Universiteit van Amsterdam


UvA Persvoorlichting

Persbericht
nr. 77

woensdag 18 september 2002

Kabeljauwstand herstelt mogelijk niet van overbevissing

De kabeljauwpopulatie, die als gevolg van overbevissing is gedecimeerd, kan zich mogelijk niet meer herstellen. Jarenlange vangstverboden leiden nauwelijks tot enig herstel van de vispopulatie. Ecologen prof. A.M. de Roos (Universiteit van Amsterdam) en prof.L.Persson (Universiteit van Umeå, Zweden) onderzochten de levenscyclus en voedingsrelaties van kabeljauw en concluderen dat kabeljauwpopulaties die onder een kritisch niveau gekomen zijn, niet meer in aantal kunnen toenemen. Het huidige visserijbeleid is gebaseerd op de veronderstelling dat een lage visstand zich door een tijdelijk vangstverbod kan herstellen. Deze veronderstelling blijkt onjuist. De Roos en Persson concluderen daarom dat een veel voorzichtiger beleid ten aanzien van overbevissing noodzakelijk is.

Verschillende kabeljauwpopulaties zijn het laatste decennium door overbevissing dramatisch in omvang afgenomen. In de Noordzee liep de paaistand van ruim 250.000 ton rond 1970 terug tot ongeveer 50.000 ton nu, een afname die in 2001 leidde tot een plan van de Europese Unie voor herstel van de kabeljauwstand. Vergelijkbare afnamen zijn gemeld voor kabeljauwpopulaties in de Baltische Zee, voor de westkust van Zweden en in de noordwestelijke Atlantische Oceaan. In dit laatste gebied, op het continentale plat van Canada en de Verenigde Staten, stortte de kabeljauwpopulatie begin jaren negentig volledig in, waarna de Canadese overheid besloot om de vangst van deze populatie geheel te verbieden. Dit moratorium heeft echter na ruim tien jaar nog niet geleid tot een herstel van de populatie.

De maatregelen voor herstel van de kabeljauwstand zijn gebaseerd op de aanname dat zo'n herstel inderdaad mogelijk is. Het is echter een bekend gegeven dat ineenstortingen onomkeerbaar zijn bij vissoorten die zich bij lagere dichtheden minder goed voortplanten, meer tijd nodig hebben om volwassen te worden of een lagere overlevingskans hebben. Dit wordt het Allee-effect genoemd; kleine populaties vertonen een geringe groei of krimpen zelfs. Tot op heden was onduidelijk of zo'n Allee-effect ook optreedt bij kabeljauw of zeevispopulaties in zijn algemeenheid. Het onderzoek van De Roos en Persson laat op basis van de levenscyclus van de kabeljauw zien dat zo'n Allee-effect bij kabeljauw wel degelijk optreedt en dat de kans dus groot is dat de afnamen in het kabeljauwbestand niet of zeer moeilijk terug te draaien zijn.

De oorzaak van het optreden van een Allee-effect bij kabeljauw is dat deze roofvis zelf de samenstelling van zijn prooipopulatie verandert. In het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan jaagt de kabeljauw met name op de vissoort Lodde (Mallotus villosus).De modelberekeningen in de studie van De Roos en Persson laten zien dat de kabeljauw zorgt voor een afname van Lodde-vissen van middelmatige lengtes. Dit komt doordat de kabeljauw met name kleine vissen eet en zo de doorstroom naar de middenklasse vermindert.De modellen voorspellen dat in aanwezigheid van kabeljauw er weinig middelgrote en relatief veel kleine en grote vissen in de Lodde-populatie aanwezig zijn. Verdwijnt de kabeljauw als jager, dan vormen de middelgrote vissen de grootste groep. De uitkomsten van de modellen over de veranderingen in de Lodde-populatie bij het verdwijnen van kabeljauw komen overeen met waarnemingen die gedaan zijn in de noordwestelijke Atlantische Oceaan sinds 1990.Mits de kabeljauwpopulatie groot genoeg is, zorgt kabeljauw dus zelf voor een tweedeling in zijn prooipopulatie, met een hogere dichtheid aan kleine prooi-individuen. Voor het voortbestaan van de kabeljauw is deze hogere dichtheid van kleine prooivissen en de veroorzaakte tweedeling in de prooipopulatie absoluut noodzakelijk. Na het ineenstorten van de kabeljauwpopulatie zal een klein aantal overblijvers niet in staat zijn om een door middelgrote prooivissen gedomineerde populatie te veranderen in een prooipopulatie met veel meer kleine vissen.Een minimum aantal kabeljauwen is dus vereist om de voedselomstandigheden te creëren die nodig zijn voor hun eigen voortbestaan.

Het artikel is dinsdag 17 september verschenen in de online versie van de Proceedings of the National Academy of Sciences (http://intl.pnas.org/papbysection.shtml#ECOLOGY): André M. De Roos and Lennart Persson,
Size-dependent life-history traits promote catastrophic collapses of top predators, PNAS published September 17, 2002, 10.1073/pnas.192174199 (Ecology)



Universiteit van Amsterdam