Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Vaste Commissie
Postbus 90801
voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2509 LV Den Haag
van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Telefoon (070) 333 44 44
Binnenhof 1a Telefax (070) 333 40 33
2513 AA DEN HAAG
Uw brief Ons kenmerk
15 juni 2001 SV/R&S/01/40195a
SOZA-01-473
Onderwerp Datum
Toepassing van de Wet REA 22 april 2002
voor leerlingen in het praktijkonderwijs
In aansluiting op mijn brief van 4 september 2001 bericht ik u mede namens de Staatssecretaris
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCenW) het volgende. In de brief van De Polsstok
school voor praktijkonderwijs1 te Alkmaar wordt aandacht gevraagd voor het feit dat het Gak op
grond van de Wet op de (re)ïntegratie arbeidsgehandicapten (Wet REA) geen financiering geeft
voor scholing en integratieactiviteiten ten behoeve van de op een school voor praktijkonderwijs
ingeschreven leerling. In oktober 2001 ontving ik in afschrift een brief van het Collectief van
scholen voor Praktijkonderwijs uit Groningen aan uw Commissie waarin het gaat om een
soortgelijke problematiek. Daarin pleiten de scholen voor het behoud van de
financieringsmogelijkheden van stageleerkrachten, symbiose/opslagcursussen en een premie
stage/werk. Deze brief vormt tevens een reactie op de brief van het Collectief.
Het Gak is met ingang van 1 januari 2002 opgegaan in het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen (UWV). Het UWV is van mening dat OCenW verantwoordelijk is voor
deze scholing. Evenmin acht het UWV het aangewezen op grond van de Wet REA een vergoeding
1 Dit onderwijs vormt min of meer de opvolger van het
onderwijs voor moeilijk lerende kinderen (MLK).
2
te geven voor door de school uitgevoerde integratietrajecten, omdat integratietrajecten uitsluitend
kunnen worden bekostigd indien er sprake is van een contract met een reïntegratiebedrijf (RIB).
Een RIB is een natuurlijke of rechtspersoon die in het kader van de uitoefening van beroep of
bedrijf de inschakeling van personen in de arbeid bevordert. Een school wordt niet als zodanig
aangemerkt.
Uitgaande van de Wet REA is het standpunt van het UWV zoals weergegeven in de brief van De
Polsstok correct. Het is mogelijk dat in verschillende regio's al dan niet op basis van afspraken
tussen het praktijkonderwijs en het Gak geen zuivere toepassing is gegeven aan de Wet REA.
Oorzaken hiervan kunnen zijn het aflopen van ESF-subsidies waarmee projecten in het
praktijkonderwijs tot 1 januari 2000 werden gefinancierd en het niet aansluitend opstarten van
vervolgfinanciering en de nodige veranderingen in de sociale zekerheid.
Naar aanleiding van de voorgelegde brieven van De Polsstok te Alkmaar en het Praktijkscholen
Collectief Groningen is er overleg geweest met mijn ambtgenoot van OCenW en het UWV. De
afbakening van taken tussen van OCenW en SZW voorzover het gaat om leerlingen met een
(arbeids)handicap vloeit voort uit de bestaande regelgeving.
Als algemeen uitgangspunt voor de afbakening tussen het beleidsterrein van de Wet REA en het
beleidsterrein van OCenW geldt dat daar waar het gaat om leerlingen die initieel onderwijs volgen
- het onderwijs dat iedere jongere gewoonlijk volgt alvorens hij gaat deelnemen aan het
arbeidsproces - het Ministerie van OCenW verantwoordelijk is voor hetgeen de leerling aan
onderwijs en begeleiding nodig heeft. Met name waar het gaat om leerlingen in het
praktijkonderwijs kan er vanuit worden gegaan dat vanwege de school wordt zorg gedragen voor
een zodanig adequate opleiding dat de betrokkene met die opleiding kan gaan deelnemen aan het
arbeidsproces. Het praktijkonderwijs heeft immers overeenkomstig de wettelijk aan hem
opgedragen taak, de primaire functie toeleiding tot een functie op de arbeidsmarkt.
