Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk
- AVB/AIS/02 /64717
Onderwerp Datum Evaluatie regeling Tegemoetkoming 18 september 2002 asbestslachtoffers (TAS)
./. Hierbij zend ik u het rapport `Van TAS tot vangnet voor asbestslachtoffers', het resultaat van een onderzoek dat in opdracht van mijn ministerie is uitgevoerd1. Er worden belangrijke knelpunten gesignaleerd die om een oplossing vragen. Aanleiding
Op 26 januari 2000 is de regeling Tegemoetkoming Asbestslachtoffers (TAS) in werking getreden. De regeling is van toepassing op werknemers met een maligne mesothelioom door beroepsmatige blootstelling aan asbest, die geen verhaalbare claim hebben op de (voormalige) werkgever. Op grond van de regeling kunnen deze werknemers van rijkswege een eenmalige financiële tegemoetkoming in immateriële schade ontvangen als uiting van maatschappelijke erkenning voor het persoonlijke leed. Kenmerk van mesothelioom is dat het bijna altijd veroorzaakt wordt door arbeidsgerelateerde asbestblootstelling2 en dat sprake is van een snel dodelijke ziekte met een sterk progressief verloop. De TAS-regeling is gebaseerd op twee uitgangspunten.
1. De regeling geeft erkenning van het persoonlijk lijden van het slachtoffer.
2. De overheid neemt met de regeling niet de verantwoordelijkheid over van de werkgever. De TAS is een vangnet. Wanneer bij een werknemer de diagnose maligne mesothelioom is gesteld, is het aansprakelijk stellen van de (voormalige) werkgever door het slachtoffer, hetzij via bemiddeling door het Instituut Asbestslachtoffers (IAS) op basis van het Convenant Asbestslachtoffers, hetzij via civielrechtelijke weg, de eerste weg.


1 Mijn voorganger heeft eerder gemeld dat het onderzoek - vanwege de gewenste betrokkenheid van partijen daarbij - later dan gepland zou worden afgerond.
2 In 2% van de door het IAS o.g.v. de TAS gehanteerde afwijzingsgronden was het ontbreken van de causale relatie tussen beroepsmatige asbestblootstelling en de diagnose maligne mesothelioom de reden. Andere bronnen gaan uit van 1 tot 10% geen beroepscausaliteit.




---

Het IAS adviseert de betrokken partijen over de vraag of sprake is van een verhaalbare claim. Wanneer er geen verhaalbare claim is ­ dus als de werkgever onvindbaar of failliet is of zich beroept op verjaring - kan het slachtoffer een beroep doen op de TAS. Resultaten van het onderzoek
Het evaluatieonderzoek gaat in op de vraag of de gestelde doelen met de TAS bereikt zijn. De onderzoekers signaleren twee majeure knelpunten3:
1. de doorlooptijd tussen aanvraag en schadeloosstelling is te lang;
2. niet iedereen waarvoor de regeling is bedoeld krijgt een tegemoetkoming. De onderzoekers concluderen dat naar schatting 90 tot 95% van de slachtoffers niet meer in leven is bij het ontvangen van een tegemoetkoming op grond van de TAS of een schadevergoeding van de voormalige werkgever. Dit contrasteert met het uitgangspunt van de regeling om slachtoffers zelf te bereiken en te erkennen in hun lijden als gevolg van mesothelioom.
De oorzaak voor de lange doorlooptijd is voornamelijk gelegen in bewijslastproblemen. Het zoeken naar aanwijzingen over de arbeidsrelatie (het verre arbeidsverleden en de asbestblootstelling in dat verleden) bij werkgever en werknemer is een tijdrovend en moeizaam proces. Gezocht wordt naar informatie van gemiddeld 30 jaar terug. Aanwijzingen zijn vaak niet bewaard. Men kan dus niet altijd hard maken dat men aan de criteria van de regeling voldoet.
Het tweede knelpunt hangt hiermee samen. Zo zien slachtoffers op tegen de strenge criteria van de TAS en de emotionele belasting die inherent is aan de procedure, waardoor men op voorhand besluit zich niet aan te melden bij het IAS. Daardoor wordt niet getoetst of het slachtoffer rechten heeft.
Beoordeling
Het gegeven dat naar schatting 90% tot 95% van de slachtoffers niet meer in leven is bij het ontvangen van een tegemoetkoming op grond van de TAS of een schadevergoeding van de voormalige werkgever, is voor mij aanleiding om de TAS-regeling te willen herzien. Mijn voornemen is deze aan te vullen met een voorschotregeling, met behoud van de bestaande uitgangspunten. Ik ga daarbij uit van een voorschot van dezelfde hoogte als de huidige tegemoetkoming op grond van de TAS.
Het moet gaan om een persoonlijk recht, dus de slachtoffers moeten zoveel mogelijk bij leven een financiële vergoeding ontvangen. De TAS-regeling moet voorts een vangnetconstructie blijven, wat wil zeggen dat de verantwoordelijkheid van de (voormalige) werkgever voorop staat en niet door de overheid wordt overgenomen.


