van een efficiëntere productieverdeling is een van de belangrijkste motoren van economische groei. Gelet op de bestaande (hoge) handels-barrières op diverse terreinen is sprake van een substantieel en onbenut potentieel.

verdere integratie van ontwikkelingslanden in de WTO en de wereldhandel;

Ontwikkelingslanden hebben in het verleden in onvoldoende mate kunnen profiteren van handelsliberalisering. Een betere integratie van de ontwikkelingslanden en in het bijzonder van de minst ontwikkelde landen (MOL's) in de wereldhandel en in het werk van de WTO is daarom een van de hoofddoelstellingen van de Nederlandse inzet. Met name voor de MOL's geldt daarbij dat het tempo en de omvang van liberalisering moet worden aangepast aan het niveau van hun economische ontwikkeling. Van hen wordt in ruil voor de open-stelling van onze markten geen gelijke tegenprestatie verwacht.

erkenning en uitwerking van de raakvlakken van handelspolitiek met andere beleidsterreinen, zoals milieu, fundamentele arbeidsnormen en voedselveiligheid.

Hoewel de handelspolitieke regels doorgaans niet conflicteren met het beleid op deze andere terreinen, bestaan er situaties waar de WTO-disciplines de wegen voor effectief beleid op ander terrein zouden kunnen beperken. Voor zover inderdaad sprake is van conflicterende belangen dient op basis van een politieke afweging een oplossing te worden gezocht, waarbij het nakomen van verdragsrechtelijke en andere bindende juridische afspraken natuurlijk niet in het gedrang mag komen. Daarnaast moet worden vermeden dat handels-politieke maatregelen gericht op bescherming van het milieu, voedselveiligheid, fundamentele arbeidsnormen of andere niet-handelspolitieke doelstellingen verkapte instrumenten voor marktafscherming vormen, die beogen de comparatieve voordelen van ontwikkelingslanden - of andere landen - te ondermijnen.

De delegatie kan uitdragen dat een gezamenlijke aanpak van deze doelstellingen in het kader van het Doha Werkprogramma naar Nederlands oordeel de beste kansen biedt op succes. De nieuwe onderhandelingen moeten een ontwikkelingsronde worden waarbij substantieel voortgang wordt bereikt op voor deze landen prioritaire gebieden zoals vermindering van de bescherming van de landbouw in rijke landen, reductie van textieltarieven, vermindering van tariefpieken en tarief-escalatie. Om uitvoering te kunnen geven aan de afspraken in Doha en Monterrey moeten de handels- en ontwikkelingsgemeenschappen meer samen-werken. Die samenwerking moet er op gericht zijn dat ontwikkelingslanden in de onder-handelingen daadwerkelijk op kunnen komen voor hun belangen en in staat zijn om te profiteren van WTO-akkoorden.

Schulden

Nederland is en blijft voorstander van een ruimhartig schulden-kwijtscheldingsbeleid. De totale Nederlandse schuldverlichting (bilateraal en multilateraal) is de afgelopen twee jaar flink toegenomen (EUR 167 miljoen in 2000 en EUR 236 miljoen in 2001). De schulden-dienst van de 24 landen die eind 2001 hun HIPC-beslispunt hadden bereikt, daalt volgens berekeningen van de Wereldbank gemiddeld genomen met tweederde, inclusief de traditionele kwijtschelding door de Club van Parijs. Gemiddeld genomen daalt de schuldendienst als percentage van de export hiermee naar 10 procent. Nederland is bereid om in HIPC-kader op bilaterale basis extra steun te geven aan die landen waarmee Nederland een structurele ontwikkelingssamenwerkingsrelatie heeft en waar de schulden-dienst na HIPC-behandeling ondanks de goede uitvoering van een armoedebestrijding-programma (inclusief macro-economische discipline), waarvan een IMF-programma deel uitmaakt, nog steeds meer dan 10 procent van de jaarlijkse exportopbrengsten bedraagt.

In de genoemde 24 landen zullen de sociale uitgaven als percentage van het BNP eind dit jaar gestegen zijn tot gemiddeld 9%, terwijl dit percentage in 1999 nog 5,8% was. De delegatie zal in de onderhandelingen inbrengen dat het uitgangspunt van ontwikkelings-financiering moet zijn dat een land een realistische armoedebestrijdingsstrategie moet kunnen uitvoeren, zodat op termijn de MDG's kunnen worden gerealiseerd. Dankzij schuldverlichting kunnen landen hiervoor meer middelen inzetten.

Het streven naar een houdbaar schuldenniveau maakt deel uit van een alomvattende armoedebestrijdingsstrategie. Bij de berekening van het niveau van houdbare schuld wordt in HIPC-kader door IMF en Wereldbank uitgegaan van een groei in exporten die in lijn is met wat in de afgelopen twintig jaren in lage en midden-inkomenslanden is gerealiseerd. Deze projecties blijken in een aantal landen te hoog te zijn geweest vanwege economische teruggang in de afgelopen twee jaar. Daarom is besloten een aantal landen additionele schuldverlichting te geven. Overigens zou zelfs een verdubbeling van de exporten volgens het IMF onvoldoende zijn voor de benodigde ontwikkelingsfinanciering: HIPC-landen zullen dan ook voorlopig kapitaalimporteurs blijven en extra ODA-steun niet kunnen ontberen. Bij de berekening van het niveau van houdbare schuld wordt bovendien ver-ondersteld dat gemiddeld genomen op langere termijn geen ruilvoetverslechtering optreedt. Niettemin kunnen ruilvoetverslechteringen van jaar op jaar ertoe leiden dat in landen ernstige tekorten ontstaan bij de financiering van de armoedebestrijdingsstrategieën. Nederland is er voorstander van dat hiervoor in internationaal verband compensatie wordt geboden aan de getroffen ontwikkelingslanden - mits bij goed intern macro- en armoedebestrijdingsbeleid.

De delegatie zal uitdragen dat uitbreiding van het HIPC-initiatief naar andere landen, door versoepeling van de criteria, momenteel niet haalbaar is. Het blijkt dat het al zeer moeilijk zal zijn om de financiering voor de huidige lijst met HIPC-landen rond te krijgen. Wel kunnen ook landen die nu niet op de lijst staan in principe in aanmerking komen voor het HIPC-initiatief, mits zij tijdig zullen voldoen aan de criteria van enhanced HIPC. Wanneer landen niet aan deze criteria voldoen, kunnen bilaterale donoren in de Club van Parijs op basis van de daar geldende normen schuldverlichting toekennen.

Duurzame ontwikkeling

Tien jaar na de United Nations Conference on Environment and Development in Rio de Janeiro en vijf jaar na Rio+5 in New York zal in 2002 de vervolgconferentie Rio+10 (formeel World Summit on Sustainable Development) in Johannesburg worden gehouden. Nederland meent dat het WSSD-proces een revitalisatie dient te geven aan de implementatie van Agenda 21.

Nederland heeft de volgende zes brede prioritaire thema's voor WSSD geïdentificeerd: duurzame productie- en consumptiepatronen; armoede bestrijding; duurzame draagkracht van ecosystemen; gezondheid, kwetsbaarheid, veiligheid, risico-management; doelmatig mondiaal bestuur; en goede financieringsstructuren. In het kader van een nadere focus wordt bijzondere aandacht gegeven aan de sectoren water en energie, waarbij Afrika wordt aan-gemerkt als belangrijkste recipient. In het verlengde van Nederlandse beleidsuitgangspunten wordt daarnaast aandacht gegeven aan proces-gerelateerde onderwerpen als coherentie en monitoring.

De voorbereidingen voor de top in Johannesburg zijn moeizaam verlopen. Na de hoop-gevende brede samenwerking tussen de VN, de Bretton Woods-instellingen en de WTO in het kader van de topconferentie over "Financing for Development", is de WSSD tot dusver weer een traditionele VN-conferentie waarin EU, VS en de G77 moeilijk uit de loopgraven komen. Ten aanzien van handel en financiën zien een aantal (grotere) ontwikkelingslanden Doha en Monterrey als een springplank voor verdere vooruitgang tijdens WSSD, terwijl de VS, Japan en in mindere mate de EU Doha en Monterrey als plafond zien en menen dat verdere onderhandelingen over genoemde onderwerpen in daarvoor bestemde gremia plaats dienen te vinden en niet tijdens WSSD. De VS legt veel nadruk op goed bestuur op nationaal vlak en kent geen prioriteit toe aan versterking van internationale regimes, terwijl de G77 goed bestuur op internationaal vlak beklemtoont v.w.b. handel en financiën en de EU internationale afspraken wenst op sociaal en milieu terrein. Opmerkelijke aandacht gaat uit naar zgn. "partnerships", qua participatie tot de "coalition of the willing" beperkte samenwerkingsverbanden van gouvernementele-, non-gouvernementele (maatschappelijk middenveld) en multilaterale actoren, die een bepaald onderwerp oppakken (bijvoorbeeld energie en water) en financieren. De positieve appreciatie van een krachtenbundeling door actoren op deelterreinen gaat echter gepaard met zorgen v.w.b. multilateralisme à la carte (hetgeen de internationale ordening verzwakt), proliferatie en oneigenlijk gebruik (het begrip partnership wordt soms te pas en te onpas gebruikt, ook als nieuwe verpakking voor traditionele bilaterale projecten).

Er is leiderschap benodigd om Johannesburg tot een succes te maken. Nederland zal pogingen tot accommodatie van belangen ondersteunen. WSSD toont echter opnieuw aan, dat de waarde van internationale vervolgtoppen steeds kleiner wordt.

De instructie voor de delegatie zal worden bijgesteld in het licht van de uitkomsten van de Johannesburg-bijeenkomst (26 augustus-4 september 2002 ). Met name zal dan aandacht worden geschonken aan de noodzakelijke follow-up.

Follow up VN-Conferenties

Nederland pleit ervoor de evaluatie van de implementatie van actieprogramma's van de grote VN-conferenties voortaan in het kader van ECOSOC te laten plaatsvinden, tenzij een aparte topconferentie een duidelijk politiek belang dient. Naast de functionele en regionale commissies dienen ook andere instellingen, waaronder nadrukkelijk ook de IFI's, bij deze reviews te worden betrokken. De besprekingen dienen zich te concentreren op de implementatie van de afspraken op landenniveau (implementatie van de Millennium Development Goals, die voortkomen uit de Millennium Verklaring). Daarbij is de versterking van de statistische capaciteit van ontwikkelingslanden van belang teneinde hen in staat te stellen resultaten te kunnen meten.

Milieu

In het verleden heeft het debat over onderwerpen op milieugebied weinig toegevoegd aan wat reeds in andere fora is besproken. Bovendien is de Algemene Vergadering niet altijd het competente orgaan (bijvoorbeeld t.a.v. milieuverdragen). Nederland is dan ook geen voorstander van afzonderlijke resoluties over deelonderwerpen. Nederland streeft naar een adequate onderlinge taakverdeling tussen internationale milieuorganisaties en de zogenaamde "externe integratie van milieu". Dat laatste wil zeggen, dat op alle beleids-terreinen, zowel nationaal als internationaal, mede milieudoelstellingen verder worden bevorderd, in het bijzonder via het internaliseren van (extra) milieukosten in de prijs van goederen en diensten.

Belangrijke onderwerpen voor Nederland in milieukader zijn o.a. het geven van uitvoering aan verplichtingen dan wel activiteiten voortkomend uit het Kyoto Protocol (mitigatie en adaptatie), het protocol inzake bioveiligheid (Cartagena Protocol), het Verdrag inzake de uitbanning van Persistent Organic Pollutants (Verdrag van Stockholm), en het Verdrag inzake de toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter in milieu-aangelegenheden (met het Aarhus-verdrag als voorbeeld). Ook is van belang om verder invulling te geven aan de in het kader van de onderhandelingen over "International Environmental Governance" en "Governance for Sustainable Development" in 2002 gemaakte afspraken, onder meer door het bevorderen van de versterking van UNEP op zowel inhoudelijk als financieel vlak. Wat Nederland betreft is het vinden van oplossingen binnen het bestaande organisatie-kader uitgangspunt bij de discussie over de versterking van de internationale milieu-architectuur. Met andere woorden: er worden geen nieuwe organisaties gecreëerd. Dit zou te veel internationale energie mobiliseren ten koste van een focus op inhoudelijke resultaten. De nadruk dient te liggen op het bevorderen van een betere coördinatie tussen diverse relevante VN-instellingen (indien mogelijk zelfs samenvoeging van secretariaten van multilaterale overeenkomsten), inbedding van het concept duurzame ontwikkeling binnen deze organisaties (dus inclusief de integratie van milieu in het beleid en programma's van diezelfde instellingen). Ook de positie en de rol van de financiële instellingen (WB, regionale banken) en financieringsmechanismen als de GEF mogen in deze discussie niet ontbreken.

