Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
Minocw: Begroting 2003 van het Ministerie van OCenW
Persbericht 059
17 september 2002
Hieronder treft u het persbericht begroting 2003 van het ministerie
van OCW aan. Ten opzichte van de eerder onder embargo verstrekte
bericht is er sprake van een drietal wijzigingen:
- onder .autonomie en rekenschap. is een passage toegevoegd over
verschillen tussen instellingen;
- onder .een aantrekkelijk lerarenberoep. is een aantal maatregelen om
het lerarentekort te bestrijden, geconcretiseerd;
- onder .intensiveringen en ombuigingen. is de tekst onder het 17e
liggende streepje vervangen door: Nog in 2002 wordt een commissie
ingesteld die tot taak heeft een internationale vergelijking te maken
van de diverse vormen van studiefinanciering en inkomensafhankelijke
leenstelsels.
De integrale tekst luidt:
MEER ONDERWIJS EN CULTUUR: MINDER REGELS EN EEN EIGENTIJDSE OMGEVING
Minister Van der Hoeven en de staatssecretarissen Nijs en Van Leeuwen
hebben vijf prioriteiten vastgesteld voor de komende kabinetsperiode:
autonomie en rekenschap, een aantrekkelijk lerarenberoep, een sterke
beroepskolom, moderne voorzieningen en doorlopende leerwegen. De
bewindslieden kiezen voor een andere verhouding tussen overheid en
samenleving. Dat betekent meer eigen verantwoordelijkheid voor
instellingen. Onderwijs en cultuur spelen een belangrijke rol bij
waarden en normen in de samenleving. Dit staat in de begroting van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen voor 2003.
Het kabinet heeft voor OCenW in 2004 120 miljoen euro extra
beschikbaar. Dit bedrag loopt op tot 340 miljoen euro in 2006
(envelop). In het najaar maken de bewindslieden de hoofdrichting van
de besteding bekend. In het strategisch akkoord is afgesproken dat in
het hoger onderwijs wordt bezuinigd van 36 miljoen in 2003 oplopend
tot 143 miljoen in 2006. Door het stijgen van het aantal leerlingen
met name in het primair en wetenschappelijk onderwijs wordt de
begroting met 139 miljoen in 2003 oplopend tot 165 miljoen euro in
2006 verhoogd.
De vijf prioriteiten voor de komende kabinetsperiode worden hieronder
toegelicht.
1. Autonomie en rekenschap; minder regels, meer onderwijs, cultuur en
wetenschap
Onder het motto .minder regels, meer onderwijs, cultuur en wetenschap.
verruimen de bewindslieden de eigen verantwoordelijkheid van
instellingen.
Scholen voor primair onderwijs krijgen in 2005 een
.lumpsum.-bekostiging in plaats van verschillende budgetten voor
personeel en materieel.
De bewindslieden willen dat schoolbesturen in het voortgezet onderwijs
zelf met de vakorganisaties gaan onderhandelen over primaire
arbeidsvoorwaarden. Het voortgezet onderwijs wordt zelf
verantwoordelijk voor het onderhoud van de gehele school. Dat betekent
dat ook het deel van het onderhoud dat nu nog bij de gemeente berust
(de buitenkant van het gebouw), naar de school gaat. Veel scholen in
het voortgezet onderwijs bestaan uit verschillende locaties en
gebouwen. Het gebruik ervan wordt getoetst op de menselijke maat.
In het beroepsonderwijs zullen de administratieve lasten worden
verminderd. Het aantal door de overheid goedgekeurde kwalificaties in
het middelbaar beroepsonderwijs zal drastisch worden teruggebracht.
Na overleg met de instellingen van het hoger onderwijs zal het kabinet
haar visie geven over wat de overheid als taak ziet wat betreft het
bekostigen van hoger onderwijs alsmede welke additionele
bewegingsruimte de overheid aan de instellingen zal bieden om zelf
inkomsten te verwerven. Op basis van kritische succes factoren zal de
invoering van stelsel bachelor/master gevolgd en beoordeeld worden.
Opleidingen met een aantoonbare meerwaarde kunnen een hoger
collegegeld vragen en instellingen kunnen studenten selecteren voor
die opleidingen.
Ook in de cultuursector wordt de bureaucratie verminderd. De
administratieve lasten voor eigenaren van monumenten worden
bijvoorbeeld teruggebracht.
