Persbericht 02/112
Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid Directie
Communicatie
17 september 2002
Nr. 02/112
Minister De Geus, staatssecretaris Rutte en staatssecretaris Phoa in
Sociale Nota en begroting 2003: Aan het werk, met minder regels
Een halt aan de groei van het aantal arbeidsongeschikten, een grotere
eigen verantwoordelijkheid en meer vrijheid voor gemeenten bij het aan
werk helpen van bijstandsgerechtigden, en een regeling Verlofknip die
mensen meer keuzevrijheid biedt bij het combineren van werken, leren
en zorgen in de verschillende fasen van hun leven. Dat zijn de drie
prioriteiten van minister De Geus, staatssecretaris Rutte en
staatssecretaris Phoa van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, zo blijkt
uit de Sociale Nota en begroting 2003.
De huidige economische teruggang, de verslechterde internationale
concurrentiepositie en de oplopende werkloosheid vragen om een
gezamenlijke aanpak van overheid, sociale partners en samenleving,
aldus de bewindslieden. Om ruimte te bieden voor eigen
verantwoordelijkheid moeten het aantal regels en de bureaucratie sterk
verminderen. "Aan het werk, met minder regels", is daarom het motto
van de Sociale Nota. De voorstellen in de Sociale Nota worden
uitgewerkt in een concreet actieplan dat nog voor de parlementaire
behandeling van de begroting verschijnt. Op dat moment zullen ook de
voornemens van de bewindslieden voor vereenvoudiging van regelgeving
en de beleidsbrief Emancipatiebeleid naar de Tweede Kamer worden
gestuurd.
Het sociaal-economische beeld
In de tweede helft van de jaren negentig groeide de economie sterk.
Sinds eind 2000 is het tij gekeerd. Onder invloed van de wereldwijde
conjuncturele neergang liep ook in Nederland de groei aanzienlijk
terug. Een specifiek Nederlands probleem was dat de krapte op de
arbeidsmarkt de lonen opdreef. Het gevolg is dat de internationale
concurrentiepositie is verslechterd. Hierdoor zal Nederland niet
automatisch profiteren van eventueel herstel van de internationale
conjunctuur.
De neergaande conjunctuur vertaalt zich vanaf eind 2001 in toenemende
werkloosheid. Het aantal werklozen loopt dit jaar naar verwachting op
met ruim 50.000 tot 300.000 en stijgt volgend jaar verder tot 395.000.
Het aantal WAOers nadert de één miljoen. Ook de stagnatie (in 2001) en
daling (in 2002) van het aantal banen en de daling van het aantal
vacatures (tweede helft 2001) duiden op de verslechtering van de
arbeidsmarkt.
Meer mensen aan het werk
De verslechterde concurrentiepositie en het grote aantal mensen zonder
werk en met een uitkering vragen om concrete maatregelen. Er moet meer
ruimte komen voor eigen verantwoordelijkheid van mensen. Regels en
administratieve lasten worden verminderd. Daarnaast moet werk meer
gaan lonen. Afhankelijkheid van een uitkering wordt ontmoedigd en
beperkt.
Het kabinet neemt maatregelen tegen de armoedeval: het verschijnsel
dat een stijging van het bruto inkomen niet of nauwelijks leidt tot
een toename van het netto besteedbaar inkomen, of zelfs tot een
achteruitgang daarvan, doordat inkomensafhankelijke subsidies
wegvallen. Om werk meer lonend te maken, wordt in 2003 de
arbeidskorting met 119 euro verhoogd. Tegelijkertijd worden voordelen
afgeschaft die werkgevers nu krijgen als zij mensen in dienst nemen
tegen een laag loon of mensen die langdurig werkloos zijn (de
regelingen SPAK en VLW). Deze regelingen worden in vier jaar gefaseerd
afgeschaft. De eerste stap in 2003 is afschaffing van de SPAK voor
jongeren en verlaging van het subsidiebedrag van de SPAK voor
volwassenen met 20 procent. De VLW wordt afgeschaft door vanaf 2003
geen nieuwe aanvragen meer te honoreren, waardoor de regeling
geleidelijk verdwijnt.
