Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-
Generaal
Betreft: beantwoording vragen van het lid Koenders (PvdA) over de
uitspraak inzake de steniging van Amina Lawal van het sharia-Hof
van beroep in Nigeria.
Zeer geachte Voorzitter,
Graag bied ik u hierbij, mede namens de Minister-President, de
antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid
Koenders (PvdA) over de uitspraak inzake de steniging van Amina
Lawal van het sharia-Hof van beroep in Nigeria. Deze vragen
werden ingezonden op 11 september 2002 met kenmerk
2010215360.
De Minister van Buitenlandse Zaken
Mr. J.G. de Hoop Scheffer
Antwoord van de heer De Hoop Scheffer, Minister van Buitenlandse
Zaken, mede namens de heer Balkenende, Minister-President, op
vragen van het lid Koenders (PvdA) over de uitspraak inzake de
steniging van Amina Lawal van het sharia-Hof van beroep in
Nigeria. (1)
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van het sharia-Hof van
Beroep in Funtua, Nigeria, waarin wordt besloten het doodvonnis
door steniging van mevrouw Amina Lawal Kurami te handhaven? (2)
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Herinnert u zich het gesprek met President Obasanjo van Nigeria,
dat onder voorzitterschap van uw voorganger op 12 maart 2002
plaatsvond op het Catshuis, en in het bijzonder het deel van het
gesprek over de mensenrechtensitutatie in Nigeria en twee andere
'dood door steniging'-vonnissen? (3)
Antwoord
Ik heb kennisgenomen van het verslag van dit gesprek.
Vraag 3
Bent U bereid zich in een rechtstreeks démarche tot de President
van Nigeria te wenden, mede gezien het gesprek van 12 maart 2002,
teneinde te bewerkstelligen dat dit vonnis en vergelijkbare
vonnissen die in flagrante strijd zijn met de mensenrechten niet
worden uitgevoerd?
Antwoord
Ik heb reeds samen met mijn collega's van de lidstaten van de
Europese Unie mijn afkeuring over de opgelegde straf uitgesproken
in de EU-verklaring over deze zaak d.d. 21 augustus jl. De tekst
van deze verklaring is als bijlage bijgevoegd. Het Deense
voorzitterschap van de EU heeft de kwestie rechtstreeks opgenomen
met de autoriteiten van Nigeria in Abuja. Het vonnis is overigens
nog voor beroep op federaal niveau vatbaar. Indien nodig kan in
een later stadium, in overleg met de andere lidstaten van de EU,
de druk op Nigeria verder worden opgevoerd.
Vraag 4
Bent u al dan niet via de ambassade in Nigeria op de hoogte van
nog meer vergelijkbare gevallen waarin op ontoelaatbare wijze de
mensenrechten worden geschonden?
Antwoord
Het is mij bekend dat nog andere Nigerianen, zowel vrouwen als
mannen, onder de sharia zijn veroordeeld tot dood door steniging.
Er zijn mij echter geen gevallen bekend waarbij deze straf ook
werkelijk werd uitgevoerd. Tot dusverre is in de praktijk steeds
gebleken dat deze straf op hogere juridische niveaus ongedaan
werd gemaakt.
Vraag 5
Wat heeft de regering tot nu toe gedaan om de uitvoering van dit
vonnis en andere vergelijkbare vonnissen te voorkomen?
Antwoord
Er zijn EU-verklaringen uitgegeven en démarches uitgevoerd. Op
verzoek van de advocaten van de veroordeelden en op advies van
kenners van de Nigeriaanse politieke verhoudingen zijn de
démarches confidentieel en algemeen van aard. Individuele
gevallen worden niet benadrukt, om te vermijden dat in die
gevallen een hard, tegengesteld effect wordt opgeroepen. Dit
gebeurde bijvoorbeeld in het geval van de minderjarige Bariya
Ibrahim Magazu, die in januari 2001 was veroordeeld tot 180
stokslagen voor het krijgen van een buitenechtelijk kind. Toen de
internationale protesten hiertegen goed op gang kwamen, werd de
straf onverwacht maanden vervroegd uitgevoerd (zie hiervoor ook
de antwoorden op de Kamervragen gesteld door het lid Remak, 2000-
2001, nr. 646).
