European Union

Afdeling Pers en Voorlichting

PERSCOMMUNIQUÉ N° 75/02

19 september 2002

Arrest van het Hof in zaak C-101/00

Tulliasiamies en Antti Siilin

VOOR DE TOEPASSING VAN DE INSCHRIJVINGSBELASTING OP VOERTUIGEN MOET DE

BELASTBARE WAARDE IN GEVAL VAN INGEVOERDE GEBRUIKTE VOERTUIGEN OP

DEZELFDE WIJZE WORDEN BEPAALD ALS IN GEVAL VAN NIEUWE OP HET NATIONALE

GRONDGEBIED INGESCHREVEN VOERTUIGEN

Een nationaal stelsel van belastingheffing voor ingevoerde gebruikte voertuigen waaronder de werkelijke waardevermindering van voertuigen wordt bepaald op basis van algemene criteria, is slechts verenigbaar met het Verdrag wanneer het elke discriminerende werking ten opzichte van reeds ingeschreven voertuigen uitsluit.

Siilin heeft in Duitsland een gebruikt voertuig van het merk Mercedes Benz gekocht, dat hij enkele maanden later in Finland heeft ingevoerd en bij het douanekantoor aangegeven voor de motorrijtuigenbelasting.

Het douanekantoor heeft het door hem te betalen bedrag berekend op basis van een vergelijking van zijn voertuig met een nieuw voertuig van hetzelfde merk, weliswaar een ander model maar met nagenoeg dezelfde technische kenmerken.

De Finse regeling op het gebied van motorrijtuigenbelasting voorziet in twee belastingen:

i) de motorrijtuigenbelasting:

- bij de heffing hiervan wordt rekening gehouden met de verschillende handelsstadia. In het geval van een reeds in Finland ingeschreven gebruikt voertuig, wordt de belasting berekend op basis van de door de officiële importeur betaalde aanschafwaarde van het nieuwe voertuig, hetgeen diens winstmarge en die van eventuele groot- en kleinhandelaars uitsluit. De belasting op een door een particulier ingevoerd gebruikt voertuig wordt berekend op basis van de prijs die de consument moet betalen voor een gelijksoortig nieuw voertuig, welke prijs doorgaans hoger ligt dan de door de officiële importeur betaalde prijs.


- wat de waardevermindering betreft, voorziet de op ingevoerde gebruikte voertuigen toepasselijke Finse regelgeving in een lineaire vermindering van de belasting met 0,5 %, die eerst ingaat nadat zes maanden zijn verstreken sinds de inschrijving of de ingebruikneming van het voertuig.

ii) een belasting die in het nationale recht wordt aangeduid als over de motorrijtuigenbelasting geheven "belasting over de toegevoegde waarde".

Na het gevraagde bedrag te hebben betaald, heeft Siilin beroep ingesteld bij de nationale rechter. Deze heeft het Hof van Justitie vragen voorgelegd met het oog op de uitlegging van de nationale regeling in het licht van de verdragsbepaling die elke discriminerende binnenlandse belasting verbiedt en de Zesde BTW-richtlijn.

i) De motorrijtuigenbelasting

Het Hof brengt in herinnering dat het Verdrag dient te waarborgen dat de binnenlandse belastingen neutraal zijn ten aanzien van de mededinging tussen ingevoerde producten en producten die zich reeds op de binnenlandse markt bevinden, vergelijkbare eigenschappen vertonen en aan dezelfde behoeften van de consument voldoen.

Het Hof onderzoekt om te beginnen of de verschillen in de grondslag voor de berekening van de motorrijtuigenbelasting verenigbaar zijn met de verdragsbepalingen. Het is van oordeel dat de belasting op ingevoerde gebruikte voertuigen moet worden vergeleken met het bedrag van de belasting die nog rust op de waarde van een vergelijkbaar gebruikt voertuig dat reeds op het nationale grondgebied is ingeschreven, dat wil zeggen met de belasting die is betaald op het moment van de inschrijving in nieuwstaat van het "nationale" gebruikte voertuig, verlaagd wegens de waardevermindering van het voertuig. Een en ander betekent dat de belastbare waarde in die twee gevallen op dezelfde wijze moet worden vastgesteld.