Ontwikkelingsactiviteiten

De Nederlandse positie t.a.v. de operationele activiteiten van de VN op het gebied van ontwikkelingssamenwerking concentreert zich rond de volgende punten van aandacht:

coherentie, coördinatie en samenwerking binnen het VN-systeem, inclusief de Internationale Financiële Instellingen (IFI's); de recente beslissing tot verstrekking van giften door IDA-13 vergroot het gevaar van overlappingen;

invoering van prestatiemeting;

burdensharing en verbreding van de donorbasis.

Het belangrijkste mechanisme van de VN voor coherentie, coördinatie en samenwerking zijn het Common Country Assessment (CCA) en het UN Development Assistance Framework (UNDAF) dat met de overheden van de betreffende landen wordt opgesteld. Een van de belangrijke taken van de UN Development Group in 2002 is de herziening van de richt-snoeren voor CCA/UNDAF. Het feit dat momenteel 101 CCA's en 53 UNDAF's zijn opgesteld en 32 CCA's en 28 UNDAFs in voorbereiding zijn is reden voor voorzichtig optimisme. Dit optimisme wordt nog wel getemperd door het feit dat in weinig landen sprake is van een geharmoniseerde programmacyclus. CCA dient een bijdrage te leveren aan de analyse en de formulering van nationale ontwikkelingsstrategieën en plannen inclusief de Poverty Reduction Strategy Papers (PRSPs), waaruit UNDAF idealiter weer uit voort komt. Aansluiting van de UNDAF, dat wordt beschouwd als het businessplan van de VN-instellingen op landenniveau, met de PRSP's is van groot belang. Voorts is een serieus commitment op veldniveau van de VN-instellingen gewenst om van UNDAF een daad-werkelijk effectief mechanisme en een integraal onderdeel van de programmacyclus te maken. De nieuwe (concept) richtsnoeren van UNDG op dit terrein geven reële aan-knopingspunten voor goede voortgang, maar de VN-organisaties moeten er op landenniveau nu echt werk van gaan maken. Ook inzake joint-programming is een versterkte samen-werking wenselijk. Hier ligt op dit moment nog een grote uitdaging.

De acceptatie van PRSP's, bijvoorbeeld in het kader van de triënnial policy review in 2001 en de nieuwe CCA/UNDAF richtlijnen, als basis voor de operationele activiteiten van de VN stemt optimistisch. In 2000 hebben de Resident Co-ordinators van 60 landen gerapporteerd over coördinatie via CCA/UNDAF, themagroepen en PRSP's inzake armoede, post-conflict, vrede en verzoening, alsmede in de sectoren gezondheid, onderwijs, milieu. Dit wordt versterkt door meer focus van VN en BWI's op de MDG's bij de bestrijding van armoede. VN en BWI's dienen die versterkte focus te vertalen naar de landenprogramma's, partnerships en coördinatie onder maximaal ownership van de programmalanden.

De VN zou meer terughoudend moeten zijn met programma's in landen die toe zullen treden tot de EU. Het is geen prioritaire inzet van tijd, menskracht en geld dat de VN zich in die landen inzet voor ontwikkeling.

De VN zet sterk in op de verbetering van het Resident Co-ordinator systeem. Het UN Country Co-ordination Fund is ingesteld, even als een beoordelingsprocedure voor ResCo's. Sinds oktober 1998 hebben 96 kandidaten deze procedure doorlopen. Inmiddels doorlopen ook zittende ResCo's deze procedure. Er zijn speciale maatregelen genomen om vrouwen voor deze functie te rekruteren. Eind februari 2002 zijn 18 van de zittende ResCo's afkomstig van andere organisaties dan UNDP en zijn 35 vrouw. Dit zijn stappen in de juiste richting. UNDG is ook verantwoordelijk voor maatregelen inzake het UN House en gemeen-schappelijke dienstverlening. Tussen 1996 en december 2001 werden 46 UN Houses geopend of ingesteld. De VN zou hier nog meer vooruitgang kunnen boeken.

Vanuit het principe van samenwerking, coördinatie en complementariteit verdient het aanbeveling dat het VN-secretariaat activiteiten in het veld overlaat aan VN-fondsen en programma's en de gespecialiseerde organisaties. De samenwerking tussen VN en Wereldbank is verbeterd, maar lijkt zich nog steeds te concentreren op de samenwerking tussen UNDP en de Wereldbank. Het is wenselijk dat de samenwerking zich verbreedt tot meer VN-instellingen en intensiever wordt, met name op landenniveau.

Versterkte coördinatie en samenwerking moeten bijdragen aan een verbeterde VN-prestatie in het veld. Prestatiemeting door VN-instellingen is breed ingevoerd, via het principe van 'results-based management'. Het verdient aanbeveling dat de systemen zoveel mogelijk op elkaar worden afgestemd en dat systemen die bewezen hebben effectief te zijn, door instellingen van elkaar worden overgenomen. Dit bevordert de transparantie en de efficiency van de VN als geheel. Dit is essentieel, omdat het bijdraagt aan het inzicht over het bereiken van de internationale ontwikkelingsdoelstellingen.

De kwaliteit van financiering door donoren van operationele VN-activiteiten en het effectieve en efficiënte gebruik van fondsen hangen sterk samen en moeten worden onderbouwd door sterkere coördinatie binnen het VN-systeem. Core fondsen zijn het fundament van de operationele activiteiten van de VN, maar zijn de afgelopen jaren significant gedaald. Zowel UNDP als UNFPA en UNICEF zijn de afgelopen jaren geconfronteerd met dalende core middelen. Schattingen voor 2001 gaan uit van stagnerende uitgaven bij deze organisaties. De verbreding van de donorbasis is voor Nederland nog altijd essentieel ook m.b.t. de financiering van de VN-fondsen en programma's. Een aantal fondsen en programma's is te afhankelijk van een klein aantal donoren, waaronder Nederland, waardoor het risico ontstaat dat zij afhankelijk worden van donorwensen. Voorts kan geconstateerd worden dat waar VN-fondsen en -programma's (maar ook de gespecialiseerde organisaties van de VN) activiteiten mogelijk maken die in aller belang zijn (immers, het voortduren van armoede, milieu-afbraak, ziekte en ongelijkheid elders ter wereld is ook voor het rijke deel van de wereld in toenemende mate schadelijk), het langzamerhand steeds onverteerbaarder wordt dat de middelen voor die activiteiten slechts van een beperkte groep van donorlanden komt, waaronder Nederland. Ondermaats presterende donoren dienen dan ook, in het kader van het streven naar verbreding van de financiele basis van de VN, aangesproken te worden op hun free riders-gedrag.

Nederland blijft zich in dit kader inzetten voor tenuitvoerlegging van de Monterrey-afspraken over hulpvolumes als tussenstap naar realisatie van de 0,7%-norm door de donorgemeenschap als geheel.

Derde VN conferentie inzake de minst ontwikkelde landen

In mei 2001 vond op uitnodiging van de Europese Unie te Brussel de 3e VN Conferentie inzake de MOL's plaats. Aan het slot van de conferentie werd overeenstemming bereikt over een actieprogramma en werd een verklaring aanvaard. Tijdens de 56e AVVN werd besloten tot de oprichting van het "Office of the High Representative for the Least Developed Countries, Landlocked Developing Countries and Small Island Developing States" als follow-up mechanisme voor coördinatie en monitoring van het actieprogramma voor de periode 2001-2010. De High Representative is verantwoordelijk voor de controle op de naleving van de afspraken van het actieprogramma binnen VN-organisaties en is tevens de eerste contactpersoon voor lidstaten. Individuele VN-organisaties moeten in hun jaar-verslagen rapporteren over de voortgang die is geboekt m.b.t. mainstreaming van het actieprogramma in hun werk, alsook in de intergouvernementele processen van de organisatie.

De delegatie zal moeten toezien op naleving van de gemaakte afspraken in Brussel over de mainstreaming van LDC issues binnen VN-organisaties en de wijze waarop de High Representative hierover rapporteert.

DERDE COMMISSIE

In de Derde Commissie worden sociale, humanitaire en culturele onderwerpen behandeld. Hieronder vallen mensenrechten. De Derde Commissie buigt zich daarbij zowel over landensituaties als over thematische onderwerpen. Ook internationale drugsbestrijding, criminaliteitspreventie en rechtshandhaving worden door de Derde Commissie ter hand genomen.

Mensenrechten: landensituaties

Birma

De recente vrijlating van Daw Aung San Suu Kyi was een belangrijk signaal, dat zijn weerslag dient te krijgen in de resolutie die de EU net als in voorgaande jaren zal indienen over de mensenrechtensituatie in Birma. Echter, deze en andere "vertrouwenwekkende maatregelen" tussen SPDC en NLD sedert eind 2000 zijn nog steeds niet uitgemond in een substantiële dialoog. De bewegingsvrijheid van ASSK is nog steeds beperkt. Zo is het haar verboden overheidsgebouwen te betreden. De Birmese junta heeft haar repressieve beleid sedert de annulering in 1990 van de door de National League for Democracy (NLD) gewonnen verkiezingen niet wezenlijk aangepast. Het afgelopen jaar heeft een aantal bezoeken aan Birma plaatsgevonden, waaronder die van de Speciaal Vertegenwoordiger van de SGVN, de Maleisiër Razali Ismael, de Speciaal Rapporteur van de Mensenrechten-commissie Pinheiro, en een delegatie van de ILO die het wijdverspreide fenomeen dwang-arbeid heeft onderzocht. Daarnaast is er sinds kort een ILO liaison office geopend in Rangoon.

De onveranderd slechte mensenrechtensituatie, waarbij niet alleen de burger- en politieke rechten worden geschonden maar ook economische, sociale en culturele rechten (bijv. vernietiging en inbeslagname van oogsten door het leger), rechtvaardigt wederom een stevige resolutie, waarin echter wel meer dan in voorgaande jaren een balans zal moeten worden gevonden met de positieve signalen die er eveneens zijn. De resolutie zou die positieve signalen dienen te signaleren, maar tevens ferme aanmoedigingen aan de regering dienen te bevatten op korte termijn voort te gaan op de ingezette weg, met name door het nu daadwerkelijk beginnen van een substantiële dialoog met de NLD. In het licht van de veranderende situatie, en in het kader van de verbetering van de EU-inzet in de AVVN en de Mensenrechtencommissie, zou de resolutie aanzienlijk ingekort kunnen worden.

Democratische Republiek Congo (DRC)

Joseph Kabila heeft bij zijn aantreden aangegeven op het gebied van de mensenrechten de situatie binnen de DRC te willen verbeteren. Hoewel er sinds zijn aantreden duidelijk meer aanknopingspunten voor verbetering in de mensenrechtensituatie zijn, blijken deze verbeteringen nog nauwelijks waarneembaar. Verdwijningen, arbitraire detenties, marteling en verkrachtingen, met name door de veiligheidsdiensten, komen nog steeds voor. Eerlijke rechtsgang en persvrijheid staan ernstig onder druk. De situatie in het door conflict geteisterde oosten van de DRC is aanzienlijk slechter dan in het westen van het land. De verschillende onderling vechtende groeperingen maken zich op grote schaal schuldig aan het begaan van grove misdaden en flagrante mensenrechtenschendingen. Een schrijnend voor-beeld is de grote mate van seksueel geweld tegen vrouwen en meisjes.

Tijdens de 58e zitting van de VN-Mensenrechtencommissie (Genève, 18 maart - 26 april 2002; hierna 58e MRC) werd - evenals bij de voorgaande zitting - een resolutie over de DRC aanvaard. Besloten werd het mandaat van de Speciale Rapporteur te verlengen voor de duur van één jaar. In de resolutie is opgenomen dat de Speciale Rapporteur tezamen met de Speciale Rapporteur voor buitenrechtelijke executies en een lid van de Werkgroep gedwongen verdwijningen, mensenrechtenschendingen en schendingen van internationaal humanitair recht in de DRC zullen onderzoeken zodra de veiligheidssituatie dat toelaat.

