VVD

Nieuws

20 sep 2002 - Algemeen Politieke Beschouwingen

Tweede-Kamerfractie

Inbreng Gerrit Zalm

De VVD zal het beleid toetsen aan liberale uitgangspunten. Daarom eerst iets over die uitgangspunten.

Overheid, individuen en maatschappelijke organisaties

Wij liberalen gaan uit van het vrije individu dat zich van zijn eigen verstand bedient en daarbij niet onnodig door de overheid ingeperkt wordt. Vrijheid en verantwoordelijkheid zijn echter onlosmakelijk met elkaar verbonden. De vrijheid van een mens eindigt waar de vrijheid van een ander in het gedrang dreigt te komen. Liberalisme is geen atomisme of ongebreideld egoïsme. Burgers hebben een hang naar onderlinge betrokkenheid en liberalen erkennen dat verlangen. Niet voor niets hebben zij, overal waar zij voor het eerst aan het bewind kwamen, het recht op vrijheid van vereniging snel vastgelegd. De Schot David Hume was een van de eerste liberale denkers die - al in de 18e eeuw - erop wees dat de mens een aangeboren sociale neiging heeft. Hij verklaarde die sociale inborst niet alleen uit het feit dat mensen elkaar nodig hebben maar ook uit een oprecht inwendig verlangen: mensen willen graag onder elkaar verkeren. Zonder die sociale neiging kunnen gezinnen, ondernemingen en verenigingen niet bestaan. Juist omdat liberalen de sociale neiging van de mens onderkennen, zijn we terughoudend ten aanzien van overheidsinterventie. De parlementaire democratie is er niet alleen om de burger te beschermen tegen zijn mede burgers, maar ook om de burger te beschermen tegen een te machtige overheid. De klassieke grondrechten zoals in onze Grondwet vastgelegd gaan niet voor niets vooral over waar de overheid zich van dient te onthouden. In vergelijking met socialisme, en de sociaal-democratie legt het liberalisme meer accent op de eigen verantwoordelijkheid van de burger en ziet het een beperktere rol voor de overheid.

Deze terughoudendheid van liberalen ten opzichte van een dominante overheid delen wij met het christen-democratisch gedachtegoed en dan in het bijzonder de gedachtegang van de souvereiniteit in eigen kring. De ARP hanteerde dat beginsel waarbij de diverse sociale verbanden in de levenskringen, de overheid buiten de deur houden. Zij zijn zelf bepalend in hun eigen sfeer. Het beginsel van souvereiniteit in eigen kring stelt dat samenlevingsverbanden een typische eigen structuur hebben met een eigen funderend aspect en een eigen bestemmingsfunctie. Abraham Kuyper zag die souvereiniteitskringen al in de schepping vastgelegd. De huidige CDA ideologie is weliswaar minder orthodox dan dé ideologie van de gereformeerde voorvaderen maar staat wel kritisch tegen overheidsdominantie, heeft een voorkeur voor zelfregulering en sympathie voor de rol van het maatschappelijk middenveld. Ook hier is er verwantschap met het liberale gedachtegoed. Klassieke liberale denkers, zoals Montesquieu en Tocqueville hebben gewezen op het belang van een buffer tussen overheid en de individuele mens. Naast waardering voor de markteconomie is er bij liberalen ook waardering voor maatschappelijke organisaties die mensen met elkaar verbinden. Groepen waar mensen vrijwillig kunnen toe- en uittreden bevorderen de sociale cohesie en zijn maatschappelijk efficiënt. Deze gemeenschappelijke opvatting komt ook goed tot uitdrukking in de regeringsverklaring en ik citeer: "De verantwoordelijkheden in de samenleving worden opnieuw afgebakend. Het kabinet zet niet de overheid en de regels centraal maar de eigen verantwoordelijkheid van mensen en de maatschappelijke organisaties".

Tot zover de overeenstemming

Verschil van opvatting bestaat over de wisselwerking tussen overheid en maatschappelijke organisaties. Liberalen zijn in de praktijk veel kritischer ten aanzien van het verlenen van privileges aan maatschappelijke organisaties door de overheid, het zonder toetsing aan hen toesluizen van overheidsgeld en het opleggen aan derden van door hen gemaakte afspraken. De overheid dient in onze opvatting niet alleen terughoudend te zijn bij het gebieden en verbieden van maatschappelijke organisaties, maar ook bij het van staatswege uitbreiden van hun werkingssfeer en het financieren ervan. Maatschappelijke organisaties dienen vooral op eigen kracht steun van burgers te verwerven en hun nut te bewijzen. Het maatschappelijk middenveld moet bestaan bij de gratie van de burger, en niet bij de gratie van de overheid. Staatsinterventie brengt het risico met zich mee van verstarring en belemmert de maatschappelijke dynamiek. Ik meen ook dat het voortdurend inroepen van de hulp van de overheid om het maatschappelijk middenveld te bevoordelen op gespannen voet staat met het beginsel van de souvereiniteit in eigen kring. Er is geen echte souvereiniteit in eigen kring, als souvereine kringen zich uitleveren aan de gunsten van de staat. Ook in een ander opzicht zijn wij kritischer als het gaat om maatschappelijke organisaties. Als zelfregulering door maatschappelijke organisaties leidt tot afspraken die derden benadelen is overheidsoptreden geboden.

