Universiteit Maastricht

Persbericht
19 september 2002

Naar aanleiding van beantwoording van kamervragen
Hoogleraar Tak beschuldigt kabinet van aantasting wetenschappelijke integriteit

Hoogleraar staats- en bestuursrecht prof.mr. A.Q.C. Tak, verbonden aan de Universiteit Maastricht (UM), is laaiend op premier Balkenende en de ministers Remkes (binnenlandse zaken) en Donner (justitie) naar aanleiding van de beantwoording van kamervragen van SP-tweede kamerlid De Wit.

In een open brief aan het kabinet schrijft Tak vandaag dat hij zich ernstig aangetast acht in zijn integriteit als wetenschapper. In de beantwoording van de vragen van De Wit inzake de wijze waarop de Raad van State invulling geeft aan de zijn rechtsprekende functie, schrijven de bewindslieden onder meer: "Prof.dr. A. Tak geeft ook aan dat zijn oordeel is gebaseerd op impressies en niet is onderbouwd met sociaal-wetenschappelijk en/of bestuurskundig empirisch onderzoek."
Daarover schrijft Tak in de open brief: "Ik acht dit antwoord aan een kamerlid zonder meer onjuist en misleidend. 1200 pagina's wetenschappelijke bevindingen, met meer dan 4000 voetnoten (...) worden er door veronachtzaamd. Deze bewering loochent mijn studie en bewijst dat daar geen kennis van werd genomen alvorens te antwoorden."
Volgens Tak is de bewuste passage overgenomen uit een artikel van zijn hand in het Nederlands Juristenblad van 1999, waarnaar hij in zijn studie heeft verwezen.

Tak publiceerde begin augustus een lijvig rapport naar het Nederlands bestuursprocesrecht. Hij concludeerde daarin onder meer dat het systeem van rechtsbescherming van de burger tegen de overheid alarmerende vormen aangenomen. De schuld hiervoor ligt vooral bij de Algemene wet bestuursrecht en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als (mede) hoogste bestuursrechter.

Noot voor de pers:
Bij dit persbericht bijgevoegd vindt u de integrale tekst van de open brief van prof. Tak aan het kabinet. Voor een toelichting is prof. Tak bereikbaar via tel 043- 3883267 en 043-3581008.
De afdeling Communicatie van de UM is bereikbaar via 043 388 2044. Voor urgente zaken buiten kantooruren 06 21275612. Mailto: pers@bu.unimaas.nl. De persberichten van de UM staan op Internet www.pers.unimaas.nl.

Bijlage


OPEN BRIEF
J.W. Remkes, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
mr. dr. J.P. Balkenende, Minister -President, alsmede Minister van Algemene Zaken
mr. J.P.H. Donner, Minister van Justitie

Uw kenmerk Ons kenmerk Doorkiesnummer Maastricht
AT000245 043-3883020 19-09-02


Excellenties,

Ik nam kennis van het antwoord dat u op 3 september jl. hebt gegeven op kamervragen van het lid De Wit van 9 augustus 2002.
Deze vragen betroffen opmerkingen in de media van collega Brenninkmeijer en mijzelf over de wijze waarop de Raad van State gestalte geeft aan zijn rechtsprekende functie. Aanleiding van de publiciteit was een persbericht over het uitkomen van mijn monografie over Het Nederlands bestuursprocesrecht in theorie en praktijk, bij Sdu Uitgevers.

Door uw antwoord acht ik mij ernstig onrecht aangedaan in mijn integriteit als wetenschapper. Immers, u stelt onder meer:
"Prof.dr. A. Tak geeft ook aan dat zijn oordeel is gebaseerd op impressies en niet is onderbouwd met sociaal-wetenschappelijk en/of bestuurskundig empirisch onderzoek".
Ik acht dit antwoord aan een kamerlid zonder meer onjuist en misleidend. 1200 pagina's wetenschappelijke bevindingen, met meer dan 4000 voetnoten (men wilde toch voetnoten van de Professor?!) worden er door veronachtzaamd. Deze bewering loochent mijn studie en bewijst dat daar geen kennis van werd genomen alvorens te antwoorden. De gehanteerde frase is kennelijk ontleend aan pag. 516 van het tweede deel van mijn handboek; passages die volledig waren bijgevoegd bij mijn persbericht. Voor een goed begrip van de geciteerde passage moet men wel eerst lezen wat op pag. 513 staat:
"Verhoogde rechtsbescherming? Onder deze titel plaatste ik onderstaande tekst reeds in het Nederlands Juristenblad van 8 oktober 1999. Inhoudelijke reacties bleven toen helaas nog uit_. De portee van de conclusies werd waarschijnlijk niet gezien: het zicht op de dragende ervaring en pratijk ontbrak. Het voorgaande biedt dit alles overvloedig. Misschien zal daarom de nu herhaalde schokkende analyse van het verval van onze rechtsbescherming tegen de overheid in de achterliggende kwart eeuw duidelijker over komen. Vandaar deze herhaling."