Tijdens de 57e AVVN zal Nederland aansluiting zoeken bij het bereikte resultaat van de 58e MRC. Bij eventuele indiening van een resolutie zal aangedrongen worden op het nakomen van beloftes van de nieuwe president Joseph Kabila en zijn regering over het respecteren van de mensenrechten en het humanitair recht. Ook de situatie in het oosten van de DRC zal aan de orde moeten komen.

Iran

Hoewel de politieke situatie in Iran af en toe korte periodes van lichte verbeteringen kent, is de mensenrechtensituatie de laatste jaren verslechterd. Pogingen om hervormingen door te voeren worden vanuit conservatieve zijde continu tegengewerkt. Op grote schaal vinden mensenrechtenschendingen plaats. Zo worden zeer geregeld hervormingsgezinde kranten gesloten (al kunnen deze vaak korte tijd later hun werk onder een andere naam hervatten) en de uitgevers en journalisten veroordeeld. Hervormingsgezinde studenten zijn hard aan-gepakt. Vrouwen worden nog steeds achtergesteld, ondanks beloofde verbeteringen. Er is weinig respect voor internationale mensenrechtennormen en een gebrek aan doorzichtigheid, onafhankelijkheid en onpartijdigheid in het rechtssysteem. Religieuze minderheden worden gediscrimineerd. Iran behoort tot de vijf landen met de meeste executies.

De EU heeft met de door haar ingediende resolutie over de mensenrechtensituatie in Iran tijdens de 58e MRC een gevoelige nederlaag geleden: de resolutie werd met 19 stemmen voor, 20 tegen en 14 onthoudingen verworpen. Mede gezien de ongunstige samen-stelling van de Commissie was aanvaarding reeds uiterst onzeker. Extra pijnlijk is dat met het verdwijnen van de MRC-resolutie tevens het mandaat is komen te vervallen van de Speciale Vertegenwoordiger voor Iran, Maurice Copithorne, die van Iran al sinds februari 1996 geen toestemming had gekregen om het land te bezoeken

De EU heeft onlangs besloten om onderhandelingen met Iran te openen over een handels- en samenwerkingsakkoord. Tegelijkertijd wordt de politieke dialoog over zorgpunten van de EU ten aanzien van Iran (verspreiding van massavernietigingswapens, mensenrechtensituatie, positie van Iran in het Midden Oosten vredesproces, steun aan terrorisme) versterkt. De EU heeft zich het recht voorbehouden om onderhandelingen op te schorten als er onvoldoende voortgang wordt geboekt in de politieke dialoog. Iran heeft inmiddels voorstellen gedaan voor het opzetten van een intensieve dialoog over de mensenrechtensituatie. Nederland is van mening dat van Iran vooral daden mogen worden verwacht en dat slechts werkelijke verbeteringen in de mensenrechtensituatie tellen.

Gelet op de slechte mensenrechtensituatie is Nederland voorstander van het wederom indienen van een EU-resolutie. Hierin dienen pogingen (van de hervormers) om de mensenrechtensituatie in het land te verbeteren, te worden verwelkomd en ondersteund. Tegelijkertijd dient aanhoudende zorg te worden geuit over de gebrekkige naleving van de mensenrechten, waaronder: het veelvuldig voorkomen van marteling, amputatie, doodstraf (onder meer door steniging) en andere vormen van wrede, inhumane en vernederende straffen. Daarnaast dienen de zorgwekkende situatie van de Bahai's en andere religieuze minderheden, als ook de onderdrukking van studenten, intellectuelen en de pers aan de orde te worden gesteld. De praktijken rond de arrestatie, het proces en de veroordeling van de bejaarde en zieke journalist Siamak Pourzand moet onder de aandacht worden gebracht, zo niet in de resolutie dan toch bij de introductie daarvan. Het gebrek aan doorzichtigheid, onafhankelijkheid en onpartijdigheid in het Iranese rechtssysteem dient aan de orde te worden gesteld. Voorts dient aandacht te worden gegeven aan de repressie van jongeren en de situatie van de vrouw.

Mensenrechtenthema's

Mensenrechten en terrorisme

Deelname aan de coalitie tegen het terrorisme mag geen vrijbrief betekenen voor het schenden van mensenrechten. De Europese Unie moet landen daarop dan ook blijven aanspreken, ook landen die actief deelnemen in de coalitie. Het zou kortzichtig zijn om de aandacht voor de mensenrechten te laten verslappen als gevolg van de strijd tegen terrorisme. Indien nationale regeringen de mensenrechten respecteren, kan dit immers juist helpen om de voedingsbodem voor terrorisme weg te nemen.

Voorkomen moet worden dat in resoluties in de AVVN terrorisme gelijkgesteld wordt aan schending van de mensenrechten, zoals helaas geschiedde in resolutie A/56/160, waarop EU zich genoopt zag tot onthouding van stemming. Tijdens de onderhandelingen over resolutie A/56/160 was consensus wellicht dichterbij dan menigeen vermoedde. In de uiteindelijke resolutie lijken andere contentieuze issues oplosbaar. De EU zal goede wil moeten tonen, zonder toe te geven op de definitiekwestie.

Godsdienstige onverdraagzaamheid

Evenals voorheen, en in lijn met het grote belang dat Nederland hecht aan vrijheid van godsdienst of overtuiging, zal Nederland de Ierse resolutie over onverdraagzaamheid op grond van godsdienst of overtuiging mede indienen. Daarbij dient in de resolutie - en zo mogelijk ook in de relevante EU-speech of een Nederlandse interventie terzake - aandacht te worden gevestigd op problemen die (leden van) religieuze minderheden kunnen ondervinden bij de uitoefening van hun godsdienst of overtuiging, bijvoorbeeld door restrictieve wettelijke (her-) registratie- en vestigingseisen ten aanzien van religieuze gemeenschappen.

Ook dient de resolutie zich uit te laten over godsdienstige praktijken die op gespannen voet staan met de rechten van de vrouw en over het belang van de toepassing van het 'gender perspective'. Daarnaast dient Nederland te streven naar een herbevestiging door de AVVN van de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te veranderen ("freedom to change"). Deze vrijheid is vervat in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948, maar sedertdien hebben verschillende islamitische landen zich met succes verzet tegen een dergelijke vermelding in andere mondiale mensenrechteninstrumenten. Van belang is hierin expliciet te herbevestigen dat 'freedom to change' integraal onderdeel uitmaakt van de vrijheid van godsdienst of overtuiging.

Rechten van het Kind

De Latijns-Amerikaanse groep (Grulac) zal dit jaar wederom in samenwerking met de Europese Unie een resolutie indienen over de rechten van het kind. Vorig jaar is de resolutie beperkt tot een procedurele resolutie, om niet vooruit te lopen op de resultaten van de Speciale Zitting van de Algemene Vergadering van de VN (SAVVN) in vervolg op de VN-Wereldkindertop. Deze SAVVN, die vanwege de aanslagen in de VS was uitgesteld, heeft plaatsgevonden van 8-10 mei 2002, en had als doel het geven van een overzicht van de vooruitgang in de afgelopen tien jaar en het uitspreken van een hernieuwde verplichting en een belofte voor speciale acties voor de komende tien jaar. Nederland en de Europese Unie hebben zich tijdens de SAVVN ingezet voor een rechtenbenadering ('rights based approach' en kinderrechtenperspectief), waarbij het Verdrag inzake de Rechten van het Kind wereld-wijd als uitgangspunt moet dienen. Deze rechtenbenadering zal ook in de AVVN-resolutie tot uiting moeten komen. Daarnaast heeft Nederland de uitbanning van de kinderarbeid bepleit en aandacht gevraagd voor seksuele en reproductieve rechten. Overige thema's die tijdens de SAVVN aan de orde zijn geweest waren participatie en non-discriminatie, seksueel misbruik, doodstraf en de gevolgen van gewapende conflicten voor kinderen. Daarnaast zijn traditionele thema's als onderwijs, voeding en gezondheid (waaronder repro-ductieve gezondheid en HIV/AIDS) niet vergeten. Tenslotte is de relatie tussen armoede-bestrijding en kinderen aan de orde gekomen.

Dit jaar zal naar verwachting wederom een omnibusresolutie over de rechten van het kind worden ingediend, die zal voortborduren op de resultaten van de SAVVN. De resolutie zou de uitkomsten van de SAVVN kunnen verwelkomen en kunnen oproepen tot uitvoering ervan.

Voor het overige zal de resolutie wederom moeten oproepen tot ratificatie van de twee facultatieve protocollen bij het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, over seksuele uitbuiting van kinderen en kinderen in gewapend conflict. Ook zal de resolutie moeten oproepen tot ratificatie van het ILO Verdrag 138 inzake de minimumleeftijd voor het verrichten van arbeid en ILO Verdrag 182 inzake uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid. Tenslotte zou de resolutie kunnen verwijzen naar de Tweede Wereld-conferentie inzake Commerciële Seksuele Uitbuiting van Kinderen, die in december 2001 in Japan is gehouden.

Wereld Racisme Conferentie

De AVVN zal zich buigen over de uitwerking van de aanbevelingen van de Wereld Racisme Conferentie die van 31 augustus tot 7 september 2001 in Durban werd gehouden. Onder-handelingen over de resoluties aangaande racisme tijdens de vorige AVVN en tijdens de 58ste VN-Mensenrechtencommissie verliepen zeer moeizaam. Verschillende landen bleken de in Durban gemaakte afspraken te willen oprekken of juist inperken. De Nederlandse inzet tijdens onderhandelingen over de resoluties over racisme en discriminatie zal erop gericht zijn zo dicht mogelijk te blijven bij de Politieke Verklaring en het Actieprogramma zoals in Durban overeengekomen.

Rechten van gehandicapten

Mexico heeft vorig jaar een resolutie ingediend over de rechten van gehandicapten, waarin een ad hoc commissie wordt ingesteld die zich zal buigen over het opstellen van een verdrag voor de rechten van gehandicapten. De ad hoc commissie is voor het eerst van 29 juli tot 9 augustus 2002 bijeengekomen. Er zal waarschijnlijk dit jaar tijdens de AVVN wederom een resolutie over dit onderwerp worden ingediend. Nederland is een sterk voorstander van het bevorderen van het volledige genot en bescherming van de mensenrechten van gehandicapten. In dat verband kijkt Nederland met belangstelling uit naar het initiatief van het Deense voorzitterschap, dat binnenkort in Brussel een bijeenkomst zal organiseren met experts op het gebied van mensenrechten en gehandicaptenbeleid over de totstandkoming van een internationaal juridisch instrument. Nederland staat in principe dus 'open-minded' tegenover een eventueel verdrag voor de rechten van gehandicapten. Tegelijkertijd is het van belang dat staten zich blijven richten op de implementatie van de bestaande mensenrechteninstrumenten met speciale aandacht voor gehandicapten.

Facultatief Protocol bij het CAT

Dit jaar is in de 58e MRC een facultatief protocol bij de CAT (Convention Against Torture) met een meerderheid van stemmen aangenomen. Het facultatief protocol moet leiden tot een internationaal inspectieregime van gevangenissen. Gezien het belang dat wordt gehecht aan het tegengaan van marteling en de preventieve werking die van een internationaal inspectie-regime uit zou kunnen gaan, heeft Nederland zich samen met gelijkgezinde landen, waar-onder EU-partners en de leden van GRULAC, ingezet voor een sterk protocol dat gebaseerd is op het Europese systeem van het Europese Comité ter Voorkoming van Marteling. De voorzitter van de daartoe ingestelde Intersessionele Werkgroep, de Costaricaanse Mw. Odio Benito, heeft tijdens de 58e MRC haar ontwerptekst voor het protocol gepresenteerd na tien jaar van onderhandelingen.