Bijzondere aandacht heeft het kabinet voor de arbeidsdeelname van
allochtonen en ouderen. Het wil een jaarlijkse toename van de
arbeidsdeelname van allochtonen realiseren van 0,75 procentpunt tot 54
procent in 2005. Om ouderen langer aan het werk te houden wordt onder
meer leeftijdsdiscriminatie tegengegaan. Tegelijkertijd krijgen
werklozen vanaf 57,5 jaar in 2003 weer een sollicitatieplicht, te
beginnen met degenen die recente werkervaring hebben.
Het kabinet zal verder aan werknemers meer ruimte geven om - al dan niet in deeltijd - door te werken na hun 65-ste. Ook moeten werkgevers gaan meebetalen aan de WW-lasten van oudere werknemers om de WW voor werkgevers minder aantrekkelijk te maken als afvloeiingsregeling. Om de prikkel tot werkhervatting bij WW-gerechtigden te vergroten wil het kabinet de zogeheten vervolguitkering, die volgt op de WW-uitkering die van het loon is afgeleid, beperken tot één jaar.
Inkomens en loonkosten
De minder goede economische perspectieven beïnvloeden de koopkracht.
De meeste inkomensgroepen gaan er volgend jaar in koopkracht op
achteruit. Het kabinet verdeelt de lasten voor volgend jaar
evenwichtig. De laagste inkomensgroepen zijn zo veel mogelijk ontzien,
zonder dat dit ten koste gaat van de bestrijding van de armoedeval.
Koopkrachtontwikkeling 2003 in procenten
Categorie algemeen inclusief niet-algemene
lastenverzwaringen*
Inactieven
Sociale minima paar zonder kinderen -¾ -¾
Sociale minima paar met kinderen 0 -½
Sociale minima alleenstaand -¼ -¼
AOW alleenstaand 0 0
AOW paar 0 0
AOW + 5000 euro paar ½ ½
Actieven
Minimumloon paar zonder kinderen ¼ -½
Minimumloon paar met kinderen 1 0
Minimumloon alleenstaand ½ -½
Modaal paar zonder kinderen 0 -1
Modaal paar met kinderen ¼ -1¼
Modaal alleenstaand ¼ -1½
Paar zonder kinderen 2 maal modaal ¼ -1¼
Paar met kinderen 2 maal modaal ¼ -1¾
Alleenstaand 2 maal modaal ½ -1½
Tweeverdiener met kinderen (modaal en ½modaal) ¼ -½
Tweeverdiener met kinderen (2 maal modaal en modaal) ¼ -½
* In 2003 worden enkele lastenverzwarende maatregelen doorgevoerd die
niet in het algemene beeld tot uitdrukking komen. Dit betreft met name
de afschaffing van het spaarloon, de basisaftrek lijfrente en de
feestdagenregeling. Ook het afschaffen van de kindertoeslag in de
huursubsidie per juli 2002 werkt door in 2003. De hier genoemde
percentages gelden alleen voor mensen die gebruik maakten van deze
regelingen.
Gezien de verslechterde concurrentiepositie acht het kabinet een
gematigde loonkostenontwikkeling van groot belang. De
verantwoordelijkheid hiervoor ligt in de eerste plaats bij de sociale
partners. Maar ook scholing, pensioenvoorzieningen en de financiële
positie en premiestelling van sociale fondsen beïnvloeden de
ontwikkeling van de arbeidskosten.