Dat is niet het geval wanneer het reeds op het nationale grondgebied ingeschreven vergelijkbare gebruikte voertuig in nieuwstaat is belast in een handelsstadium waarin het een lagere waarde had.

Bijgevolg is een stelsel dat kan leiden tot verschillen in belastingheffing, in strijd met het Verdrag.

Wat de waardevermindering van voertuigen betreft, oordeelt het Hof dat het Finse stelsel geen rekening houdt met de werkelijke waardevermindering van gebruikte voertuigen omdat deze waardevermindering niet lineair is en in het bijzonder in de eerste jaren veel groter is dan daarna. Een dergelijk stelsel is niet verenigbaar met het Verdrag.

Een stelsel van belastingheffing op ingevoerde gebruikte voertuigen waarin de werkelijke waardevermindering van voertuigen wordt beoordeeld op basis van algemene criteria, is slechts verenigbaar met het Verdrag indien het elke discriminerende werking uitsluit. Dit vereiste veronderstelt:


- de bekendmaking van de criteria volgens welke de waardevermindering forfaitair wordt berekend en;
- de mogelijkheid voor de eigenaar om de toepassing van een dergelijke forfaitaire berekening aan te vechten, waartoe het noodzakelijk kan zijn dat de individuele eigenschappen van zijn voertuig worden onderzocht om de neutraliteit van de belasting te waarborgen.

ii) De toepassing van de belasting die in het Finse recht wordt aangeduid als over de motorrijtuigenbelasting geheven "belasting over de toegevoegde waarde"

Aangezien het begrip "belasting over de toegevoegde waarde" niet wordt beheerst door de nationale wettelijke regelingen, onderzoekt het Hof of deze belasting werkelijk een belasting over de toegevoegde waarde is in de zin van de communautaire richtlijn. Dienaangaande herinnert het aan de wezenlijke kenmerken van een belasting over de toegevoegde waarde. Het Hof is van oordeel dat de Finse belasting die kenmerken niet vertoont want:


- de belasting over de motorrijtuigenbelasting is geen algemene belasting. Zij treft slechts bepaalde voertuigen;
- het bedrag van die belasting is niet evenredig aan de prijs van de goederen;

- die belasting wordt niet betaald in elke fase van het productie- en distributieproces; en

- die belasting treft de totale waarde en niet de toegevoegde waarde.

Bijgevolg is het Hof van oordeel dat de onderhavige Finse belasting geen belasting over de toegevoegde waarde is in de zin van de communautaire richtlijn.

Tot slot onderzoekt het Hof ter beantwoording van de door de nationale rechter gestelde vraag, of deze Finse belasting op de motorrijtuigenbelasting een door het Verdrag verboden binnenlandse discriminerende belasting vormt. Het Hof redeneert naar analogie met de voorgaande redenering en oordeelt dat de Finse belasting over de motorrijtuigenbelasting onverenigbaar is met het Verdrag wanneer het bedrag dat uit hoofde van die belasting wordt geheven bij de inschrijving van een ingevoerd gebruikt voertuig, hoger ligt dan de belasting die nog rust op de waarde van een gelijksoortig, reeds op het nationale grondgebied aanwezig gebruikt voertuig.

Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt.

Deze persmededeling is beschikbaar in alle officiële talen.

De volledige tekst van het arrest is te vinden op de internetpagina van het Hof www.curia.eu.int heden vanaf ongeveer 15.00 uur

Voor nadere informatie wende men zich tot Zaïra Penders tel. (352) 4303 3127 fax (352) 4303 3656

Beelden van de uitspraak zijn beschikbaar op "Europe by Satellite" Europese Commissie, Dienst Pers en Communicatie, L - 2920 Luxemburg, tel: (352) 43 01 35177, fax (352) 4301 35249, of B-1049 Brussel, tel. (32) 2 2964106, fax (32) 2 2965956 of (32) 2 2301280

---


---