Een vergoeding van scholing op grond van artikel 22, eerste en tweede lid, van de Wet REA is
uitsluitend mogelijk ten behoeve van een arbeidsgehandicapte waarvan aangenomen kan worden
dat deze geen initieel onderwijs volgt. Indicatoren voor het antwoord op de vraag of een persoon
initieel onderwijs volgt zijn de leeftijd van de betrokken persoon, het feit of de betrokkene staat
ingeschreven bij een instelling van onderwijs die valt onder de verantwoordelijkheid van de
Minister van OCenW, het feit of de betrokkene voordat hij ging deelnemen aan de desbetreffende
scholing reeds aan het arbeidsproces heeft deelgenomen. Van een arbeidsgehandicapte die de
leeftijd van 30 jaar nog niet heeft bereikt, ingeschreven staat bij een instelling van onderwijs die valt
onder de verantwoordelijkheid van de Minister van OCenW, en nog niet heeft deelgenomen aan
het arbeidsproces kan in eerste instantie worden aangenomen dat het gaat om een
arbeidsgehandicapte die initieel onderwijs volgt. Bij een leerling die staat ingeschreven op een
school voor praktijkonderwijs is er evident sprake van initieel onderwijs. Wanneer een scholing
door het UWV niet als initiële scholing wordt aangemerkt betekent dat overigens nog niet dat die
scholing dan ook in alle gevallen voor een vergoeding in aanmerking kan komen. Deze scholing zal
alleen dan kunnen worden vergoed op grond van de Wet REA, indien deze scholing voor de
3
desbetreffende arbeidsgehandicapte noodzakelijk wordt geacht met het oog op toetreding tot de
arbeidsmarkt, c.q. kan worden beschouwd als een voorziening tot behoud, herstel of bevordering
van de mogelijkheden tot inschakeling in het arbeidsproces.
Daarnaast kunnen op grond van de artikelen 11 en 22, vierde lid, van de Wet REA voorzieningen
worden getroffen die personen in staat stellen onderwijs te volgen. Het betreft met name de
vergoeding van materiële hulpmiddelen. Het gaat hier niet om een vergoeding van het onderwijs als
zodanig2. Daarnaast hoeft er, anders dan bij de toepassing van artikel 22, eerste en tweede lid, bij
de toekenning van deze voorzieningen niet een zogenaamde arbeidsmarkttoets te worden
uitgevoerd. Dat wil zeggen dat er niet wordt getoetst of de opleiding die de betrokkene met behulp
van de voorzieningen volgt, noodzakelijk wordt geacht met het oog op toetreding tot de
arbeidsmarkt.
In artikel 9 van het Reïntegratie-instrumenten-besluit Wet REA is een nadere begrenzing
neergelegd van de voorzieningen die op grond van artikel 22, vierde lid, van de Wet REA kunnen
worden toegekend.
Gezien de verantwoordelijkheid van het ministerie van OCenW en de beperkte taak van de Wet
REA is er geen ruimte voor verstrekking van onderwijs aan leerlingen van het praktijkonderwijs
vanuit de Wet REA. Uitsluitend hulpmiddelen die belemmeringen wegnemen bij het volgen van
onderwijs kunnen dus vanuit de Wet REA worden verstrekt. Zo lang de leerling is ingeschreven
aan het praktijkonderwijs kan nog geen sprake zijn van verstrekking van voorzieningen tot behoud,
herstel of bevordering van de mogelijkheden tot inschakeling in het arbeidsproces als bedoeld in
artikel 22, eerste en tweede lid, Wet REA.
Wat betreft de inkadering en de bekostiging van de toeleiding en integratie (waaronder nazorg in
brede zin) geldt het volgende.