De pensioenpremies kunnen een risico vormen voor de noodzakelijke
matiging van de arbeidskosten. Door de dalende beurskoersen vallen de
rendementen van de pensioenfondsen momenteel tegen. Dit legt een druk
op de pensioenpremies en daarmee op de arbeidskosten. Jarenlang
stonden de premies op een laag niveau, maar na een stijging van ruim
0,5 procent van de loonsom in 2002, stijgen ze volgend jaar naar
verwachting met gemiddeld 1 procent van de loonsom. De
rendementsontwikkeling kan ook consequenties hebben voor de indexering
van de pensioenen. Er ligt een belangrijke verantwoordelijkheid bij de
sociale partners om ook in de toekomst waar mogelijk de
indexatietoezeggingen te waarborgen, bij een economisch verantwoorde
premiestelling. Het kabinet overlegt met de sociale partners of er in
het najaar een nieuw pensioenconvenant kan worden afgesloten om
toekomstbestendige pensioenen te waarborgen, zonder dat dit ten koste
gaat van een verantwoorde ontwikkeling van de arbeidskosten.
Momenteel hebben vooral de WW- en WAO-fondsen overschotten die groter
zijn dan nodig is als buffer tegen tegenvallers. Het kabinet streeft
naar zowel lastendekkende premies als evenwichtige vermogenssaldi. In
verantwoord fondsbeheer passen ook maatregelen die het beroep op de
sociale zekerheid kunnen terugdringen. Meer dan nu het geval is zouden
op reïntegratie gerichte investeringen uit de fondsen gefinancierd
kunnen worden.
Aanpak fraude
Fraude en misbruik moeten met kracht worden tegengegaan, aldus de
bewindslieden. Speerpunt hierbij is de bestrijding van zwarte fraude,
waaronder identiteitsfraude en fraude met sofi-nummers. Probleemloze
informatieoverdracht en samenwerking tussen betrokken instanties als
UWV, belastingdienst, gemeenten, Centrum voor Werk en Inkomen (CWI),
Arbeidsinspectie, Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) en
beleidsonderdelen van SZW zijn nodig voor succesvolle opsporing. Voor
overtreders van de Wet arbeid vreemdelingen wil het kabinet
bestuurlijke boetes introduceren. De Arbeidsinspectie kan dan zelf
boetes opleggen waarmee een lik-op-stuk-beleid ontstaat zoals nu al
het geval is op het terrein van arbeidsomstandigheden.
Aanpak van de WAO
Het advies van de Sociaal-Economische Raad (SER) is uitgangspunt bij
de herziening van de WAO voor nieuwe gevallen (gezien de
loondoorbetalingsplicht van twee jaar geldt dit vanaf 2005). Alleen
volledig arbeidsongeschikten die ook op langere termijn geen uitzicht
hebben op werk, krijgen toegang tot de nieuwe WAO. Nieuwe regels voor
de toelatingscriteria voor de WAO worden in de eerste helft van 2003
ingediend bij het parlement. Gedeeltelijk arbeidsongeschikten moeten
zoveel mogelijk in staat worden gesteld aan het werk te blijven.
Wie niet langer in staat is zijn oude werk te hervatten, zal worden
begeleid naar ander werk en heeft ook de plicht ander werk te
aanvaarden. Gedeeltelijk arbeidsongeschikten (meer dan 35 procent) die
werken, krijgen deels recht op een loonaanvulling. Niet-werkenden
krijgen recht op WW, gevolgd door een IOAW-uitkering
(bijstandsuitkering zonder toets op het eigen vermogen). Het kabinet
verwacht van deze maatregelen een aanzienlijke beperking van nieuwe
WAO-gevallen.
Het SER-advies bevat twee kostenverhogende maatregelen: afschaffing
van de premiedifferentiatie in de arbeidsongeschiktheidsregelingen
(PEMBA-premie) en verhoging van de WAO-uitkering tot 75 procent van
het loon. Het kabinet acht voorzichtigheid op zijn plaats en wil
daarom, voordat dit kan worden doorgevoerd, de resultaten van de
WAO-maatregelen ook eerst daadwerkelijk gerealiseerd zien. Wel hoeven
bedrijven met minder dan 25 werknemers per 1 januari 2003 niet langer
een PEMBA-premie te betalen.
De eerste stap op weg naar een nieuw stelsel moet zijn te voorkomen
dat mensen ziek of arbeidsongeschikt worden, aldus de bewindslieden.