3 Een ander knelpunt - dat op zichzelf niet de regeling betreft maar wel een gevolg is van onder meer de werking van de regeling - is gelegen in de financiering van het IAS.




3

Kern van de voorschotregeling zoals ik die wens vorm te geven is het volgende.
1. Een verlichting van de bewijslast. Wat volstaat voor het ontvangen van een voorschot is:
* de medische diagnose mesothelioom, zoals die wordt vastgesteld in de huidige regeling;

* een zelfstandige verklaring van het slachtoffer over het arbeidsverleden. Mesothelioom moet arbeidsgerelateerd zijn. Mijn voornemen is als voorwaarde te stellen dat het slachtoffer de vordering op de werkgever cedeert, ter hoogte van het voorschot;

* een bevestigende toets van die verklaring op een gevalideerde beroepen e/o bedrijven/sectorenlijst.

2. Het IAS zet vervolgens het vervolgtraject in (bemiddeling op basis van het convenant). Als dit slaagt ontvangt het slachtoffer de schadevergoeding van de werkgever. Dit wordt dan gesaldeerd met het verstrekte voorschot. Als er geen aansprakelijke werkgever is, dan ontvangt het slachtoffer de tegemoetkoming op grond van de TAS, waarbij het voorschot wordt verrekend.
Met een voorschotregeling wil ik er naar streven dat het overgrote deel van de rechthebbenden die zich aanmelden, bij leven tenminste een voorschot op de schadevergoeding of de tegemoetkoming ontvangt.
Het gaat om een complexe materie. De komende maanden werk ik mijn voornemen verder uit. Daarbij laat ik mij leiden door de uitgangspunten, zoals hierboven verwoord. Zo geldt voor zaken als overgangsrecht en de positie van nabestaanden dat het leidend principe is dat de regeling moet voorzien in een persoonlijke erkenning van het lijden van het slachtoffer. Overigens zie ik in de uitvoering - dat wil zeggen de huidige verdeling van taken tussen IAS en SVB - geen redenen die herijking noodzakelijk maken. Ik zal de SVB vragen een uitvoeringstoets te doen op een ontwerp voor de nieuwe regeling. Aan een voorschotregeling zijn - met name in het eerste jaar - meerkosten verbonden. Voor de incidentele meerkosten 2003 wordt dit opgelost met de eindejaarsmarge 2002/2003. Voor de (beperkte) structurele meerkosten zal bij de besluitvorming over de begroting in het voorjaar van 2003 een oplossing gevonden worden.
Daarnaast vraagt de financiering van het IAS om een structurele oplossing. Een belangrijk onderdeel van zijn werk is het arbeidshistorisch en medisch onderzoek. Wanneer blijkt dat het slachtoffer niet in aanmerking komt voor een schadevergoeding of tegemoetkoming, kunnen de kosten van deze dossiers, overigens conform het convenant, nergens gedeclareerd worden. Op dit moment brengt het IAS die kosten ten laste van de startsubsidie die mijn voorganger verstrekt heeft. Dat is eindig. Het voortbestaan van het IAS is voor een goede uitvoering van de (herziene) TAS-regeling en het convenant gewenst.




4
Planning Ik streef ernaar om een aangepaste regeling op 1 januari 2003 in werking te laten treden. Ik heb de Raad van Toezicht en Advies en het bestuur van het IAS gevraagd om binnen drie weken haar visie te geven op deze voornemens, alsmede op uitvoeringsvraagstukken. Voorts heb ik gevraagd naar hun visie op de mogelijkheden om het IAS te voorzien van een betere financiële basis, rekening houdend met het feit dat ik met de boven omschreven aanpak mijn verantwoordelijkheid neem.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(M. Rutte)