Bij het onderwerp wisselwerking tussen overheid en maatschappelijke organisaties zijn er aanzienlijke verschillen van opvatting tussen VVD en CDA en staat de VVD dichter bij de eveneens kritische houding van D66 en de LPF. De PvdA lijkt hier wisselende posities in te nemen. Ik zal dit aan de hand van enkele voorbeelden uitwerken.

Algemeen verbindend verklaren van CAO's

Mijn eerste voorbeeld gaat over het algemeen verbindend verklaren van CAO's. De VVD staat positief tegenover vrije onderhandelingen tussen werkgevers- en werknemersorganisaties over de arbeidsvoorwaarden. Indien de overheid gevraagd wordt deze afspraken ook op te leggen aan partijen die niet bij de afspraak betrokken zijn, dient tenminste een toetsing aan het algemeen belang plaats te vinden. Hierin verschillen wij met PvdA en CDA die van oudsher geen materiële toetsing wensen voordat de overheid de werkingssfeer van de CAO uitbreidt. In het strategisch akkoord staat als compromis: "Het algemeen verbindend verklaren van CAO's wordt niet ter discussie gesteld ervan uitgaande dat de sociale partners de verantwoordelijkheid nemen om goede afspraken in de Stichting van de Arbeid te maken en na te komen".

In de Miljoenennota wordt overtuigend beschreven dat de arbeidskosten in Nederland uit de pas lopen met de economische realiteit en dat een duidelijke knik moet worden aangebracht in de contractloonontwikkeling. Een centraal akkoord zou tot een matiging moeten leiden van de contractlonen tot het inflatieniveau. Wij zijn het daarmee eens. Maar wat nu als zo'n centraal akkoord niet tot stand komt, of als CAO's daar een loopje mee nemen?

Gaat de Regering dan toch onverantwoorde CAO's dwingend opleggen aan hele bedrijfstakken? Ons antwoord op die vraag is: nee natuurlijk niet. Graag horen wij de opvatting van de regering.

Subsidies

Dan de financiering van maatschappelijke organisaties. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen organisaties die bevolkingsgroepen met deelbelangen organiseren en maatschappelijke organisaties die maatschappelijke diensten voortbrengen, zoals onderwijs en zorg. Belangengroepen zijn als maatschappelijk verschijnsel te waarderen doch dienen hun eigen bestaansrecht te bewijzen door contributies van leden en donaties. Er zijn organisaties zoals Greenpeace, maar bijvoorbeeld ook de kunstuitleenorganisatie Stichting Beeldende Kunst in Amsterdam die overheidssubsidie weigeren omdat ze dat ongezond vinden. Er zijn echter ook organisaties waar de subsidies de eigen inkomsten overtreffen. Dit is des te storender als ze zich vooral bezighouden met het frustreren van democratisch genomen besluiten. Wij zouden ook hierover graag het standpunt van de regering horen. Bij de diverse begrotingen zullen wij in ieder geval dit soort subsidies kritisch beoordelen.

Bij maatschappelijke organisaties die zich bezig houden met het voortbrengen van publieke diensten zoals onderwijs en zorg, is publieke financiering wat ons betreft niet omstreden. Wel is bij publieke financiering publieke verantwoording vereist en dienen prestaties en doelmatigheid door de verantwoordelijke minister te worden bewaakt. De overheid kan niet alleen volstaan met het verschaffen van publieke middelen en verder hopen dat het goed gaat. En er zijn hier organisaties waar aan de publieke verantwoording en de doelmatigheid nog het nodige kan worden verbeterd. We denken dan bijvoorbeeld aan de publieke omroep waar baas in eigen huis maar dan op overheidskosten, het adagium lijkt te zijn. We verwachten dat de staatssecretaris voor de media een kritischer lijn ten opzichte van de publieke omroep te ontwikkelt met betrekking tot taken, verantwoording, doelmatigheid en onafhankelijk toezicht op de NOS.

