Beenprothesen gewogen en te licht bevonden
Bestond een beenprothese vroeger uit zware materialen als metaal, hout
en leer, met een gewicht van zon zeven kilo, thans is het gewicht
dankzij het gebruik van aluminium en kunststoffen ver terug gebracht.
Het gevolg is zelfs dat een prothesebeen (stomp en prothese) minder
weegt dan het niet-geamputeerde been. Ruud Selles komt in zijn
proefschrift tot de conclusie dat een prothese per definitie niet zo
licht mogelijk hoeft te zijn, maar dat de locatie van het gewicht zeer
bepalend is. Hij verdedigt zijn dissertatie, getiteld Gewicht gewogen.
Het effect van traagheidseigenschappen van onderbeenprothesen op het
looppatroon op woensdag 18 september 2002 aan de Erasmus Universiteit
Rotterdam.
Moderne theorieën suggereren dat het lopen een zeer efficiënte vorm
van voortbewegen is doordat het been een optimale gewichtverdeling
heeft. Hierdoor is de zwaaifase tijdens het lopen een soort
slingerbeweging is waarbij nauwelijks spieractiviteit nodig is. Een te
lichte prothese zou dit patroon negatief kunnen beïnvloeden. De
promovendus onderzocht deze theorieën en bestudeerde of een
lichtgewicht prothese de het looppatroon positief of negatief
beïnvloed.
Met behulp van hoogfrequente infrarood camera's is het lopen van
personen met een onderbeenprothese in detail vastgelegd en zijn
biomechanische modellen van lopen ontwikkeld. Een belangrijke
bevinding was dat de proefpersonen hun looppatroon niet aanpassen als
de prothese zwaarder werd gemaakt. Proefpersonen bleken op dezelfde
manier te lopen en, indien nodig, meer spieractiviteit te gebruiken.
De metingen en de studies met een biomechanisch model toonden aan dat
het lopen efficiënter werd als de prothese zwaarder werd gemaakt in de
buurt van de knie. Inderdaad blijkt de zwaaifase een soort
slingerbeweging, en wijkt bij een te lichte prothese de
eigenfrequentie van deze slinger teveel af van de loopbeweging.
Echter, wanneer het onderste gedeelte van de prothese (enkel, voet en
schoen) zwaarder werd gemaakt, kost het lopen juist meer energie. De
effecten hiervan bleken veel groter dan de effecten rond de knie. Een
prothese hoeft dus niet per definitie zo licht mogelijk te zijn. De
locatie van het gewicht is zeer bepalend. Voor het ontwerp van
prothesen betekent dit dat kostenreductie door het selectief gebruik
van zwaardere en sterkere materialen mogelijk is.
Promotor: prof.dr. H.J. Stam, Revalidatiegeneeskunde
Noot voor de pers
Promotie: woensdag 18 september, 13,45 uur
Plaats: Erasmus MC, faculteitsgebouw collegezaal 7
Info: bij de promovendus, tel. (010) 408 7588
e-mail: selles@rev.fgg.eur.nl
INLINE] INLINE]