Het facultatief protocol roept bij een aantal landen weerstand op. Zo is de VS geen voor-stander van een internationaal inspectieregime en voert dit land een actieve lobby om andere landen tot een dergelijke stellingname te bewegen. Ofschoon de tekst in kwestie in Genève met een meerderheid van stemmen is aangenomen, als ook vervolgens in ECOSOC, is de toekomst van het facultatief protocol nog aller-minst zeker. De AVVN zal zich thans over deze tekst moeten uitspreken.

Overige Onderwerpen

Internationale drugsbestrijding

Drugsbestrijding in VN-kader staat meer en meer in het teken van vraagvermindering. Ook Afghanistan heeft veel aandacht. Daarnaast is er groeiende aandacht voor het witwassen van drugsgelden en voor synthetische drugs, in het bijzonder "amphetamine type stimulants". Nederland, dat al lange tijd binnen de VN aandacht vraagt voor het thema vraagvermindering, ondersteunt deze trends.

Dit jaar zal Mexico zoals elk jaar waarschijnlijk een alomvattende ontwerpresolutie indienen inzake samenwerking op het gebied van drugsbestrijding ("international co-operation against the world drug problem". Eventuele Nederlandse inbreng zal zich voornamelijk dienen te richten op het verbeteren van de effectiviteit en de efficiency van het VN drugsprogramma, alsmede op het thema vraagvermindering. Nederlandse aandachts-punten: preventie, ontwikkelen van indicatoren, resultaatgericht begroten en evaluatie/-monitoring.

Het management van het VN drugsprogramma (UNDCP) vormt een apart hoofdstuk in de Nederlandse opstelling ten aanzien van VN drugsbestrijding. In verband met het slechte management van UNDCP heeft Nederland vorig jaar de vrijwillige bijdrage aan het UN International Drugs Control Programme (UNDCP) stopgezet. Het afgelopen jaar is er veel vooruitgang geboekt met het doorvoeren van de nodige hervormingen. Voorts is in mei jl. de nieuwe executive director Costa aangetreden.

Criminaliteitspreventie en rechtshandhaving

Vorig jaar heeft de AVVN een resolutie (56/560) aangenomen inzake de "terms of reference" voor de onderhandelingen van een internationaal instrument tegen corruptie. Op basis hiervan worden de onderhandelingen thans gevoerd in het Ad Hoc Comité. Nederland heeft daarbij een actieve rol, mede door indiening van een ontwerp verdrag. Nederland hecht grote waarde aan het thema corruptiebestrijding en zal dat uitdragen tijdens de komende AVVN. Daarbij zal inhoudelijk kunnen worden aangehaakt bij de bepaling opgenomen in het OESO-verdrag terzake.

Naast corruptiebestrijding is er binnen het UN crime programme het afgelopen jaar veel aandacht voor het onderwerp terrorisme. Nederland is van mening dat de toegevoegde waarde van de Terrorism Prevention Branch (TPB) vooral ligt op het gebied van assistentie bij pre-ratificatie en implementatie van bestaande verdragen tegen het terrorisme. Voorts hecht Nederland aan afstemming met het Counter Terrorism Committee.

Tijdens de 11e zitting van de UN Commission on Crime Prevention and Criminal Justice (CCPCJ) is besloten een viertal ontwerpresoluties via ECOSOC ter bekrachtiging aan te bieden aan de AVVN. De resoluties betreffen: internationale samenwerking in de bestrijding van transnationale georganiseerde criminaliteit; vervolg op actieplannen ter implementatie van de Vienna Declaration on crime and justice; ondertekeningsplechtigheid van het VN-verdrag tegen corruptie; voorbereidingen van het elfde VN-congres. Bij laatste twee resoluties dient aandacht besteed te worden aan de budgettaire implicaties. Voor de ondertekingsplechtigheid zijn er slechts beperkte reguliere VN-fondsen beschikbaar zodat het mogelijk is dat wordt getracht hier meer fondsen voor vrij te maken. De resolutie betreffende het elfde VN-congres bevat in paragraaf 11 een verzoek aan de SGVN om aan het CICP, binnen het programma-budget voor 2002-2003, de benodigde fondsen beschikbaar te stellen voor de voorbereidingen van het elfde VN-congres. Behoudens de gevraagde budgettaire waakzaamheid kan Nederland instemmen met de vier resoluties.

Sociale onderwerpen

De implementatie van het actieplan van de Sociale Top van Kopenhagen (1995) en de nieuwe initiatieven m.b.t. de tien afspraken ("commitments") zoals overeengekomen tijdens de SAVVN Kopenhagen + 5 (2000) zijn het richtsnoer van de sociale agenda van de VN. ECOSOC en de Commission for Social Development (één van de functionele commissies van ECOSOC) zijn de instrumenten om de voortgang te bewaken en het Kopenhagen-proces waar nodig van nieuwe impulsen te voorzien. Nederland is op dit moment, met de teleurstellende SAVVN van 2000 in het geheugen, geen voorstander van een vervolgtop (Kopenhagen + 10). Rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat NGO's - ook in Nederland - en ontwikkelingslanden over het algemeen wel voorstander zijn van een vervolgtop. Daarnaast is Nederland, tezamen met de rest van de EU, in algemene zin terughoudend t.a.v. vervolgtoppen.

De delegatie zal het in ECOSOC overeengekomen standpunt als uitgangspunt nemen, dat inhoudt dat het evaluatieproces verloopt via het bestaande drietrapssysteem (functionele commissie, ECOSOC, AVVN) en dat een speciale zitting ("top") slechts mogelijk is indien belangrijke nieuwe ontwikkelingen een politiek commitment op het hoogste niveau wenselijk maken. Dat is thans niet het geval.

De toenemende vergrijzing in de westerse wereld maar ook in ontwikkelingslanden, is een van de elementen die ook tijdens de Sociale Top van Kopenhagen aandacht kreeg. Een gedetailleerd actieplan is inmiddels besproken en aanvaard tijdens de Tweede Wereld-assemblee over Vergrijzing die van 8 - 12 april 2002 te Madrid is gehouden. De delegatie kan het resultaat van de vergrijzingstop verwelkomen. In Berlijn wordt van 11 - 13 september 2002 door de Europese en Noord-Amerikaanse lidstaten van de VN een regionale implementatiestrategie vastgesteld. Mogelijk zal in de AVVN een voorstel aan de orde komen om een speciale rapporteur te benoemen die zal toezien op de implementatie van het te Madrid aanvaarde actieplan. In dat geval zal Nederland aan de hand van het beoogde mandaat een standpunt bepalen.

Sinds 1971 maakt een jongerenvertegenwoordiger deel uit van de Nederlandse delegatie. De jongerenvertegenwoordiger zal een verklaring uitspreken.

Vrouwen

De agenda van de VN voor wat betreft het agendapunt vrouwen wordt bepaald door het actieplan van de Vierde Wereldvrouwenconferentie (Beijing 1995) en de uitkomsten van de SAVVN Beijing + 5 (juni 2000). De Commission on the Status of Women - één van de technische commissies van ECOSOC - is het aangewezen forum voor de implementatie en monitoring. Nederland is op dit moment geen voorstander van een vervolgtop in 2005 (Beijing +10). Het accent moet nu liggen op de uitvoering van hetgeen aan doelstellingen is afgesproken. Een periode van vijf jaar is te kort gebleken voor een zinvolle evaluatie. Aan heronderhandeling van hetgeen in Beijing werd overeengekomen, met het risico van een teleurstellend eindresultaat, bestaat geen behoefte.

Twee jaar geleden is met succes de spraakmakende Nederlandse resolutie 'Working towards the elimination of crimes against women committed in the name of honour' aangenomen. Onder het onderhavige agendapunt zal Nederland dit jaar wederom een resolutie indienen over eerwraak. Deze resolutie trok twee jaar geleden zeer de aandacht en leidde tot lang-durige, soms heftige onderhandelingen. De resolutie werd weliswaar breed gesteund (67 sponsors), maar bleek uiteindelijk niet zonder stemming te kunnen worden aanvaard. Aan de hand van een nog uit te brengen rapport van de SGVN zal Nederland trachten de steun voor de resolutie te verbreden en hiermee pogen het verschijnsel "crimes committed in the name of honour" op de agenda van de internationale gemeenschap te houden. Aan de hand van een nog uit te brengen rapport van de SGVN zal voorts een resolutie worden besproken over vrouwenhandel.

Aandacht zal worden besteed aan het VN-vrouwenverdrag (CEDAW) en het in 2002 door Nederland geratificeerde facultatief protocol bij het CEDAW- verdrag. Nederland heeft een leidende rol gespeeld bij de totstandkoming van het facultatief protocol en kan initiatieven om het aantal bekrachtigingen te verhogen ondersteunen. In het Beijing Platform for Action was universele ratificatie van het VN-vrouwenverdrag per 2000 een van de doelstellingen; deze doelstelling is niet gehaald.

Het kleine vrouwenfonds INSTRAW (training en research) verkeert sedert een aantal jaren door teruglopende donorbijdragen in financiële moeilijkheden. De Dominicaanse Republiek (gastland) is er veel aan gelegen het Instituut overeind te houden. Vorig jaar heeft de AVVN een resolutie aangenomen waarbij opgeroepen werd tot de vorming van een werkgroep die aan de 57e AVVN een rapport moet uitbrengen over de toekomst van het instituut. In april 2002 heeft de interne inspectiedienst (OIOS) van de VN een kritisch rapport over de levens-vatbaarheid van INSTRAW uitgebracht. Nederland, dat met ingang van 2002 geen vrij-willige bijdrage meer geeft, zal - zolang de donorbasis zich niet verbreedt - een passieve rol spelen bij initiatieven om de positie van INSTRAW te versterken.

In de delegatie wordt een vrouwenvertegenwoordiger opgenomen die een verklaring zal uitspreken onder dit agenda-punt.

VIERDE COMMISSIE

Zoals reeds in voorgaande jaren gemeld is het belang van de Vierde Commissie, belast met speciale politieke en dekolonisatievraagstukken, de laatste jaren aanzienlijk afgenomen. De werkzaamheden, met name waar het dekolonisatievraagstukken betreft, plegen een ritueel karakter te dragen, hetgeen tijdens de 57e Algemene Vergadering helaas niet zal veranderen. In essentie vormen vredesoperaties en UNRWA nu de inhoudelijk belangrijkste onderwerpen van de Vierde Commissie.

Vredesoperaties

Na het verschijnen van het Brahimi-rapport in augustus 2000 werden de aanbevelingen van het rapport besproken in de Veiligheidsraad, het VN-Secretariaat, de AV en in zittingen van het Special Committee on Peacekeeping Operations.

De aanbevelingen die betrekking hadden op de Veiligheidsraad werden in een daartoe tot leven geroepen werkgroep besproken . Op 14 januari 2002 verscheen een notitie van de voorzitter van de VR die betrekking had op troepenleveranciers waarin een nieuw mecha-nisme voor consultaties van de VR, het Secretariaat en troepenleverende landen wordt voorgesteld. Dit document - een uitwerking van resolutie 1353 - vormt een mijlpaal in de discussies over dit onderwerp gezien het historische verzet van de P5 tegen institutio-nalisering van dergelijke consultaties. Nederland is actief betrokken geweest bij de totstand-koming van het document.

De discussies in het Special Committee on Peacekeeping Operations zijn sinds eind 2000 stroef verlopen. Standpunten van de Niet-Gebonden Landen, de VS en de EU lagen ver uit elkaar, vooral met betrekking tot de benodigde extra middelen en voorgestelde vernieuw-ingen, die raakten aan beginselen van non-discriminatie en non-interventie in interne aan-gelegenheden. Tijdens de 56e AVVN zijn de financiële implicaties van de voorstellen die tijdens de 55e AVVN aangenomen waren , besproken. Nederland heeft daarbij opgeroepen tot het gebruik van middelen met uiterste efficiëntie, alsmede tot het onder ogen zien van de logische consequentie: het toewijzen van extra geld. De 56e AVVN verleende, mede dankzij Nederlandse inzet, in december 2001 haar goedkeuring aan de toewijzing van deze extra middelen (USD 1,5 miljoen).

