Rijksuniversiteit Groningen

03 sep 2002

Promotie

Het ontstaan van insuline resistentie nader bekeken

Bij mensen met suikerziekte is het suikergehalte in het bloed te hoog door een verminderde werking van insuline in het bloed. Er zijn twee typen suikerziekte. Bij type 1 wordt er helemaal geen insuline aangemaakt door het lichaam. Deze vorm van suikerziekte onstaat al bij jonge kinderen. Type 2 onstaat meestal pas na het veertigste levensjaar, maar komt in toenemende mate voor bij jongere mensen. Hierbij Bij deze vorm, die vooral voorkomt bij mensen met overgewicht, wordt het lichaam steeds minder gevoelig voor insuline (insuline resistentie). Het komt vooral voor bij mensen met vetzucht. Vaak bestaat er naast vetzucht ook nog een verminderd vermogen van de alvleesklier om insuline te maken. De Een combinatie van deze een aantal (veelal erfelijke) afwijkingen eigenschappen met een overmatige inname van (vet) voedsel leidt uiteindelijk tot suikerziekte. Hoe en waarom het onstaat is niet precies bekend. De gevolgen wel: het leidt tot hart- en vaatziekten. Naar schatting 80 % van de type 2 diabetes patiënten overlijdt aan de gevolgen van hart- en vaatziekten. Promovendus Coen Wiegman probeerde inzicht te krijgen in het ontstaan van insuline resistentie en de, door de gevolgen ervan te bestuderendaarvan. Met behulp van verschillende dierproevenmodellen bestudeerde hij onder meer de VLDL productie van VLDL deeltjes. VLDL-deeltjes zijn vetbolletjes die door de lever gemaakt worden om vetten van de lever naar andere organen te transporteren. Bij type 2 diabetespatiënten is de VLDL productie verhoogd, wat kan leiden tot hart- en vaatziekten. Uit Wiegmans onderzoek blijkt dat bij in ratten na een die gedurende slechts 3 weken een vetrijk dieet te eten kregen het insulinesignaal in de lever al sterk is verstoord. Daardoor kan de insuline het VLDL productieproces niet afremmen. Verder blijktBij muizen bleek dat niet het geval. Zij ontwikkelden wel insuline resistentie en een vette lever, maar dat leidde niet tot een verhoogde VLDL productie. Lang is gedacht dat het vetproductie proces in de lever een stimulerende invloed heeft op de VLDL productie. Dit blijkt dus niet zo te zijn. Wiegman concludeert dat een toename van nieuw gevormd cholesterol in de lever en/of een bepaalde genetische aanleg hiervoor ltot de ontwikkeling van insuline resistentie leiden.

dat insuline niet meer in staat is de productie van suiker (glucose) door de lever te onderdrukken. Hoewel de dieren nog geen suikerziekte hebben zijn dus twee belangrijke functies van insuline al verstoord. Wiegman concludeert uit deze experimenten dat het vetgehalte van de voeding van grote invloed is op de werking van insuline in het lichaam en dat deze voedingseffecten zeer snel kunnen optreden. Wiegmans onderzoek laat zien dat naast een erfelijke aanleg het eetgedrag een belangrijke factor is in het onstaan van insuline resistentie en suikerziekte. Het onderzoek werd ondersteund door het Diabetes Fonds.

Coen Wiegman (Meppel, 1973) studeerde biologie in Groningen en verrichtte zijn promotieonderzoek bij de onderzoekschool GUIDE Groningen University Institute of Drug Exploration. Na zijn promotie gaat hij werken bij de Medical Research Council, Clinical Science Centre, Lipoprotein Team, Hammersmith Hospital, Londen, GB.

Datum en tijd

woensdag 18 september 2002, 14.15 uur

Promovendus

C.H. Wiegman

Proefschrift

Interactions between hepatic glucose and fat metabolism in animal models of insulin resistance

Promotores

prof.dr. F. Kuipers en prof.dr. J.A. Romijn

Faculteit

medische wetenschappen

Plaats

Aula Academiegebouw, Broerstraat 5, Groningen