Hierin kan veel verbeterd worden door de veiligheid en gezondheid van
werknemers op het werk te waarborgen en, als werknemers toch ziek
worden, vroeg in de ziekteperiode in te grijpen. Om werkgevers aan te
sporen echt werk te maken van deze verantwoordelijkheid zal vanaf 1
januari 2003 de loondoorbetalingsverplichting voor werkgevers worden
uitgebreid van één jaar naar twee jaar. Pas na die tijd ontstaat
eventueel recht op een WAO-uitkering. Ook werknemers worden meer dan
nu aangesproken op hun verantwoordelijkheid om snel weer aan het werk
te gaan. Daarbij past een beperking van de loonaanvulling in het
tweede ziektejaar tot 70 procent van het loon. De bewindslieden vragen
de sociale partners hier concreet uitwerking aan te geven.
De bewindslieden zetten de aanpak om door middel van arboconvenanten
afspraken te maken over verbetering van de arbeidsomstandigheden de
komende jaren voort. Er komen aanvullende afspraken over verzuim en
reïntegratie in zeven à tien arboconvenanten, in sectoren waar de
risicos het grootst zijn.
Ruimte en verantwoordelijkheid voor reïntegratie
Gemeenten krijgen één flexibel en vrij besteedbaar reïntegratiebudget. De bewindslieden dienen hiervoor in de eerste helft van 2003 een wetsvoorstel in. Dit gaat gepaard met een forse vereenvoudiging van regelgeving en met vermindering van administratieve lasten. Doel hiervan is gemeenten meer eigen verantwoordelijkheid en vrijheid te geven bij de inzet van reïntegratiemiddelen. Ook de middelen voor gesubsidieerde banen (WIW-banen en I/D-banen) gaan deel uitmaken van het reïntegratiebudget. Gesubsidieerde arbeid blijft binnen dat budget mogelijk, maar gemeenten bepalen zelf het aantal en de sector van tewerkstelling, waarbij doorstroom naar regulier werk voorop staat. Ook voor het UWV worden de regels vereenvoudigd. Het aantal I/D-banen wordt in 2003 teruggebracht van 60.000 tot 45.500. Dit kan worden gerealiseerd door 6.500 niet benutte I/D-banen niet in te vullen, een uitstroom te realiseren van 8.000 banen en vrijkomende banen niet opnieuw te bezetten. Het aantal WIW-banen wordt teruggebracht van 31.000 (eind 2001) tot gemiddeld 27.000 in 2003.
Gemeenten krijgen een groter belang bij reïntegratie van bijstandsgerechtigden door een maximaal financieel belang en een maximale prikkel. Dit stimuleert gemeenten gerichter te investeren in het aan werk helpen van bijstandsgerechtigden en scherper te controleren op misbruik van uitkeringen. Bij een succesvol reïntegratie- en handhavingsbeleid hoeft de gemeente immers minder uitkeringen te betalen. Ook stimuleert het gemeenten om ontheffingen van arbeidsverplichtingen tot een minimum te beperken.
De maatregelen moeten in de komende jaren een besparing oplopend tot 850 miljoen euro opleveren op het geheel van de huidige reïntegratiebudgetten en van 250 miljoen euro op de kosten van de bijstand (op een totaal van 4,5 miljard euro). De besparing op de reïntegratiebudgetten zal voor 80 procent voor rekening komen van de gemeenten. Gemeenten en UWV kunnen in totaal beschikken over een flexibel in te zetten reïntegratiebudget van ruim 2 miljard euro.
De bewindspersonen streven ernaar dat in 2006 het percentage
uitkeringsgerechtigden dat na deelname aan een reïntegratietraject
doorstroomt naar een reguliere baan met een kwart is toegenomen. Het
gaat hierbij zowel om bijstandsgerechtigden als om WW- en
WAO-gerechtigden.
Levensloop en emancipatiebeleid
In 2003 wordt een regeling Verlofknip ingevoerd, een individuele
spaarregeling waarmee elke werknemer onbetaald verlof kan financieren.