Het formele review proces, dat begon met het verschijnen van het Brahimi-rapport, is beëindigd. Het Special Committee zal de voortgang van de implementatie van het Brahimi-rapport en de eigen aanbevelingen blijven bewaken. Begin 2002 werd de reguliere, jaarlijkse cyclus hervat: een rapport van de SGVN werd ontvangen waarover het Special Committee zich in februari en maart jl. boog. Tijdens deze besprekingen werd veel aandacht besteed aan de aspecten van "rapid deployment", waaronder de logistieke basis van de VN in Brindisi en UN Stand-By Arrangement (UNSAS), gender, veiligheid en werving van personeel en de integrale benadering door de diverse VN-onderdelen. De Niet-Gebonden Landen hebben dit jaar geen tekstvoorstellen aangedragen. De VS nam krachtige standpunten in op het gebied van financiën en trachtte de financiële randvoorwaarden zoveel mogelijk binnen de perken te houden.

Op 22 mei jl. ontving de AV het rapport van de Vierde Commissie over de Comprehensive Review of Peacekeeping Operations. Het werd zonder stemming aangenomen. De SGVN zal begin 2003 een rapport presenteren over de implementatie van maatregelen en aanbevelingen, die nu in het rapport zijn opgenomen, waarna de cyclus zich zal herhalen.

Nederland draagt in de discussie met betrekking tot vredesoperaties alsnog het volgende uit:

VR dient heldere, geloofwaardige, uitvoerbare en robuuste mandaten te formuleren

De wenselijkheid van veelomvattende briefings op politiek, militair en humanitair terrein

Bijzondere verantwoordelijkheid van landen met 'greatest capacity and means' en meer actie op het terrein van 'rapid deployment'

VR-missies kunnen een nuttig instrument zijn (bijvoorbeeld Oost Timor). In de post-conflict situatie is meer aandacht vereist voor de inzet van politie en justitie (rule of law)

Versterking van DPKO wat betreft personeel, management en procedures

Verbetering van de structurele analyse- en planningscapaciteit op het VN-Secretariaat

Meer invloed in het besluitvormingsproces van de Veiligheidsraad voor de troepenleverende landen

Aandacht voor de samenwerking tussen de VN en andere internationale organisaties actief op het gebied van crisisbeheersings- en vredesoperaties (NAVO, OVSE, EU)

UNRWA

De Regering acht de activiteiten van UNRWA van zeer groot belang. UNRWA is gezien het specifieke mandaat van de organisatie de eerst aangewezen organisatie om in de basisbehoeften van de Palestijnse vluchtelingen te voorzien. Het schrijnende vluchtelingen-vraagstuk is in de kern uiteraard een politiek probleem, dat onlosmakelijk is verbonden met politieke voortgang in het vredesproces. Zoals bekend is de Nederlandse politieke inzet, mede in EU-verband, er op gericht het vredesproces te reactiveren. Maar de aanwezigheid van zoveel Palestijnse vluchtelingen vormt in de huidige context op zichzelf reeds een zodanige bron van frustratie en potentiële onrust, dat de rol van UNRWA als sociaal-economische "reddingsboei" voor vele duizenden Palestijnse vluchtelingen aanzienlijk is toegenomen. Deze rol, die door de Nederlandse regering nadrukkelijk wordt onderkend, wordt des te belangrijker als er geen verbetering komt in de huidige situatie, de behoefte aan noodhulp toeneemt en de uitvoering van bilaterale programma's in de Palestijnse Gebieden verder wordt bemoeilijkt.

De huidige crisis legt een steeds zwaarder beslag op de organisatie zowel financieel als operationeel. De uitvoering van activiteiten wordt vooral belemmerd door gebrek aan toe-gang als gevolg van de nog steeds stringente Israëlische afsluitingen (zie ook Hfdst 2.2)

Gezien het belang dat Nederland hecht aan de activiteiten van UNRWA en de toenemende financiële behoefte van de organisatie als gevolg van de aanhoudende noodsituatie, heeft de regering vorig jaar besloten de jaarlijkse vrijwillige bijdrage aan UNRWA met Euro 4,5 miljoen te verhogen tot Euro 11,78 miljoen. Voorts heeft Nederland in totaal USD 18,8 miljoen bijgedragen aan de emergency appeals die UNRWA de afgelopen twee jaar heeft uitgevaardigd. Nederland is hiermee de zesde donor van UNRWA op basis van de vrij-willige bijdragen aan de organisatie en zelfs de vierde donor voor wat betreft de noodhulp-bijdragen aan UNRWA. De Nederlandse regering is van mening dat landen meer naar draag-kracht zouden moeten bijdragen aan de activiteiten van UNRWA. Nederland zal dan ook blijven benadrukken dat ieder VN-lid een passende bijdrage aan de financiering van deze belangrijke organisatie dient te leveren. Het kan niet zo zijn dat de vrijwillige contributie-inkomsten worden geleverd door een beperkt aantal VN-lidstaten, maar alle VN-leden wel meebeslissen over het UNRWA-programma en begroting.

VIJFDE COMMISSIE

Hervormingen

De Secretaris-generaal van de VN heeft in maart jl. de regionale groepen in de VN in het kader van zijn tweede ambtstermijn geïnformeerd over zijn nieuwste initiatief inzake her-vormingen van de VN. De Plv. SG, mevr. Louise Fréchette, heeft de leiding over dit project waarover uiterlijk in augustus zal worden gerapporteerd aan de SG. Eventuele besluiten die daaruit zullen volgen en waarvoor de instemming van de lidstaten nodig is, zullen tijdens de Ministeriële week van de 57ste Algemene Vergadering van de VN aan de Ministers van Buitenlandse Zaken worden voorgelegd.

Centraal uitgangspunt voor de VN-hervormingen zal de Millennium Verklaring vormen. De voorstellen tot hervorming zullen zowel op de intergouvernementele structuur gericht zijn als op de organisatie van het VN-Secretariaat. De volgende thema's zijn geïdentificeerd:

de werkwijze en agenda van de AV;

een herwaardering van de rol van ECOSOC en de functionele commissies;


- de werkwijze van de Vijfde Commissie;

Veiligheidsraadhervormingen (zie afzonderlijk aantekening).

Nederland en de overige EU-partners steunen het initiatief van de SGVN. Deze steun wordt bevestigd in een brief van medio mei van het EU-Voorzitterschap aan de SGVN. In deze brief wordt voorts nog een aantal suggesties gedaan op terreinen als: publicaties, het management van het Office van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten, invoeren van "Results Based Budgeting" en de rol van de Vijfde Commissie van de AVVN, formatieve opbouw in het VN-secretariaat, hervorming van het personeelsbeleid, coördinatie en voorkomen van over-lap.

Nederland draagt het initiatief van de SGVN voor hervormingen van de VN een warm hart toe. De recente aanvaarding van de Monterrey Consensus en in een eerder stadium van de Millennium Verklaring creëren een momentum voor versterking en hervorming van de VN. Nederland steunt het hanteren van de Millennium Verklaring als uitgangspunt voor de VN-hervormingen.

De ECOSOC met functionele commissies dient de structuur te vormen waarin de follow-up van de implementatie van de MDG's samenkomt. Derhalve verdient de versterking van de ECOSOC en het samenbindende karakter ervan bijzondere aandacht.

Nederland is groot voorstander van het verminderen van micro-management door CieV en van het verder implementeren van RBB binnen de UN.

Programma- en budgetcyclus

Programmabegroting 2002/2003 en 2000/2001

Onder dit agendapunt behandelt de Vijfde Commissie wijzigingen in de begroting die een gevolg zijn van besluiten in andere hoofdscommissies van de Algemene Vergadering, genomen na de vorige zitting. Nederland hanteert als uitgangspunt dat wijzigingen dienen te worden opgevangen binnen de grenzen die gesteld worden door de reele nulgroei.

Zoals de vorige AVVN heeft getoond (t.a.v. betere aansturing van vredesoperaties en meer beveiliging van VN-personeel in het veld), kan echter niet a priori worden uitgesloten dat meer middelen absoluut noodzakelijk blijken voor een adequate uitvoering van essentiele taken door de VN. Indien ook tijdens deze AVVN voorstellen van dien aard ter tafel

komen die het kader van de reele nulgroei te buiten gaan, zullen in Den Haag, met inachtneming van de terzake geldende regels, waaronder de overeenstemming met Financiën, specifieke instructies worden opgesteld. De delegatie dient daarom in een zo vroeg mogelijk stadium over voorstellen als hierboven bedoeld te rapporteren.

Contourenschets van de begroting 2004/2005

In het jaar voorafgaand aan de behandeling van de begroting voor het volgende biennium presenteert de SG een contourenschets van die begroting. Elementen van die contouren-schets zijn de totale omvang en een globale aanduiding van de prioriteiten. Voor de totale omvang is voor Nederland het beginsel van de reële nulgroei maatgevend. Zoals de vorige AVVN heeft getoond (t.a.v. betere aansturing van vredesoperaties en meer beveiliging van VN-personeel in het veld), kan echter niet a priori worden uitgesloten dat meer middelen absoluut noodzakelijk blijken voor een adequate uitvoering van essentiële taken door de VN. Indien ook tijdens deze AVVN voorstellen van dien aard ter tafel komen die het kader van de reele nulgroei te buiten gaan, zullen in Den Haag, met inachtneming van de terzake geldende regels, waaronder de overeenstemming met Financiën, specifieke instructies worden opgesteld. De delegatie dient daarom in een zo vroeg mogelijk stadium over voorstellen als hierboven bedoeld te rapporteren.

De prioriteiten moeten gebaseerd zijn op het middellange termijn plan en dus ook op de Millennium-verklaring.

Programmaplanning

Onder dit agendapunt komt de tweejaarlijkse tussentijdse herziening van het middellange termijn plan voor de periode 2002-2005 aan de orde. Nederland is van mening dat het MTP de prioriteiten uit de Millenniumverklaring dient te volgen. Bij de beoordeling van eventuele aanpassingen zal de Millenniumverklaring dan ook het uitgangspunt zijn.

Personeelsonderwerpen

Aan de orde komen het personeelsbeleid van de VN, het gemeenschappelijke systeem van arbeidsvoorwaarden en het pensioenstelsel.

Nederland acht het van belang dat de VN een aantrekkelijke werkgever is die in staat is, in overeenstemming met artikel 101, lid 3 van het Handvest, om personeel met de hoogste standaarden van efficiency, competentie en integriteit aan te stellen. De arbeidsvoorwaarden dienen te zijn gebaseerd op het Noblemaire principe, d.w.z. dat salarissen overeenkomen met salarissen voor overeenkomstige functies in de bestbetalende lidstaat, vermeerderd met 15%.

Financiële situatie

De financiële situatie van de VN is al jaren zorgwekkend. Veel lidstaten betalen hun contributie niet tijdig of stellen voorwaarden voordat kan worden betaald. Met de betaling van een deel van de achterstanden door de Verenigde Staten is verbetering in de financiële situatie van de VN bereikt. Dit heeft als gevolg dat de VN eerder vergoedingen kan betalen aan landen die troepen leveren ten behoeve van VN-vredesoperaties.

Het Nederlandse standpunt is dat betaling volledig, op tijd en onvoorwaardelijk moet plaats-vinden. De betaling van de contributie is immers een verdragsverplichting.

Contributieschaal

De tijdens de 55e zitting van de Algemene Vergadering (2000) aanvaarde contributieschaal heeft een looptijd van drie jaar (2001-2003). De AVVN zal dit jaar geen besluit hoeven te nemen over een nieuwe schaal. Wel zullen richtlijnen moeten worden gegeven aan de contributiecommissie, die in de loop van 2003 voorstellen voor een nieuwe schaal zal moeten doen aan de Algemene Vergadering. Uitgangspunt voor Nederland is het draag-krachtbeginsel. Het aantal correctiemechanismen daarop moet zo beperkt mogelijk zijn.

Artikel 19 van het handvest bepaalt dat lidstaten met een betalingsachterstand van meer dan twee jaar hun stemrecht in de AVVN verliezen. In geval van overmacht kan de AVVN een uitzondering op deze regel maken. Het Nederlandse standpunt is dat hiermee terughoudend-heid dient te worden betracht.

Overige onderwerpen

Voor een groot aantal vredesoperaties zal de begroting voor een nieuwe mandaatsperiode door de AVVN moeten worden goedgekeurd. Nederland streeft daarbij met de EU-partners naar een betere prioriteitenstelling binnen de begrotingen. Verder is het Nederlandse standpunt dat ook bij vredesoperaties Results Based Budgeting moet worden ingevoerd.