Gezien de primaire functie van het praktijkonderwijs dient de school te voorzien in adequate
stageacquisitie en stagebegeleiding en enige vorm van nazorg na het verlaten van de school3. In het
kader van de integratie op de arbeidsmarkt heeft het praktijkonderwijs in samenwerking met
regionale bedrijfs- en brancheorganisaties speciale trajecten opgezet. Leerlingen krijgen een
specifieke taak- en functieopleiding, waardoor zij beter kunnen functioneren en hun plaats op de
arbeidsmarkt kunnen behouden. Samenwerken met het bedrijfsleven betekent ook dat docenten
de matching naar werk verantwoord en professioneel maken en daardoor maatwerk leveren. De
nazorg in brede zin zou het geheel van activiteiten moeten inhouden dat door de school voor
praktijkonderwijs kan worden ondernomen en gericht is op de begeleiding van leerlingen in de
werksituatie in het eerste jaar nadat zij de school hebben verlaten.
Wanneer de leerling de school heeft verlaten en de activiteiten van de school niet hebben mogen
leiden tot een plaats op de arbeidsmarkt, kan de leerling op grond van artikel 10 van de Wet REA
onder de integratieverantwoordelijkheid van het UWV komen te vallen. Dit is uitsluitend mogelijk
indien de leerling jonger is dan 18 jaar en er bij de leerling sprake is van een arbeidshandicap of
indien de leerling aanspraak heeft op een Wajong-uitkering. Het UWV kan de leerling dan via een
reïntegratiebedrijf (RIB) een traject aanbieden en voorzieningen verstrekken op grond van artikel
2 Zie ook de artikelsgewijze toelichting op de Wet, waarin dit is aangegeven (TK 1996-1997, 25 478, nr. 3 blz. 88).
3 TK 1996-1997, 25 410, nr. 3, pag. 15.
4
22, eerste en tweede lid, Wet REA. Het is mogelijk dat een school voor een RIB als
onderaannemer taken uitvoert. In het bestek van de aanbestedingsprocedure voor
reïntegratietrajecten ingaande 2002 heeft het UWV bepaald dat tot de doelgroepen ook behoren
leerlingen die nog ingeschreven zijn en binnen een half jaar de school zullen verlaten. Hiermee
wordt het mogelijk gemaakt dat al een traject wordt ingezet terwijl de primaire
verantwoordelijkheid voor toeleiding tot de arbeidsmarkt nog bij de school ligt en er nog geen
noodzaak is tot inzet van een reïntegratietraject. Met het UWV zal daarom worden overlegd over
de nadere beperking van de inzet van trajecten tot ex-leerlingen zoals hiervoor vermeld.
Wanneer het gaat om een ex-leerling van een praktijkschool die hier niet onder valt, kan de
betrokkene in aanmerking komen voor een traject in het kader van de Wet inschakeling
werkzoekenden (WIW). Hiervoor zijn de gemeenten verantwoordelijk.
De komende jaren zal aan de bekostiging van de integratie van praktijkschoolleerlingen nader vorm
worden gegeven. Hierop vooruitlopend is in voorbereiding een proefperiode in de vorm van het
ESF-project arbeidsintegratie Praktijkonderwijs (nieuwe subsidieperiode 2000-2006).
De scholen zullen zo nodig het onderwijs van de praktijkschoolleerling en stageleerkrachten
aanvullend kunnen financieren uit de ESF-subsidie zo die over de periode 2000-2006 door het
Ministerie van OCenW beschikbaar zal worden gesteld.
Wat betreft de premie stage/werk zij tot slot opgemerkt dat het gezien de wettelijke taak van de
school tot toeleiding van leerlingen naar een functie op de arbeidsmarkt het niet in de rede ligt
hiervoor vanuit de Wet REA een premie aan de school te verstrekken. Dit laat echter onverlet dat
scholen vrij zijn om wanneer zij een ex-leerling met een arbeidshandicap bij een werkgever
plaatsen en met de werkgever enige vorm van nazorg en begeleiding afspreken, met de werkgever
kunnen overeen te komen dat de werkgever een deel van de premiekorting die met ingang van 1
januari 2002 op grond van de WAO/WW aan de werkgever kan worden toegekend, beschikbaar
stelt aan de school. De werkgever is vrij in de aanwending van deze premiekorting.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(J.F. Hoogervorst)