Een bijzondere positie nemen de private organisaties in die, van oorsprong, met middelen van donateurs actief zijn in de sfeer van ontwikkelingssamenwerking. Inmiddels is de financiering van de overheid een belangrijker bron van inkomsten dan die van donateurs. Er is een gewoonte ontstaan dat een vast deel van het OS-budget met een vaste sleutel naar een vast aantal organisaties wordt gesluisd. Zo'n benadering lijkt niet in overeenstemming met de eisen die de nieuwe begrotingsaanpak stelt. Die vraagt immers van de minister geld te relateren aan prestaties. De dominantie van de overheidsfinanciering leidt er ook toe dat voor dit soort organisaties het lobbyen bij de overheid interessanter is dan het werven van vrijwillige bijdragen. Dat zijn verkeerde verhoudingen. Naar onze mening moet in de toekomst de financiering van particuliere ontwikkelingsorganisaties afhankelijk worden gesteld van meetbare prestaties en van de mate waarin men zelf draagvlak aantoont door de omvang van vrijwillige bijdragen. En dan doel ik niet op de bedragen die besturen van loterijen wensen toe te wijzen.

Bedrijfsleven

Mijn laatste voorbeeld over de wisselwerking tussen overheid en maatschappelijke organisaties gaat over de samenwerkingsverbanden en zelfregulering van bedrijven. Hier staan wij positief tegenover, doch onder de nadrukkelijke voorwaarde dat er op wordt toegezien dat er geen inbreuk wordt gemaakt op de vrije concurrentie, waardoor afnemers van producten en diensten worden benadeeld. Daarom zijn wij voorstander van een sterke Nationale Mededingings Autoriteit. Op dit vlak vinden we de PvdA en D66 denk ik aan onze zijde. Het CDA lijkt verblind door de liefde voor zelfregulering en maatschappelijke organisaties. Nog geen twee jaar geleden schreven twee toenmalige CDA-kamerleden een artikel in het Financieele Dagblad waarin zij vitten op de NMA omdat die de zelfregulering niet respecteerde en de vrije concurrentie te zeer liet voorgaan. De kop van het artikel luidde: "NMA is te eenzijdig gericht op de werking vrije markt". Het artikel betrof het aanpakken door de NMA van - let op - de Vereniging van Nederlandse Installatiebedrijven. Wij horen graag hoe de regering (en ook het CDA) nu oordeelt over de positie van de NMA. Naar ons oordeel is die tot nu toe eerder te zacht dan te hard opgetreden en wij zien graag voorstellen om de NMA te versterken.

Waarden en normen

Meneer de Voorzitter. Dan wat is gaan heten de normen en waardendiscussie. Hoewel waarden en normen een betere volgorde is. Ik wees er in het begin al op dat in de liberale traditie vrijheid en verantwoordelijkheid nauw met elkaar verbonden zijn. In de titel van het VVD-verkiezingsprogramma komt het woord respect voor en daaruit al kan worden afgeleid dat er in liberale ogen meer is dan wet- en regelgeving en het je daaraan houden. Toch is de wet het vaste vertrekpunt en in het bijzonder de Grondwet, die door het stempel dat Thorbecke op de eerste versie heeft gedrukt, als een liberaal product kan worden beschouwd.

De Grondwet is in veel opzichten te zien als een stolling van breed gedeelde Nederlandse waarden en normen. De discussie begint bij het respecteren van de Grondwet en bij het naleven van wetten maar is daarmee niet afgelopen. Liberalen zijn beducht voor overmatige wet- en regelgeving vanwege het risico dat vrijheden van burgers onnodig worden beperkt en vanwege de bureaucratie en de handhavingproblemen die dat met zich meebrengt. Het wekt ook de suggestie dat de overheid overal verantwoordelijk voor is en dat de burger verder zijn gang kan gaan.

Naast de wet- en regelgeving doen liberalen nadrukkelijk een beroep op de eigen verantwoordelijkheid van burgers om zich fatsoenlijk te gedragen ten opzichte van medeburgers en zijn omgeving. Omgangsvormen, fatsoen en respect zijn een uiting van de intentie om de ander zo min mogelijk te beschadigen en vormen hiermee een belangrijk element van een beschaafde samenleving. Het strategisch akkoord spreekt over "de fundamentele waarden en normen die de Nederlandse samenleving kenmerken". Die gelden voor iedereen die in Nederland woont. Als het gaat over aangelegenheden die wij als de wezenlijke verworvenheden van onze samenleving beschouwen, zoals de scheiding van kerk en staat, de leerplicht of zoals de gelijkwaardige positie van man en vrouw, kunnen wij geen stappen terug gaan doen. Integratie kan alleen succesvol zijn wanneer ook bij de inburgering het onderwerp van waarden en normen van de Nederlandse samenleving hoog op de agenda staat.