De bewindslieden zijn zich ervan bewust dat meer autonomie voor
instellingen ook verschillen tussen instellingen betekent. De overheid
stelt duidelijke eisen aan kwaliteit: bereikte resultaten en
verantwoording. Daar hoort bij de introductie van de verplichte
begintoets in het primair onderwijs, een nauwere relatie tussen
bekostiging en onderzoekskwaliteit en onafhankelijk kwaliteitstoezicht
door de inspectie. Instellingen in het beroeps- en hoger onderwijs
zullen moeten aantonen dat zij de ontvangen rijksbijdragen alleen
inzetten voor publieke taken op een manier die in overeenstemming is
met de relevante bekostigingwetgeving en nadere regelgeving
hieromtrent.
2. Een aantrekkelijk lerarenberoep; je groeit in het onderwijs
Scholen, instellingen en overheid pakken gezamenlijk het lerarentekort
aan. Samen met de sociale partners wordt op korte termijn een nieuw
programma uitgewerkt. Scholen worden gestimuleerd om het onderwijs
anders te organiseren, zodat de leraar meer tijd krijgt voor zijn
kerntaak (lesgeven) en dat er effectiever onderwijs voor leerlingen
ontstaat. Het verder uitbouwen van functiedifferentiatie
(onderwijsteams met verschillende functies, van onderwijsassistenten
tot senior leraren) is noodzakelijk om het loopbaanperspectief van de
(aankomende) leraar te verbeteren en mensen te behouden voor het
onderwijs. Voor mensen uit andere sectoren wordt het aantrekkelijker
om voor het lerarenberoep te kiezen.
Lerarenopleidingen moeten hun onderwijs zo inrichten dat dit beter
aansluit op de behoeftes van het onderwijs en (aankomende) leraren.
Scholen en lerarenopleidingen gaan intensiever samenwerken, om zo
vraag en aanbod op de regionale arbeidsmarkt beter op elkaar af te
stemmen. Om meer studenten een baan in het onderwijs te bieden, kunnen
studenten na of naast hun .vakstudie. in het hbo een bevoegdheid halen
in een verkorte opleiding.
Concreet streven de bewindslieden naar:
- 4000 zij-instromers plaatsen in primair en voortgezet onderwijs en
beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
- 3200 extra onderwijsassistenten en andere ondersteunende functies op
mbo-niveau aan de slag
- 1000 extra leraren-in-opleiding (lio.s) aan de slag
- 2500 nieuwe herintreders in primair en voortgezet onderwijs
3. Een sterke beroepskolom; onderwijs werkt
Zestig procent van de jongeren volgt een opleiding in het
beroepsonderwijs (vmbo, mbo, hbo). De leerwegen moeten beter op elkaar
aansluiten. De loopbaan van de leerling is steeds het uitgangspunt.
Ook hier komt meer ruimte voor eigen verantwoordelijkheid van de
instellingen. Met de partners in het beroepsonderwijs maakt de
overheid afspraken over de inzet van het beschikbare geld (zogenaamde
impulsgelden). In convenanten met de afzonderlijke instellingen leggen
de partijen afspraken vast over kwaliteitszorg en publieke
verantwoording. Met de sociale partners zal overleg gevoerd worden
over hun bijdrage aan het innovatie-arrangement.
De overheid wil samenwerken met andere EU-landen om de transparantie
in het internationale beroepsonderwijs te vergroten
(kwalificatiestructuur).
Bij de versterking van het beroepsonderwijs krijgt het vmbo bijzondere
aandacht. Het is hard nodig om de kwaliteit en het imago van het vmbo
te verbeteren. De infrastructuur moet worden gemoderniseerd.
Schooluitval wordt aangepakt door betere samenwerking van de school
met andere organisaties (leerplicht, jeugdzorg, maatschappelijk werk
en politie). Er komt een landelijke jeugdagenda waarbij belemmeringen
in de regels worden weggenomen en geldstromen worden gebundeld.
