Stichting van de Arbeid Postbus 90801 Bezuidenhoutseweg 60 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 2594 AW Den Haag Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
- AV/IR/2002/63571
Onderwerp Datum
CAO-onderzoek contracten voor bepaalde en 19 september 2002
onbepaalde tijd
./. Conform eerdere aankondigingen bied ik u het onlangs door de Arbeidsinspectie afgeronde
representatieve CAO-onderzoek aan naar het voorkomen van onderscheid in arbeidsvoorwaarden
tussen werknemers met contracten voor bepaalde en onbepaalde tijd. Het onderzoeksrapport is
tevens aangeboden aan het Parlement en de Commissie Gelijke Behandeling.
Dit onderzoek is verricht om een beeld te krijgen van de CAO-praktijk in het kader van de
implementatie van de Richtlijn 1999/70/EG inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd.
Zoals u bekend ligt een wetsvoorstel t.b.v. deze implementatie thans voor behandeling bij de Eerste
Kamer.
In het rapport doet de arbeidsinspectie verslag van het in november 2001 verrichte CAO-
onderzoek. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat in 32 van de onderzochte 118 CAO's (27%)
onderscheid wordt gemaakt in één of meerdere arbeidsvoorwaarden tussen werknemers met een
tijdelijk en een vast contract. Overigens is het geconstateerde onderscheid in CAO's vele malen
groter indien ook de onderscheidende bepalingen t.a.v. oproepkrachten, seizoenskrachten,
vakantie(hulp)krachten, thuiswerkers en stagiairs worden meegerekend; in 66% van de CAO's is
dergelijk onderscheid geconstateerd. De genoemde categorieën werknemers kunnen werkzaam
zijn op basis van een tijdelijk contract, waardoor sprake kan zijn van indirect onderscheid tussen
tijdelijke en vaste werknemers. Indien onderscheid wordt gemaakt tussen werknemers met een
tijdelijk en een vast contract wil dit overigens niet per definitie zeggen dat er sprake is van
ongeoorloofde ongelijke behandeling. Er kan immers sprake zijn van een objectieve
rechtvaardiging voor het gemaakte onderscheid.
In 20 CAO's (17%) worden werknemers met een contract voor bepaalde tijd, deels afhankelijk
van de contractduur, uitgesloten van de werkingssfeer van de CAO. In 4 CAO's geldt deze
uitsluiting voor alle werknemers met een tijdelijk contract ongeacht de contractduur. In de overige
16 CAO's is de uitsluiting gerelateerd aan de contractduur. Zo worden bijvoorbeeld werknemers
met een contract van drie maanden of korter uitgesloten van 6 CAO's. Ten aanzien van deze 20
CAO's is recent nagegaan of deze uitsluitingsbepalingen thans nog steeds gelden. Dit blijkt in ieder
geval in 18 van de 20 CAO's het geval te zijn.
Voorts worden werknemers met een tijdelijk contract in 10 van de onderzochte 118 CAO's (8%)
uitgesloten van specifieke arbeidsvoorwaarden. Zo worden werknemers met een tijdelijk contract
bijvoorbeeld uitgesloten van spaarloon- en premiespaarregelingen en opleidingen.
Nu het wetsvoorstel ter implementatie van de eerdergenoemde Richtlijn in behandeling is bij de
Eerste Kamer en naar verwachting op relatief korte termijn in werking treedt, vertrouw ik er op dat
u net als ik de noodzaak inziet van een kritische beschouwing van de betreffende bepalingen. Ik
verzoek u dan ook om de CAO-partijen op te roepen om de bepalingen, waarin onderscheid
wordt gemaakt tussen werknemers met een tijdelijk en vast dienstverband, kritisch te bezien in het
kader van het wetsvoorstel. Tevens verzoek ik u de CAO-partijen te informeren over de
mogelijkheid om bepalingen in geval van twijfel voor advies voor te leggen aan de Commissie
Gelijke Behandeling. Tot slot wil ik u in overweging geven om de CAO-partijen, die ervoor kiezen
het onderscheid te handhaven, te verzoeken om de reden van onderscheid op te nemen in de
CAO. Op deze wijze wordt de redengeving voor een ieder duidelijk gemaakt.
In het belang van de gelijke behandeling in arbeidsvoorwaarden tussen tijdelijke en vaste
werknemers, ben ik voornemens de ontwikkelingen op dit terrein te blijven volgen.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(Khee Liang Phoa)