Het kabinet wil hiermee mensen meer keuzevrijheid bieden bij de
verdeling van de tijd over werken, leren, zorgen en andere bezigheden.
De regeling vervangt de huidige spaarloonregeling en de financiële
tegemoetkomingen voor ouderschapsverlof en loopbaanonderbreking. De
overheid ondersteunt de regeling Verlofknip financieel in de vorm van
een vaste bonus van 30 procent over het spaarbedrag, die wordt
uitgekeerd bij opname van verlof. De huidige verlofspaarregeling kan
worden gebruikt als aanvulling op de regeling Verlofknip. De regeling
Verlofknip is een eerste stap. In een breder kader, waarbij ook de
relatie met pensioenen wordt betrokken, zal het kabinet het thema
levensloop verder uitwerken.
Naar verwachting treedt in 2004 de Wet basisvoorziening kinderopvang
in werking. Deze wet regelt dat ouders zelf, afhankelijk van hun
inkomen, recht krijgen op een bijdrage voor de kosten van
kinderopvang. Dit nieuwe systeem zal bijdragen aan een betere
aansluiting van het aanbod op de vraag naar kinderopvang. De nieuwe
wet regelt ook de basiskwaliteitseisen van kinderopvang.
Deze maatregelen zijn vooral bedoeld om vrouwen over de streep trekken
om (weer) te gaan werken. Tegelijk vinden de bewindspersonen het
belangrijk dat mannen meer zorgtaken gaan verrichten. Het streven is
dat in 2010 het aandeel van mannen in de zorg 40 procent is. Een
campagne Mannen in de hoofdrol moet mannen inspireren om thuis meer
taken te verrichten. Een onderzoek en conferentie in het kader van het
project Werkende vaders, zorgende mannen moeten bijdragen aan de
ontwikkeling van beleid op dit punt.
In het voorjaar van 2003 worden de resultaten van de
Stimuleringsmaatregel Dagindeling gepresenteerd. In het kader van deze
regeling zijn sinds 1999 140 experimenten gehouden die de combinatie
tussen arbeid en zorg moeten vergemakkelijken.
Een speerpunt in het emancipatiebeleid van het nieuwe kabinet is de
veiligheid van vrouwen - in het bijzonder allochtone vrouwen - op
straat en in huis. Een van de maatregelen is om samen met gemeenten
Vrouwen Veiligheidsindex(en) te ontwikkelen. Op dit moment bestaan er
in diverse gemeenten al veiligheidsindexen, maar daaruit blijkt niet
hoeveel vrouwen slachtoffer zijn van bijvoorbeeld huiselijk geweld.
In 2003 wordt onder andere met behulp van een visitatiecommissie bevorderd dat de departementen emancipatievraagstukken actief integreren in hun beleid (gender mainstreaming).
Cijfers
De uitgaven op de begroting van het ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid beslaan in 2003 20,6 miljard euro (2002 20,3 miljard
euro). Het grootste deel van de begroting betreft de sociale zekerheid
en het arbeidsmarktbeleid: 20,3 miljard euro. Daarvan is onder meer
4,4 miljard euro bestemd voor de bijstand, 3,2 miljard euro voor de
kinderbijslag, 2,1 miljard euro voor de sociale werkvoorziening en 1,5
miljard euro voor de jonggehandicapten. Verder gaat 2,5 miljard euro
als rijksbijdrage naar het AOW-spaarfonds en 3 miljard euro als
rijksbijdrage naar de sociale fondsen (fondsen AOW en Anw).
---
De volgende Officiële publicatie(s) zijn gerelateerd aan
bovenstaande persbericht:
PDF publicatie Aanbiedingsbrief van minister De Geus, staatssecretaris
Rutte en staatssecretaris Phoa bij de Sociale Nota 2003
PDF publicatie Bijlage: Sociale Nota 2003
Dit persbericht is onderdeel van dossier(s):
Dossier: Werkloosheidswet Werkloosheidswet