4. Moderne voorzieningen; goed onderwijs in een eigentijdse omgeving
Goed onderwijs in een eigentijdse omgeving is het uitgangspunt van de
bewindslieden bij het moderniseren van de voorzieningen. Nieuwe
manieren van lesgeven, nieuwe onderwijsfuncties en de noodzaak van een
kleinschalige omgeving, stellen in het hele onderwijs eisen aan de
huisvesting. Het onderwijs vraagt om moderne gebouwen met een
flexibele en overzichtelijke inrichting. De afgelopen jaren is er veel
geïnvesteerd in ict voor het onderwijs. De komende maanden wordt de
visie op de verdere integratie van ict in het onderwijs uitgewerkt.
5. Doorlopende leerwegen; de leerling centraal
Leren duurt een leven lang. Dit begint al bij de instroom. Er komt
meer aandacht voor het leren vóór de basisschool (voorschool en
kinderopvang). Hoe eerder de achterstanden bestreden kunnen worden,
hoe effectiever. De begintoets in het primair onderwijs (2005) stelt
het niveau van de leerling vast en stelt samen met de eindtoets de
toegevoegde waarde van een school vast. Ook is de toets te gebruiken
voor het verdelen van het extra geld voor het bestrijden van
achterstanden.
Voor elke deelnemer moeten er passende, soepele overgangen zijn tussen
voorschool en basisschool, tussen basisschool en voortgezet onderwijs,
tussen de verschillende vormen van beroepsonderwijs en hoger
onderwijs, en tussen het leren op school en het leren op de werkplek.
Het traject voor een deelnemer die de route van vmbo tot het behalen
van een einddiploma van het hbo aflegt, wordt verkort. De doorstroom
van vmbo naar mbo en van mbo naar hbo wordt vergroot. De deelnemer
staat daarbij steeds centraal.
Wanneer leerlingen uitstromen moeten zij in het bezit zijn van een
kwalificatie die kansen biedt op de arbeidsmarkt. De kwalificaties van
de opleidingen moeten daarom beter worden afgestemd met het
bedrijfsleven.
Strategie: aanpak allerdaagse ergernissen
De bewindslieden maken een strategie van het aanpakken van .alledaagse
ergernissen.. Denk aan de verplichte registratie van arbeidstijden
door leraren, kunstenaars en wetenschappers, of irritatie over
gedetailleerde subsidievoorwaarden. De bewindslieden willen de
oorzaken van kleine en grote ergernissen op systematische wijze in
kaart brengen. Waar problemen aan het licht komen, zal de overheid
zoveel mogelijk aansturen op gezamenlijke oplossingen.
Meer cultuur voor meer mensen
De Tweede Kamer heeft via een motie de regering opgeroepen om haar
visie op het cultuurbeleid te presenteren. Staatssecretaris Van
Leeuwen vindt dat voor een goed cultureel klimaat meer nodig is dan
een van rijkswege gesubsidieerd aanbod. Daarbij is ook de inzet van
andere overheden, maatschappelijke organisaties, bedrijven en burgers
nodig. Het uiteindelijke doel is iedereen al vanaf zijn schooltijd in
contact te brengen met de rijkdom van de Nederlandse cultuur die mede
door de vele nieuwe culturele invloeden meer dan ooit in beweging
is.
Medio 2003 komt het kabinet met hoofdlijnen van het cultuurbeleid voor
de periode 2005-2008. De komende maanden zal met de Tweede Kamer
worden gesproken over de vereenvoudiging van de regels rondom de
cultuurnota, het nieuwe beleid voor de monumentenzorg, de uitwerking
van het Malta-verdrag, het onderzoek naar de bekostiging van
rijksgesubsidieerde musea, het vervolgonderzoek naar de
arbeidsvoorwaarden in de kunstensector, de evaluatie van de
filmmaatregelen, het traject .Openbare bibliotheken in beweging. en de
evaluatie van het actieplan cultuurbereik.
Wetenschap
In de wetenschap wordt gewerkt aan vermindering van de bureaucratie.
Het aantal en de omvang van de verplichte documenten en .gegevens
wordt teruggebracht. De organisaties kunnen ook zelf bijdragen aan
vermindering van de administratieve last voor onderzoekers. Op hen zal
een beroep worden gedaan om de procedures te vereenvoudigen,
bijvoorbeeld bij het aanvragen van financiering en de beoordeling van
aanvragen. De ambities op het terrein van onderzoek en wetenschap
worden verder uitgewerkt in het nog uit te brengen Wetenschapsbudget
(2003).