ZESDE COMMISSIE

Hoven en Tribunalen

Algemeen

Rechtspleging vormt een essentieel onderdeel van het mandaat van de volkerenorganisatie. Deed de VN traditioneel slechts op twee niveaus recht (intern: Administratief Tribunaal (UNAT), en extern: Internationaal Gerechtshof (ICJ)). Thans nemen de juridische experts van de delegaties de thematische behandeling van deze onderwerpen ter hand, ongeacht het gremium waarin het is geagendeerd. De begrotingen c.q. begrotingsposten komen voor rekening van de financiële experts. Om evenwel de relatie tussen de politieke en operationele aspecten enerzijds en de financiële en organisatorische aspecten anderzijds te bewaren en om een en ander in onderlinge samenhang te kunnen beoordelen, worden alle rechtsprekende organen en organisaties (voor zover van belang) in dit hoofdstuk "Hoven & Tribunalen" behandeld.

Binnen het VN-stelsel (inclusief bij verdrag met VN gelieerde organisaties) bestaan thans instellingen voor interstatelijke berechting (ICJ en ITLOS), juridische/volkenrechtelijke advisering (ICJ), individuele strafrechtspleging (ICTY, ICTR, SLSC, Khmer Rouge tribunaal, ICC) en disciplinaire rechtspraak (UNAT). Daarnaast bestaan bij de diverse VN-missies te velde over het algemeen claims commissies die belast zijn met de beoordeling en afwikkeling van civiele schadeclaims voortkomend uit die missies. Met name de individuele strafrechtspleging kent organisatorisch alle verschijnselen van een nieuw rechtsgebied en geeft daardoor op het eerste gezicht inderdaad een nogal chaotisch beeld. Met de inwerking-treding per 1 juli 2002 van het Internationaal Strafhof bestaat de kans dat ook op dit rechts-gebied een organisatorische rust de plaats in zal kunnen nemen van "trial and error" uit de eerdere fasen.

Internationaal Strafhof

Het jaar 2002 zal van historisch belang zijn voor de internationale rechtspleging. Op 1 juli trad het Statuut van het Internationaal Strafhof (ICC) in werking, nadat tijdens de april-zitting van de voorbereidende commissie (prepcom) het aantal bekrachtigende staten op 67 kwam (60 vereist voor inwerkingtreding). Daarmee is een van de VN onafhankelijke inter-nationale organisatie ontstaan, waarmee de VN evenwel nauwe banden blijft onderhouden. Voorafgaande aan de Algemene Vergadering zal de VN gastheer zijn van de eerste zitting van de Assemblee van Partijen van het ICC, waarop de partijen bij het Statuut de "secundaire" documenten (zoals reglementen, verdragen inzake voorrechten en immuniteiten en inzake samenwerking met de VN, begrotingen, etc.), opgesteld in diverse zittingen van de prepcom, behandelen en aannemen. Het samenwerkingsverdrag VN-ICC zal tevens geaccordeerd dienen te worden door de AVVN. Daarna zullen de verhoudingen tussen VN en ICC op dat verdrag zijn gebaseerd. Zo zal voor het houden van zittingen van de Assemblee van Partijen op het VN-hoofdkwartier het ICC in het vervolg moeten betalen. Aan de andere kant kan de VN ook bijdragen aan de operationele kosten van het ICC, bijvoorbeeld in situaties waarin jurisdictie over een situatie door de Veiligheidsraad wordt opgedragen aan het ICC (zogenaamde "referral").

Behandeling van beleids- en begrotingsvraagstukken m.b.t. het ICC vindt plaats in de eigen Assemblee van partijen. Inhoudelijk heeft de AVVN dus vanaf inwerkingtreding geen verant-woordelijkheid meer voor het ICC.

ICTY & ICTR

De tribunalen voor het voormalige Joegoslavië en voor Rwanda draaien al een aantal jaren en vormen een toenemend zware last voor de VN-begroting (1/2 regulier, 1/2 peacekeeping). Derhalve is in de afgelopen jaren ervoor gekozen beide tribunalen te versterken met zogenaamde ad litem rechters (die slechts ten processe deelnemen en daarmee de "volle" rechters ontlasten en het mogelijk maken in meerdere kamers tegelijk zitting te hebben), waartegenover de tribunalen indicatieve einddata voor hun werkzaamheden is voorgehouden (2004 einde vooronderzoeken, 2008 laatste processen in eerste aanleg, 2010 laatste beroepszaken, 2016 einde). In het volgende biennium zal dus reeds een substantiële daling in de voor vooronderzoeken te maken kosten te zien moeten zijn; proces- en detentiekosten zullen daarentegen nog enige jaren een stijgende lijn vertonen. Van essentieel belang is, dat beide tribunalen zich nu concentreren op de meest vooraanstaande verdachten en dat de lokale rechtsgang op zodanig niveau wordt gebracht dat verdachten van minder kaliber lokaal kunnen worden berecht. In dat verband wordt wel gesproken van een "continuation strategy" in plaats van een "exit strategy". Derhalve zal de samenwerking met de inter-nationale gemeenschap zich op twee punten concentreren: oppakken en overleveren van "grote vissen" en samenwerking bij de opbouw van de lokale "rule of law" (rechtsstatelijkheid, updaten wetgeving en rechterlijke en penitentiaire infrastructuur). Tot die tijd zal rechts-pleging door de tribunalen van voldoende niveau dienen te blijven om niet alleen aan hun mandaat te blijven voldoen, maar vooral ook om het geloof in internationale rechtspleging gestand te doen. Daartoe zal voldoende budgettaire ruimte beschikbaar dienen te blijven. Daarnaast zal met name het Rwanda-tribunaal de laatste administratief-logistieke obstakels uit de weg dienen te ruimen die het tribunaal in eerdere jaren plaagden. Met het oog op de overdracht van "kleinere" zaken naar lokaal niveau worden voor beide tribunalen, meer nog dan in het verleden, "outreach"-programma's van belang. "Ownership" van en lokaal draagvlak voor berechting van kopstukken uit het eigen, vaak gruwelijke verleden zullen essentieel zijn voor het met goed gevolg doorlopen van een dergelijke zelfloutering; te meer daar over een aantal jaren niet langer kan worden teruggevallen (for better or for worse) op de in feite van buitenaf opgelegde jurisdictie van de internationale tribunalen. De getroffen samenlevingen zelf zullen tot het inzicht dienen te geraken dat een dergelijke rechtsstatelijke oplossing hen dichter bij een blijvend vreedzame samenleving brengt.

Khmer Rouge tribunaal

Het argument (eigen rechtsstatelijke oplossing brengt vrede) heeft helaas gedurende het afgelopen jaar in Cambodja niet gewerkt. Het voor de berechting van de Khmer Rouge- kopstukken (verantwoordelijk voor de "killing fields" van de jaren '70 en '80) op te zetten gemengde tribunaal (zowel Cambodjaanse als internationale gerechtsdienaren) kon niet tot stand worden gebracht, nadat de VN zich had teruggetrokken uit de onderhandelingen over een verdrag terzake. De VN heeft gemeend deze stap te moeten nemen, omdat de rol van de volkerenorganisatie (toezicht op de naleving van internationale rechtsnormen) door Cambodjaanse zijde slechts werd toegelaten op basis van ondergeschiktheid aan de eigen wetgeving (waarop nu juist toezicht gehouden diende te worden). Gehoopt mag worden, dat beide partijen op zo kort mogelijke termijn de onderhandelingen zullen hervatten en tot een acceptabele regeling komen. De vooruitzichten daarop zijn echter niet groot.

Sierra Leone Special Court

Op verzoek van de Sierra Leoonse regering assisteert de VN (onder Hoofdstuk VI van het Handvest) sinds twee jaar het tot stand komen van een speciaal hof ter berechting van die personen die het meest verantwoordelijk worden gehouden voor het op grote schaal schenden van de mensenrechten tijdens de burgeroorlog. Het speciale hof kent een geheel hybride opzet (bij verdrag tussen VN en Sierra Leone opgezette zelfstandige internationale organisatie, gedeeltelijk VN-toezicht, gedeeltelijk terugvallend op de organisatorische en administratieve infrastructuur van UNAMSIL en gefinancierd uit een door de VN geïnd maar door het hof beheerd vrijwillig trust-fund). Nederland is met een bijdrage van 10% aan dit fonds een van de grootste donoren.

Internationaal Gerechtshof

Het Internationaal Gerechtshof heeft de afgelopen jaren een administratieve en logistieke hervorming doorgemaakt, waarmee met name in personele (judge assistents, vertalers) en organisatorische (bijstelling reglementen m.b.t. schriftelijke pleidooien, termijnen, recht-spraak in kamers, etc.) zin en op het punt van kantoorautomatisering aanpassingen zijn doorgevoerd met het oog op het gegroeide en nog immer groeiende aantal aangebrachte zaken. Gaandeweg zal een en ander nu organisatorisch en budgettair moeten worden geconsolideerd en meerwaarde moeten bewijzen. Dit jaar zullen wederom de driejaarlijkse (her)verkiezingen plaats vinden van een derde van de rechters van het Hof. Deze verkiezingen geschieden, indachtig het gewicht van deze functies, in zowel Veiligheidsraad als Algemene Vergadering. Zoals gebruikelijk pleegt het gastland zich op voorhand niet uit te laten over voorkeur voor kandidaten, om aldus zelfs maar de schijn van beïnvloeding te vermijden. Dit geldt a fortiori met betrekking tot statutair onafhankelijke rechters. Een en ander neemt uiteraard niet weg, dat de Nederlandse delegatie zijn stem zal uitbrengen op de gewenste kandidaten op basis van een separate steminstructie.

ITLOS

Als onderdeel van het "zeerecht-complex" is het zeerecht-tribunaal te Hamburg een van de twee internationale tribunalen dat is belast met interstatelijke geschillen voortvloeiende uit de toepassing en interpretatie van het 1972 zeerechtverdrag (UNCLOS III). Derhalve komt de voortgang met betrekking tot het tribunaal meestal even aan de orde in het zeerecht-segment van de Algemene Vergadering (waarvan dit jaar het twintig-jarig bestaan zal worden gevierd). Beheersmatige aangelegenheden berusten echter bij de conferentie van partijen bij het zeerechtverdrag, die over het algemeen in het late voorjaar plaatsvindt op het VN-hoofdkwartier.


Bijlage: Lijst van gebruikte afkortingen

ABM Anti Ballistic Missile (verdrag)

ACABQ Advisory Committee on Administrative and Budgetary Questions

APM Anti-personeel mijnen

AV Algemene Vergadering

AVVN Algemene Vergadering van de Verenigde Naties

BNP Bruto Nationaal Product

BTW Belasting op Toegevoegde Waarde

BW Biologische Wapens

CDF Comprehensive Development Framework

CEDAW Convention on the Elimination of all Forms of Discrimination Against Women

CTBT Comprehensive Test Ban Treaty

CW Chemische Wapens

CWV Conventionele Wapens-verdrag

DDA Department for Disarmament Affairs

DDR Disarmament, Demobilisation and Reintegration

DPKO Department for Peacekeeping Operations

DRC Democratische Republiek Congo

ECOSOC Economic and Social Council

EU Europese Unie

EU / ASAC EU / Assistance for Small Arms in Cambodja

FfD Financing for Development

FMCT Fissile Material Cut-off Treaty

FRJ Federale Republiek Joegoslavië

G-77 Group of 77 (developing countries)

GEF Global Environmental Fund

HIPC Highly Indebted Poor Countries

ICC International Criminal Court

ICJ / IGH International Court of Justice / Internationaal Gerechtshof

ICTY International Criminal Tribunal for Yugoslavia

ICTR International Criminal Tribunal for Rwanda

IDT's International Development Targets

IFI's Internationale Financiële Instellingen

ILO International Labour Organisation

ILC International Law Committee

IMF Internationaal Monetair Fonds

INSTRAW International Research and Training Institute for the Advancement of Women

MD Missile Defense

MTP Middellange Termijn Plan

MONUC UN Mission in the Democratic Republic of Congo

MOL's Minst Ontwikkelde Landen

MRC Mensenrechten Commissie

NAG Nieuwe Agenda Groep

NAM / NGL Non Aligned Movement / Niet-Gebonden Landen

NAVO Noord Atlantische Verdrags Organisatie

NLG Nederlandse Gulden(s)

NPV Non-proliferatieverdrag

ODA Official Development Assistance

OIOS Office of Internal Oversight Services

OPCW Organisation on the Prohibition of Chemical Weapons

OVSE Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa

PA Palestijnse Autoriteit

PAROS Prevention of an Arms Race in Outer Space

PRSP Poverty Reduction Strategy Paper

RBB Results Based Budgeting

RF Russische Federatie

SAVVN Speciale Algemene Vergadering van de VN

SGVN Secretaris-Generaal van de VN

TCC's Troop contributing countries

UN United Nations

UNCED UN Committee for Economic Development

UNCITRAL UN Commission on International Trade Law

UNCTAD UN Comission for Trade and Development

UNDAF UN Development Assistance Framework

UNDCP UN International Drug Control Programme

UNEP UN Environmental Programme

UN/ECE UN / Economic Council for Europe

UNGA UN General Assembly

UNRWA UN Relief & Works Agency for Palestinian Refugees

USD US Dollar(s)

VN Verenigde Naties

VR Veiligheidsraad

VS Verenigde Staten van Amerika

WTO World Trade Organisation

WB Wereldbank

WSSD World Summit on Sustainable Development


Bijlage: EU PRIORITIES FOR UNGA 57

EU PRIORITIES FOR UNGA 57

ROLE OF THE UN: IMPLEMENTATION OF THE MILLENNIUM DECLARATION


1. The European Union reaffirms its strong commitment to multilateralism and the United Nations. The Millennium Declaration brought together in a unique manner demanding, concrete and time-bound goals on peace, security and development as well as goals related to the further strengthening of the Organisation. The comprehensive implementation of the Millennium Declaration is an overriding priority for the European Union.