In alle contacten tussen Nederlandse en Nigeriaanse autoriteiten
worden de mensenrechten in Nigeria uitgebreid besproken. In het
genoemde verslag, van het bezoek van President Obasanjo aan
Nederland in maart 2002, hebt u hiervan inhoudelijk kennis kunnen
nemen. Zie tevens het antwoord op vraag 3.
Vraag 6
Heeft u de VN-mensenrechtencommissie ingeschakeld? Zo nee, bent u
bereid dit alsnog te doen?
Antwoord
De eerstvolgende zitting van de VN-mensenrechtencommissie vindt
pas in maart-april 2003 plaats. In de Derde Commissie van de
Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, die thans wél
plaats vindt, zal de Europese Unie de doodstraf, inclusief
doodstraf via steniging aan de orde stellen. Overigens
ondersteunt de Nederlandse ambassade in Abuja Nigeriaanse NGO's
die deze zaak aanhangig hebben gemaakt bij de African Commission
for Human and Peoples rights (tijdens de zitting van de commissie
in Zuid Afrika begin mei). De ambassade zal deze NGO coalitie
eveneens financieel ondersteunen in het vervolgtraject voor de
Afrikaanse commissie in Banjoul.
Vraag 7
Heeft de EU-trojka in dezen inmiddels actie ondernomen tegen de
Nigeriaanse regering?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 3.
Vraag 8
Bent u bereid om via de EU en de VN-mensenrechtencommissie
initiatieven te nemen om de consequenties van sharia-wetgeving
grondig te onderzoeken en deze internationaal aan de kaak te
stellen?
Antwoord
Internationaal bestaat er voldoende consensus over de stelling
dat sommige straffen voortvloeiend uit sharia-wetgeving strijdig
zijn met de mensenrechten. Nederland en de EU voeren bilateraal
en in multilateraal kader een voortdurende strijd om te voorkomen
dat de mensenrechten werkelijk worden geschonden door uitvoering
van veroordelingen en om te bevorderen dat dergelijke straffen
niet meer worden opgelegd.
Brussel, 21 augustus 2002
11545/02 (Presse 253)
P 119/02
(OR. en)
Verklaring van het voorzitterschap namens de Europese Unie
betreffende de veroordeling tot de dood door steniging van
mevrouw Amina Lawal.
Het Sharia Hof van Beroep van Funtua in de deelstaat Katsina
heeft het beroep van Amina Lawal tegen haar veroordeling van
maart 2002 wegens overspel en tot de doodstraf door steniging,
verworpen. Het college van rechters was van oordeel dat de
oorspronkelijke rechtszaak correct is verlopen en heeft geleid
tot een volgens de Sharia en het strafwetboek juist vonnis. De
rechters beslisten voorts dat Lawal, overeenkomstig de eerdere
uitspraak van de lagere rechtbank, niet zal worden terechtgesteld
zolang zij het buitenechtelijk kind zoogt, een periode die in
januari 2004 afloopt.
De beslissing van het hof van beroep baart de Europese Unie grote
zorgen. De Europese Unie verwacht dat mevrouw Lawal alle
mogelijkheden van beroep op federaal niveau zal kunnen aanwenden.
De Europese Unie zal de verdere rechtsgang van de zaak
nauwlettend volgen. De Europese Unie is van mening dat de
afschaffing van de doodstraf bijdraagt tot de versterking van de
menselijke waardigheid en tot de verdere ontwikkeling van de
rechten van de mens.
De met de Europese Unie geassocieerde landen van Midden- en Oost-
Europa, de geassocieerde landen Cyprus, Malta en Turkije, alsmede
de EVA-landen die lid zijn van de Europese Economische Ruimte,
sluiten zich bij deze verklaring aan.
Aanvullend op de vragen van het lid Van Bommel (ingezonden 3
september 2002).
Onder andere NRC-Handelsblad 20 augustus 2002.
Brief van de Minister van Buitenlandse Zaken aan de Tweede
Kamer d.dapril 2002 (buza 020182) met een verslag van het gesprek
met President Obasanjo waarbij de Minister-President als gastheer
optrad.