Intensiveringen en ombuigingen
- Het kabinet heeft voor onderwijs 120 miljoen in 2004 oplopend tot
340 miljoen euro in 2006 extra beschikbaar gesteld (envelop). In het
najaar maken de bewindslieden de hoofdrichting van de besteding
bekend.
- Door het stijgen van het aantal leerlingen met name in het primair
en wetenschappelijk onderwijs wordt de begroting met 139 miljoen in
2003 oplopend tot 165 miljoen euro in 2006 verhoogd.
- Er wordt systematisch bekeken welke regels verminderd en/of anders
vormgegeven kunnen worden en de effecten daarvan (voor- en nadelen,
gevolgen voor de administratieve last en handhaafbaarheid).
- Het primair onderwijs krijgt 24 miljoen euro extra per jaar voor de
materiële bekostiging.
- Er wordt prioriteit gegeven aan het leren van Nederlands. Daarom
wordt het onderwijs in allochtone levende talen (oalt) afgeschaft. Dat
levert 29 miljoen in 2004 tot 72 miljoen euro in 2006 op.
- Fusies en vorming van steeds grotere scholen in het primair- en
voortgezet onderwijs worden afgeremd.
- Er komen experimenten waarbij combinaties van school, werk en zorg
worden gecombineerd met doorlopende leerlijnen vmbo-roc in regelvrije
zones.
- Realisatie kwalificatiewinst en dertig procent reductie vroegtijdig
schoolverlaten in 2006.
- Er worden activiteiten ontwikkeld die gericht zijn op de verdere
integratie van ict in het onderwijs.
- In 2003 wordt 55 miljoen euro extra uitgetrokken voor Kennisnet.
Daarmee komt het totale bedrag voor Kennisnet op 100 miljoen euro in
2003.
- Onnodige drempels van het leraarsberoep worden weggenomen.
- Fusies tussen hogescholen en universiteiten worden mogelijk
gemaakt.
- In het najaar 2002 wordt een commissie ingesteld met de taak om één
bekostigingsmodel voor het hoger onderwijs te ontwikkelen.
- Er komen criteria voor de financiering van HBO-masteropleidingen.
- De instroom van het aantal eerstejaars studenten geneeskunde wordt
verhoogd met 150 plaatsen tot in totaal 2550. Hiervoor is 7 miljoen
euro beschikbaar oplopend tot 17 miljoen euro in 2007.
- In het hoger onderwijs wordt een efficiencytaakstelling opgelegd van
36 miljoen in 2003 oplopend tot 143 miljoen euro in 2006.
- Nog in 2002 wordt een commissie ingesteld die tot taak heeft een
internationale vergelijking te maken van de diverse vormen van
studiefinanciering en inkomensafhankelijke leenstelsels.
- Voor de huisvesting van musea, archieven en rijksdiensten is
structureel 2 miljoen euro extra beschikbaar.
- De administratieve lasten voor eigenaren van monumenten gaan
omlaag.
- In het strategisch akkoord is een subsidiekorting afgesproken
oplopend tot 10,4 miljoen euro in 2006. Om het belang te onderstrepen
van cultuur en onderzoek zijn deze uitgezonderd van deze
taakstelling.
- Bij de Informatiebeheer Groep wordt een efficiencytaakstelling
opgelegd van 0,6 miljoen in 2003 oplopend tot 2,2 miljoen euro in
2006.
- Door de verlaging van de administratieve last en minder regels wordt
bij het departement zelf 8 miljoen in 2003 oplopend tot 20 miljoen in
2006 bezuinigd.
- Door minder gebruik te maken van externen bij de departementen is in
het strategisch akkoord een ombuiging ingeboekt van in totaal 105
miljoen euro in 2006. Het aandeel van OCW is 5,3 miljoen euro per
jaar.
- Analoog aan het volume en de doelmatigheidstaakstelling bij de
Rijksoverheid krijgt de publieke omroep met ingang van 2004 een
bezuiniging opgelegd van 30 miljoen euro per jaar.
- De vergoeding voor incidentele loonontwikkeling is verlaagd van 0,6
procent tot een marktconforme jaarlijkse vergoeding van 0,5 procent.
Voor OCW betekent dit een korting van 17 miljoen in 2003 oplopend naar
68 miljoen euro in 2006.
Noot voor de redactie,