COMBATING TERRORISM


2. The fight against terrorism remains an absolute priority for the EU. In this context the EU acknowledges the central role of the United Nations, the Security Council and its Counter Terrorism Committee, and remains fully committed to the closest and fullest co-operation with the Committee, in the spirit of paragraph 6 of UNSC Resolution 1373.


3. Furthermore, the EU stands ready to assist countries that have requested assistance in their efforts to implement UNSC Res. 1373 and 1390 and encourages others to do likewise. As recommended by the Counter Terrorism Committee, the EU will co-operate with other regional organisations in these endeavours. The EU is convinced that the fight against terrorism must respect human rights and the rule of law.


4. The EU has decided to take into account in its relations with third countries the latter's attitude towards the fight against terrorism. The EU will urge the speedy signing and ratification of all twelve UN terrorism-related conventions, especially the one relative to the financing of terrorism. The EU also remains committed to finalising the work on the draft comprehensive convention against terrorism, and will work during the session for this outcome. The Centre for International Crime Prevention should provide Member States, upon request, technical assistance for the signature, accession, ratification and effective implementation of the international conventions and protocols related to terrorism.

HUMAN RIGHTS


5. The promotion and protection of human rights and fundamental freedoms in full conformity with their universal, indivisible and interdependent character and the attachment to the principles of liberty, democracy and rule of law are essential elements of the EU's common foreign and security policy.


6. In this spirit, the EU will continue to support efforts made by the UNSG to integrate human rights into the whole range of UN activities. The EU remains committed to the universal abolition of the death penalty. The prevention and elimination of torture is, together with the abolition of the death penalty, one of the EU priorities in the field of human rights. The EU therefore strongly supports the Optional Protocol against Torture.


7. As in previous sessions, the EU will participate actively in the deliberations of the 3rd Committee, exchange views on how best to combat human rights violations whenever and wherever they occur and ensure full support for those who work to expose and remedy them. In this context, the EU will table or support initiatives on a series of themes and country situations. The EU also attaches particular importance to the follow-up in the Plenary to the Action Plan approved by the UNGASS on Children. The EU will pay particular attention to the respect of human rights in the fight against terrorism.


8. The EU also attaches particular importance to the promotion and respect of the human rights of women, and will support efforts made by the UN to mainstream a gender perspective in its activities. Amongst the EU priorities in this context is the implementation and follow-up of the Beijing process, decided in 2000 in the political declaration of Beijing +5.


9. The EU will continue to support co-operation with the UNHCHR and with the different UN mechanisms dealing with human rights, including rapporteurs and special representatives. In particular, the EU will work within the UN system to secure adequate funding for the human rights aspects of the UN's Medium-Term Programme and for the work of the Office of the High Commissioner for Human Rights.


10. The EU supports a consensual and effective follow-up to the World Conference against Racism, Racial Discrimination, Xenophobia and Related Intolerance as agreed in Durban and reaffirmed in the last General Assembly resolution.


11. The EU will continue to follow with interest the possible elaboration of an international convention against human reproductive cloning, pursuant to UNGA Resolution 56/93, given the importance of this matter and the emergency arising from attempts already in progress to generate cloned human beings.

INTERNATIONAL LAW AND CRIMINAL JUSTICE


12. The EU is fully committed to international law and justice and continues to support efforts to promote the rule of law in international affairs, as well as the assistance of the United Nations to States in the elaboration of national legislation. The Member States of the EU strongly support the international courts and tribunals, including the UN ad hoc war crimes tribunals, and call on all States to co-operate fully with them.


13. In this context the EU wishes to underline the historic importance of the entry into force of the Rome Statute creating the International Criminal Court, which constitutes a landmark in the fight against impunity. The EU will continue to urge further ratifications and accessions to the Statute with a view to reaching universality. The EU will support the forthcoming Assembly of States Parties and the effective establishment of the Court in the Hague at the beginning of 2003. The EU believes that the need to implement the provisions of the Statute is an incentive to make appropriate changes in national legislation to fight the most serious crimes of international concern.

HUMANITARIAN ISSUES


14. As the largest global donor in humanitarian aid, the EU supports improved co-ordination of humanitarian missions, as well as closer co-operation between peacekeeping, peace-building and the humanitarian response, whilst also recognising the need to respect the integrity, neutrality and independence of humanitarian action.


15. The EU will continue, and if possible try to clarify, the ongoing debate on political issues related to humanitarian access and internally displaced persons, in order to reach a broader and better consensus on how to respond efficiently to serious humanitarian crises. The vulnerable position of the civilian population in armed conflicts calls for a coherent approach by the UN. The EU therefore supports the work carried out by the Security Council and the Secretary General in developing a policy framework for the protection of civilians in armed conflicts.


16. The safety and security of UN and all aid personnel continue to be of utmost concern to the EU. Consequently, the EU attaches great priority to the 1994 UN Convention on Security of UN Personnel, and will strive for better and fuller implementation of its provisions.

CONFLICT PREVENTION AND PEACEKEEPING


17. The EU considers conflict prevention as one of the main objectives of its external relations, and is engaged in integrating it in all its relevant international actions, from its foreign and security policy to development co-operation to trade policy. The EU is fully committed to the further implementation in the whole UN system of the Brahimi report and the Secretary-General's report on conflict prevention, and stresses the importance of maintaining momentum in their implementation. Recognising the need to mainstream a gender perspective into peacekeeping operations, the EU will promote full implementation of UNSC Res. 1325 (2000).


18. In developing its own crisis management capacity, the EU aims to provide an increasingly effective contribution to the prevention and resolution of conflicts. To achieve this objective, an enhanced dialogue and co-operation between the EU and the UN, and between EU and other regional, subregional and local organisations continues to be of high priority. The EU will continue to work closely with the UN to, inter alia, co-ordinate training programmes, share best practices, develop early warning indicators, or seek synchronised funding for conflict prevention. In this regard, the EU expresses its interest in establishing closer co-operation with the UN system Staff College in developing common training programmes and initiatives.


19. As part of its commitment to stabilisation in the Balkans, the EU is ready to ensure the follow-on to the UN International Police Task Force (UNIPTF) in Bosnia-Herzegovina. In this regard, on 1 January 2003 the European Union Police Mission (EUPM) will become the first-ever EU-led mission as a follow-on to a UN operation.


20. In the framework of strengthening the rule of law, the EU has contributed to work within the UN on guidelines for criminal procedure in crisis management operations. This contribution has been welcomed by the Office of the UN High Commissioner for Human Rights as having particular relevance to the implementation of recommendations in the field of the rule of law contained in the Brahimi report.

INTERNATIONAL PEACE AND SECURITY


21. Africa constitutes a priority for the EU, and the Union will spare no efforts aimed at solving the conflicts between Ethiopia and Eritrea and in Burundi, DRC, Liberia, Western Sahara, Somalia and Comoros. The EU will also remain engaged in furthering a fair political process in other African States including Angola, Sierra Leone, Zimbabwe, Malawi, Madagascar and the Central African Republic. In these efforts the EU will work in close co-operation with the UN, the Organisation of African Unity (OAU) and sub-regional organisations. In recognition of the importance of economic factors in these conflicts, the EU will seek to promote the further integration of Africa into the world economy, as well as to put an end to the illegal exploitation and trafficking of natural resources in African countries.


22. The EU remains convinced that in the Middle East there is no alternative to a negotiated settlement, based on international law, especially on UNSC Res. 242 and 338 and the principle of land for peace. The EU supports the objective stated in UNSC Res. 1397 of establishing two States, Israel and Palestine, and especially the implementation of UNSC Res. 1402. The EU, which remains the biggest donor of UNRWA, will continue to alleviate the plight of Palestinian refugees, as a reflection of the ongoing commitment of the Union to the refugees in the context of its search for a just solution to the Palestinian-Israeli conflict.


23. Iraq constitutes another priority concern of the EU, which reaffirms the need for the full implementation of all relevant Security Council resolutions, the resumption of Iraq's co-operation with the United Nations and the return of inspectors to Iraq, in accordance with UNSC Res. 1284.


24. The EU has contributed to the stabilisation in the Balkans, having played an active role in the signing and implementation of the Ohrid Framework Agreement on FYROM and a crucial role in the conclusion of the Serbia-Montenegro agreement. In the framework of its policy for the region, the Stabilisation and Association Process, the EU supports all the countries concerned in their efforts to strengthen democratic institutions and the rule of law, to ensure respect for human rights, to create free market economies in line with the fulfilment of their European perspective. In this respect, the EU encourages the countries of the region also to strengthen their co-operation within the South Eastern European Co-operation Process (SEECP). The EU will continue to stress that full respect of all UN and international obligations, notably the Dayton/Paris Accords, UNSC Res. 1244 and co-operation with ICTY, is vital for the ability of the countries involved to continue on the path towards European integration. The EU strongly supports the UN Mission in Kosovo, and by the same token expects the Provisional Institutions of self-government to fully respect and implement UNSC Res. 1244.


25. The EU reaffirms its commitment to furthering stability and prosperity in the Mediterranean region as a whole, and fully supports the renewed efforts being made by the UNSG and his Special Advisor to broker a comprehensive settlement for the Cyprus problem consistent with the relevant UNSC resolutions. The EU supports the UN Security Council in urging both sides, and in particular the Turkish side, to co-operate fully with the Secretary-General's Special Advisor in such an effort, and calls on them to intensify and expedite their talks in order to seize this unique window of opportunity for a comprehensive settlement. The EU believes that while a settlement will facilitate the accession of Cyprus to the EU, the decision on Cyprus' accession will be made in accordance with the Helsinki conclusions.


26. In the Asia region, the potential for conflict in the region to affect the rest of the world has become apparent, most recently with the escalation of the situation between India and Pakistan. The EU is committed to working with India and Pakistan, and with others in the international community, to defuse tensions in the region and to continue encouraging both countries to achieve a lasting resolution of their differences through dialogue.


27. The EU recognises that the UN has been entrusted with a central responsibility for the peace process in a new Afghanistan where men, women and children may be free from drugs, terrorism and human rights abuses. The EU sees the agreement by the Afghan parties reached in Bonn on 5 December 2001 and endorsed by UNSC Res. 1383 as the basic road map for the political future of Afghanistan. Security across the country is an essential element for the achievement of the goals set out in the Bonn Agreement. As the largest international donor on reconstruction in Afghanistan, the EU will continue to support the legitimate Afghan authorities and to work with regional partners in exerting a positive influence within the country. The empowerment of Afghan women should be mainstreamed through all policy measures.


