---

Toespraken
---

Nationale herdenking militaire slachtoffers Nederlands Oost-Indië en Nieuw Guinea

07-09-2002

Toespraak van de Staatssecretaris van Defensie de heer C. van der Knaap, ter gelegenheid van de jaarlijkse Nationale herdenking van de militairen van het Koninkrijk der Nederlanden die tussen 1945 en 1962 in de toenmalige overzeese rijksdelen Nederlands Oost-Indië en Nieuw Guinea hun leven hebben gegeven, op 7 september 2002 te Roermond

Dames en heren, Het is voor mij een eer namens de regering hier vandaag een krans te mogen leggen ter nagedachtenis aan de militairen die bij de strijd in voormalig Nederlands-Indië en Nieuw-Guinea hun leven hebben gegeven. Het is ook een bijzonder moment, aangezien het dit jaar 40 jaar geleden is dat de Nederlandse aanwezigheid in de Oost beëindigd werd. Voor veel Nederlanders klinkt dat als een ver en verbleekt verleden, maar niet voor u. Ik besef goed dat velen van u nog geregeld aan die tijd terugdenken. Daarvoor bent u hier bijeen. Om samen te herdenken, om ervaringen te delen en niet in de laatste plaats om stil te staan bij hen die niet meer onder ons zijn.

Het Indië-monument gedenkt de ruim 6000 militairen die van hun missie nooit zijn teruggekeerd. Een missie die voor de eerste militairen hier begon; hier in Roermond. Zij streden, - u streed - , in opdracht van een democratische regering, met goedkeuring van het parlement en met de instemming van het grootste deel van de Nederlandse bevolking. U ging omdat het uw plicht was, maar helaas niet iedereen kwam terug.

Voor velen van u die in de Archipel hebben gediend, is deze periode bepalend geweest voor het verdere leven. Niet alleen voor u zelf, maar ook voor uw thuisfront, uw vrouw, kinderen of andere familie. Als zoon van een oud-Indiëstrijder heb ik zelf ondervonden hoe de herinneringen aan die tijd regelmatig kunnen opspelen. Vandaag wil ik mede namens de zojuist aangetreden Regering mijn respect betuigen voor de inzet die u decennia geleden geleverd heeft. Ik doe dat vanuit het diepst van mijn hart. U heeft recht op ons begrip, onze steun en onze erkenning.

Dames en heren, Erkenning, maar ook herkenning vormen belangrijke begrippen in de wereld van de veteraan. Dat houdt niet op met een jaarlijkse bijeenkomst zoals vandaag hier in Roermond. Het speelt ook een grote rol als het gaat om een zorgvuldige historische weergave van de omstandigheden waarin u uw taak heeft uitgevoerd. Van de werkelijke gang van zaken was destijds weinig bekend. Toen u uit Nederlands-Indië en Nieuw-Guinea terugkeerde, zat men in het algemeen niet op uw verhalen te wachten. Het was een tijd van aanpakken en niet van terugblikken. Niet erkenning, maar miskenning kwam u kennelijk toe. In de publiciteit werden de militaire operaties vooral als een weinig verheffend hoofdstuk uit het Nederlandse koloniale verleden beschouwd. Gelukkig is er de laatste tijd weer meer objectieve belangstelling voor ons koloniale verleden. Onder de titel Van Indië tot Indonesië; de herschikking van de Indonesische samenleving is het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (het NIOD) afgelopen maandag een onderzoek begonnen naar de periode van dekolonisatie van Nederlands-Indië. Een onderzoek dat vier jaar zal duren, maar waarbij de onderzoekers regelmatig tussentijds hun bevindingen aan het publiek zullen presenteren. Ik ben er van overtuigd dat een dergelijk breed onderzoek, ondermeer zal bijdragen aan een beter beeld van de omstandigheden waaronder u toen uw taak heeft uitgevoerd. Wellicht dat het ook leidt tot meer begrip en maatschappelijke erkenning.

Erkenning en herkenning spelen ook een belangrijke rol voor de jonge veteranen. Sinds de start van de UNIFIL-operatie in 1979 zijn meer dan 40.000 militairen uitgezonden geweest naar crisisgebieden over de hele wereld. Zo zijn op dit moment Nederlandse militairen actief in ondermeer Afghanistan, Bosnië en Macedonië. Omdat de soldaat van vandaag de veteraan van morgen is, moeten we continu werken aan een volwassen veteranenbeleid. Een militaire operatie in den vreemde is immers een zware taak, dan past het niet mensen bij terugkeer een tweede strijd te laten voeren. Dan moeten zaken goed geregeld zijn. Het is mede te danken aan uw inspanningen dat deze jonge mensen niet in dezelfde situatie terecht zullen komen als u destijds bij terugkeer in Nederland. De laatste jaren zijn immers tal van veteranenvoorzieningen tot stand gekomen. Ook onder jonge veteranen bestaat de behoefte om hun gevallen kameraden te kunnen herdenken. Binnenkort wordt hier in het stadspark Hattem een begin gemaakt met de bouw van het monument voor militairen die zijn omgekomen tijdens vredesoperaties. Op deze wijze wordt een brug geslagen tussen oude en jonge veteranen, een belangrijke stap in het vormen van een veteranencultuur. Een cultuur die men in landen als Frankrijk, Engeland en de Verenigde Staten al sinds jaar en dag kent. Alleen zo kunnen we ervoor zorgen dat begrip en respect voor veteranen behouden blijft en erkenning en herkenning ook voor toekomstige veteranen inhoud krijgt en blijft houden. Uiteraard verwacht ik dat juist u, als veteranen van de oudere generatie, de door ons beoogde verbreding wilt ondersteunen.

Dames en heren, Terecht hecht u belang aan maatschappelijke erkenning en waardering. Ik heb daar alle begrip voor en ik steun dit van harte. Ik heb daarom als staatssecretaris van Defensie besloten ter onderscheiding van de veteraan een insigne in te voeren. Een insigne dat u herkenbaar maakt tegenover andere veteranen, maar ook tegenover de samenleving. Ik weet dat onder u de behoefte aan een dergelijk insigne bestaat en dat hiervoor in de Tweede Kamer wordt gepleit. Op het Ministerie legt men momenteel de laatste hand aan de noodzakelijke regelgeving en ik verwacht in de loop van volgend jaar de eerste veteranen met het veteraneninsigne te kunnen onderscheiden. Het wordt echter wel een insigne voor jong en oud, want bij Defensie telt iedere veteraan. Dat is een les die het verleden ons heeft geleerd.

Dames en heren, We kunnen het verleden helaas niet ongedaan maken, de tijd is immers onomkeerbaar. Maar we kunnen wel voorkomen dat fouten worden herhaald. We weten nu hoe belangrijk het is als samenleving respect te tonen voor hen die namens ons in den vreemde als militair optraden. De aandacht en zorg voor de militair mag niet wegvallen op het moment dat hij of zij terugkeert na een uitzending. Dat is een belangrijke les uit het verleden, een les die met name u, de oude garde ons duidelijk heeft gemaakt. Mede daarom wil ik nogmaals mijn respect betuigen voor diegenen, die ons zijn ontvallen en voor hen die destijds onder zeer moeilijke omstandigheden hun plicht hebben vervuld.

Nieuws Ministerie van Defensie