En op blz. 514 herhaal ik, wat ik dus ook al in 1999 had geschreven:
"Geniet de Nederlandse burger thans inderdaad verhoogde rechtsbescherming?
Men zou menen, dat die vraag toch al beantwoord moet zijn door de (van regeringswege georganiseerde) evaluatierapporten van de Awb. Kennisneming daarvan stelt echter teleur. Met als uitgangspunt de nieuwe codificatie als een (buiten discussie staande) gegevenheid lijkt vrijwel uitsluitend de effectiviteit daarvan onderzocht. Aldus bieden de evaluatierapporten niet veel m‚r dan de crŠme om de eerste barsten en plooien in het schoonheidsmasker op te vullen en glad te strijken. In ieder geval bieden ze geen resultaten van enig onderzoek naar de daadwerkelijke effecten van het nieuwe systeem, aangelegd tegen de situatie voordien. Van een rechtssociologisch onderzoek zoals van de sociale verzekeringsrechtspraak in de jaren zeventig in het beroemde rapport van Schuyt c.s. is al evenmin sprake als van een meer bestuurskundige analyse zoals die van het vermelde Groningse rapport 'Na de vernietiging'.
Juist het ontbreken van zo'n inhoudelijk kwaliteitsoordeel was de aanleiding voor het 'tegenrapport' van een aantal regenten: het rapport 'Bestuur in geding' van de zichzelf ingestelde Cie. Van Kemenade. Zonder zich ook maar in de verste verte te storen aan de eisen voor sociologisch of bestuurskundig onderzoek zijn in dit rapport niettemin de meest v‚r gaande inhoudelijke conclusies neergelegd ten aanzien van de gevolgen die de Awb zou hebben voor regenten en andere magistraten. Wilde aanbevelingen worden gedaan_enz".
En op blz. 516 staat dan dat ik in 1999 nog beleed:
"Kunnen we uit dit regentenprotest concluderen dat de burger inderdaad winst, ja zelfs te veel winst heeft geboekt door het vervangen van de (noodgedwongen) opvangfunctie van de gewone rechter door de introductie van een algemene bestuursrechtspraak?
Vooraf moet ik belijden, dat de nu volgende balans al evenzeer als die van het rapport van de Cie. Van Kemenade wordt gevormd door impressies, en niet is onderbouwd met sociaal-wetenschappelijk en/of bestuurskundig empirisch onderzoek: ik beschik nu eenmaal niet over de fondsen die beschikbaar werden gesteld voor de evaluatieonderzoeken van de overheid. Maar de hierna weergegeven bevindingen zijn wel alle onderbouwd door een jarenlange studie van regelgeving en rechtspraak, met neerslag daarvan in geschriften, en door daadwerkelijke participatie aan de bestuursrechtelijke rechtspleging in meerderlei hoedanigheid en functies.
En zien we dan verhoogde rechtsbescherming? Ik zie haar niet."

Kortom, een in 1999 geschreven artikel in het Nederlands Juristenblad bevatte de door u aangehaalde zinsnede; niet mijn nu voorliggende tweedelige handboek van twaalfhonderd drie en dertig pagina's tekst en vierduizend zes en tachtig voetnoten, waarin verslag wordt gedaan van een uitputtende studie van alle relevante boeken en artikelen, alle gepubliceerde arresten, vonnissen en andere uitspraken - en zelfs vele tot op heden nimmer gepubliceerde - alsmede tientallen praktijkgevallen, en dat alles tegen de achtergrond van meer dan dertig jaar wetenschapservaring, bijna twintig jaar plaatsvervangend raadheerschap in een der hoogste bestuursrechtelijke colleges, alsmede jarenlange ervaring in directe advisering en bijstand in bestuursrechtelijke procedures.

Ook overigens is uw antwoord aan de heer De Wit zeer betwistbaar. Zulks verbaast ook niet, gebaseerd als dit is op onjuiste grondslag. Maar een juiste beoordeling van mijn kritiek lijkt ook niet het primaire doel; dat lijkt veeleer de instandhouding van de (inmiddels nagenoeg unaniem door de wetenschap veroordeelde) rechtsprekende functie van uw vaste adviseur.

Uw antwoord maakt in ieder geval duidelijk dat u het valse spoor wenst te volgen van de vorige regering, die alle kritiek en andere signalen van het volstrekt disfunctioneren van de Raad van State in zijn rechtsprekende functie wenste te negeren. Het gaat evenwel te ver om zulks te rechtvaardigen met een diskwalificatie van mijn wetenschappelijke arbeid. Ik meen, dat u mij daar genoegdoening voor verschuldigd bent.

Hoogachtend,



A.Q.C. Tak