28. The EU welcomed the attainment of independence of East Timor on 20 May 2002 and reiterated its support of the normalisation process in the new country. In this context, the EU expressed full support for UNSC Res. 1410 establishing the UN Mission of Support in East Timor and consequently will continue backing the UN presence and supporting international efforts aimed at consolidating the economic and social development of the new East-Timorese State.


29. Welcoming the positive developments of May 2002 in Myanmar, the EU will give priority attention to the establishment of a genuine process of democratisation in the country. In this context, the EU will continue to support efforts made by the UN through the UNSG Special Envoy.

DISARMAMENT AND NON-PROLIFERATION


30. Disarmament and non-proliferation of weapons of mass destruction and their means of delivery will continue to draw the greatest attention of the EU. The EU welcomes the positive result of the first prepcom of the 2005 Non Proliferation Treaty Review Conference and reiterates its will to work towards the strengthening of the non-proliferation regime and the positive pursuit of the process leading to the 2005 NPT Review Conference.


31. The launching of the FMCT negotiations as soon as possible, as well as dealing with both nuclear disarmament and the prevention of an arms race in outer space, continue to constitute the basis for an agreement to begin work at the Geneva Conference on Disarmament. The EU continues to attach great importance to the early entry into force of the Comprehensive Nuclear Test-Ban Treaty. In this context the EU will continue to promote the universality of this instrument, including with those whose signature and ratification is necessary for its entry into force.


32. The EU reiterates the high priority it attaches to a successful outcome of the resumed Fifth Review Conference of the Biological and Toxin Weapons Convention and to the strengthening of the Convention in a multilateral framework, including regular annual meetings between the State Parties. The EU strongly supports the universal adoption and implementation of the BTWC and CWC. The EU also reiterates its strong commitment to the complete destruction of all chemical weapons and their verification, and to the effective functioning of the OPCW in this regard.


33. The EU will strongly support efforts to develop and adopt by the end of 2002 an international code of conduct (ICOC) against ballistic missile proliferation, and to achieve its universal application.


34. The EU will promote the speedy implementation of the Programme of Action approved at the UN Conference on the Illicit Trade in Small Arms and Light Weapons in All Its Aspects. The EU will continue to pursue a successful outcome of and follow-up to the Fourth meeting of States Parties to the Convention on Prohibition of the Use, Stockpiling, Production and Transfer of Antipersonnel Landmines and on their Destruction. The EU will also foster adherence to the convention with a view to achieving a global elimination of these weapons. The EU will continue to carry out initiatives with regard to assistance in mine action. The EU attaches great importance to the work carried out in the framework of the Convention on Certain Conventional Weapons. The EU reiterates the importance of the CCW inter-sessional work addressing the issue of explosive remnants of war and mines other than anti-personnel mines. It calls for early negotiations towards a legally binding instrument in the framework of the CCWC addressing the serious humanitarian concerns caused by ERW.


35. A strengthening of multilateral instruments within disarmament and non-proliferation will be indispensable in the fight against terrorism and the efforts to prevent terrorists from having access to those weapons and their means of delivery. The EU has reacted in a determined and effective way to the terrorist threat by the adoption of the 'Targeted Initiative' by the General Affairs Council on 10 December 2001. In implementing this initiative, a 'Concrete list of measures with regard to the implications of terrorist threats on the arms control disarmament and non-proliferation policy of the EU' was adopted on 15 April 2002, focussing on a strengthening of multilateral instruments, export control, international co-operation and political dialogue.


36. During the General Assembly the EU will once again underline the importance it attaches to the concept of transparency which is essential for the enhancement of security.

SUSTAINABLE DEVELOPMENT


37. The EU believes in the integration of the economic, social and environmental dimensions of sustainable development and recognises in this context the importance of strengthening governance at all levels. The World Summit on Sustainable Development (WSSD) should be considered as an opportunity to redirect globalisation towards sustainable development and poverty reduction. At the heart of the EU position on WSSD is the implementation of Agenda 21 and the achievement of the internationally agreed development goals, in particular those contained in the Millennium Declaration and all major UN conferences and international agreements since 1992. Special attention should be paid to Africa; the EU will take the opportunity of the review of UNNADAF to reaffirm its attachment and support to the NEPAD process. NEPAD has the potential to reverse marginalisation of the African continent and support sustainable development.


38. The EU sees the Johannesburg WSSD as part of a process building on previous results including the Doha Development Agenda and the Monterrey Consensus. The aim is to achieve a Global Deal for sustainable development for the 21st century. In this context, the EU reaffirms its commitment to the results of the Third Conference on LDC's, the Doha ministerial meeting, the Monterrey International Conference on FfD, the World Food Summit as well as the Johannesburg WSSD.


39. The EU is committed to improving market access creating new opportunities for the exports of developing countries. The EU supports global efforts aimed at securing a prosperous and sustainable world for all based on democracy, rule of law, improvement of legal structures and access to information, respect for human rights, gender equality, tolerance and intercultural dialogue. This requires on the one hand a commitment to good governance at all levels, including at the national level, where the primary responsibility for sustainable development, as pointed out in the ACP-EC Partnership Agreement signed in Cotonou (Benin) in June 2000. On the other hand, it requires increased solidarity, inter alia through an increase of ODA. The EU stresses that good governance at the national level is essential for sustainable development. During UNGA 57, the EU will pursue actively the implementation of these results and commitments.


40. The EU supports the establishment of an open, transparent and inclusive participatory process at the global level to examine issues related to the definition, identification and effective and adequate provision of Global Public Goods. Public and private sector funds should join efforts to accelerate change in the poorest sectors of population. The involvement of the private sector could mobilise additional resources. Furthermore, the EU is committed to developing studies in this field, in particular regarding innovative sources of financing. The EU supports an effective implementation of the results of the WSSD and will launch concrete initiatives regarding health, water, energy, trade, sustainable patterns of production and consumption, as well as Global Public Goods to this aim. Partnership initiatives should involve all actors, including governments, civil society as well as the private sector.


41. The sustainable development dimension should integrate coherent policies at all levels. Sustainable development is a crucial cross-cutting issue, which should be mainstreamed into the 2nd and 3rd Committees of the General Assembly. Co-ordination between the bureau's of these committees should be improved; joint sessions of the committees on issues of common interest could be envisaged. In the context of the major summits held this year, the EU would like to ensure that the follow-up is organised making full use of the 2nd Committee of the GA in a way that would strengthen sustainable development and would complement work undertaken in other parts of the system.


42. On environmental issues, the EU will give priority attention to the implementation of Agenda 21, as well as to particularly relevant conventions such as the Convention on Climate Change (Kyoto Protocol, ratified jointly by the EU Member States on 31 May 2002), the Convention on Biodiversity, the United Nations Convention on the Law of the Sea, the Convention to Combat Desertification and the United Nations Forum on Forests, including the implementation of the proposals for action of the International Partnership on Forests and the International Forum on Forests. Special attention will also be given to improving and strengthening the global environmental governance, taking into account the results of SMDD.

INFORMATION SOCIETY


43. The EU is intensively participating in and contributing to the preparation of the World Summit on the Information Society. The EU believes that in order to achieve the goals on the Information Society, the outcome of the Summit should be politically and concretely focussed and should fully reflect all of the different interests at stake. As set out in the Summit Resolution by the UN General Assembly (A/RES/56/183), the Summit should be based on the tripartite involvement and participation of governments, the private sector and civil society, as the scope and nature of the Summit will require strategic partnerships with private and public entities and civil society. Such partnerships will be actively encouraged by the EU during the preparatory process of the Summit already begun.

ERADICATION OF INFECTIOUS DISEASES AND PANDEMICS


44. The world community, through a consensus decision at the special session of the UN General Assembly in June 2001, adopted a Declaration of Commitment against HIV/AIDS. The Declaration sets time-bound concrete targets on national, regional and global levels for this work. The time has now come to implement those commitments against HIV/AIDS, the most devastating threat to development in the world today. The EU stands ready to intensify its efforts, also through the UN system, above all UNAIDS, aimed at eliminating the scourge of HIV/AIDS, as shown already by the EU's position as one of the main contributors to the Global Fund to fight HIV/AIDS, tuberculosis and malaria (GFATM).

STRENGTHENING THE UN SYSTEM


45. In order to tackle challenges posed by today's world, it is necessary to deepen the process of reform the Organisation has been engaged in during the past few years. The EU considers the Millennium Declaration as the basis for reform of the UN system as a whole, including specialised institutions and the operational funds and programmes. The primary goals of the Millennium Summit should be the focus of the follow-up to the Declaration.


46. The EU fully supports the most recent reform initiatives of the UNSG, which focus on strengthening the management and administration of the UN. The EU stresses that these initiatives must be supported by a substantial improvement of the inter-governmental structure and processes of the UN, in particular through the revitalisation of the General Assembly and the review of the structure of the ECOSOC and the functional commissions. In keeping with the Millennium Declaration, the EU calls on UN members to intensify efforts to achieve a comprehensive reform of the Security Council in all its aspects. The EU continues to attach importance to an enhanced co-operation between the UNSC and the ECOSOC, and will support and encourage efforts to develop and streamline relations with other multilateral institutions. In this regard, the EU will seek that the new partnership between the UN, the World Bank, the IMF, the WTO, civil society and the private sector is operationalised in order to strengthen coherence, co-ordination and co-operation.


47. The UN system should in the coming years focus on assisting Member States in the implementation of the Millennium Declaration. In this regard the EU will strive for greater coherence and better co-ordination in the follow-up mechanisms of UN Conferences, which should be more result-oriented, convened on a case-by-case basis within existing UN fora and taking into account cross-cutting issues. The EU believes the process of examination and evaluation should become more rational, taking into account also national responsibilities and avoiding any challenge to previously agreed standards and commitments. Focus must be on the implementation of existing commitments and the identification of new commitments where necessary. Existing UN bodies such as functional and regional commissions of ECOSOC should be drawn into the process of technical reviewing and the co-ordinating role of both ECOSOC and the GA should be strengthened. Likewise, the specialised agencies and the International Financial Institutions should also be closely involved in these monitoring exercises. The same is true for NGO's and - where appropriate - the private sector. The EU will strive for these processes to become more integrated and innovative. In this context, the EU will attach particular importance to the debate following UNGA Resolution 56/211.

UN FINANCES


48. The EU is committed to improving the finances of the UN, and underlines in this context the importance for all assessed contributions to be paid on time, in full and without conditions. The EU also remains fully committed to the efforts aimed at improving the quality and the presentation of the regular budget founded on results-based budgeting. These efforts should be extended also to the PKO budgets, which now stand at 2,600 million USD. The EU is ready to co-operate with the UN Secretariat and with other member States for this purpose.


49. The EU attaches great importance to the modernisation of the UN Headquarters, and has already presented its views to the UN Secretariat. In this regard, the EU expects the host country to finance a substantial part of the expenditures involved. The EU will work actively towards having the Capital Master Plan implemented as soon as possible.


50. The overriding goal of the EU is to ensure the availability of sufficient resources for the UN to implement the objectives and activities decided upon by member States, in particular the Millennium Declaration. In order to achieve this goal, the EU will work for improved priority setting in the regular budget and the peacekeeping budgets, and for enhanced programme delivery by the Organisation. Activities must be carried out in a cost-effective and time-sensitive manner, based on evaluations and performance reviews. The initiatives to reform the UN do not seek cuts in the budgets of the Organisation. However, there will inevitably be implications for resource allocations. The EU would welcome recommendations from the Secretary General on ways towards better matching priorities and resources.

Het z.g. Brahimi rapport werd opgesteld door een door de SGVN ingesteld panel onder leiding van de Algerijn Brahimi. Het rapport bevat lessen opgedaan door ervaringen uit het verleden en doet aanbevelingen voor de uitvoering van VN vredesoperaties.

Het eindrapport van de werkgroep werd als annex opgenomen in resolutie 1327 (2000) en werd unaniem door de Raad aangenomen.

De resolutie die tijdens de 55e AVVN aangenomen werd, verwelkomde het rapport van de Special Committee on Peace-keeping Operations, dat in augustus 2001 door de Vierde Commissie was aangenomen. Het stemde tevens in met de voorstellen die daarin gedaan werden.

===