Dat was de theorie, maar nu de praktijk. We kunnen constateren dat het te vaak aan goede omgangsvormen ontbreekt en dat er een roep is uit de samenleving iets te doen aan de waargenomen normloosheid. Voor een deel gaat het dan over veel voorkomende en ergernis wekkende wetsovertredingen. Daar is het antwoord duidelijk: optreden en straffen, met een extra snelle en harde aanpak van de groep draaideurcriminelen die een enorm aantal misdrijven voor zijn rekening neemt.

De wetten die in Nederland gelden dienen door iedereen te worden gerespecteerd, door alle mensen maar ook door lagere overheden en kerken. De VVD heeft in het verleden herhaaldelijk voorgesteld een eind te maken aan de opvang voor uitgeprocedeerde asielzoekers en andere illegalen door gemeenten en kerkelijke organisaties. Tot onze tevredenheid heeft minister Nawijn, temidden van andere stevige uitspraken, ook hierover duidelijke dingen gezegd. Toch zijn er sindsdien weer berichten dat een aantal gemeenten en kerken door wil gaan met het bieden van opvang. Wat gaat het kabinet daar concreet aan doen?

Naast gebrekkige wetshandhaving gaat de ergernis ook om verschijnselen die meestal niet met wetsovertreding te maken hebben zoals intimiderend gedrag, onbeschoftheid, grof taalgebruik, pesten, geluidsoverlast en luid telefoneren in trein, bioscoop of restaurant. Een respectvolle omgang met elkaar kan niet via wetten en regels worden afgedwongen. Het moet gevormd, gevoed en onderwezen worden, een proces overigens waarbij de Nederlandse taal een cruciale rol speelt.

Het gaat de VVD erom deze deugden en waarden die norm zijn geworden leven in te blazen. Een beschaving kenmerkt zich doordat niet het recht van de sterkste en van de brutaalste geldt maar doordat de overheid en een bepaalde heersende cultuur hiertegen beschermen. Het bijbrengen van een cultuur van fatsoen en respect begint bij jongeren. Hierbij staat de ouderlijke verantwoordelijkheid voorop en dient het onderwijs een ondersteunende rol te spelen. Ook de overheid mag buiten de wet best duidelijk maken wat in sommige gevallen het juiste handelen is. Ook de volwassen burger kan hierbij een steun in de rug gebruiken. Hij zal dan ook eerder geneigd zijn zichzelf en anderen te corrigeren. Het gebeurt nu al door SIRE en overheidsspotjes maar de oproep van minister Heinsboek om hier meer werk van te maken heeft onze steun. Wel wil ik hem de tegeltjeswijsheid "Goed voorbeeld doet goed volgen" meegeven. Voor het bagatelliseren van eigen wetsovertredingen is op dat tegeltje geen plaats. "Goed voorbeeld doet goed volgen" geldt niet alleen voor ministers, maar voor alle geledingen van de overheid. De overheid kan burgers moeilijk aanspreken op hun gedrag terwijl zij het er zelf bij laat zitten. Het gaat dan om een correcte bejegening van het publiek door overheidsdienaren maar ook dient de dienstverlening die men redelijkerwijs mag verwachten op orde te zijn.

Een voorbeeld is het project 'stadsetiquette' in Rotterdam dat onlangs werd geëvalueerd. De pogingen om straatgewijs samen met bewoners omgangsregels in de publieke ruimte vast te stellen liepen in eerste instantie vast. De bewoners vonden dat eerst de gemeentelijke diensten maar eens een aantal zaken op orde moesten brengen om te komen tot een schone, hele en veilige woonomgeving.

Ik heb het een en ander gezegd over wat de VVD in de sfeer van waarden en normen wil. Het is goed als ik ook aangeef wat de VVD niet wil. We willen niet dat de overheid godsdienstige of anti-godsdienstige overtuigingen uitdraagt. De scheiding van Kerk en staat dient voorop te staan. Levensbeschouwing behoort tot het privé-domein, een geloof is iets heel persoonlijks. Ook dat is onderdeel van het Nederlandse stelsel van waarden en normen. Daarom betreuren we het dat in het slot van de Troonrede God wordt aangeroepen door de regering. Wij respecteren het als individuele leden van de regering bidden, doch de regering als instituut dient zich van godsdienstige uitspraken te onthouden.

Ook wensen wij geen inbreuken in het privé domein als het gaat om afwijkend gedrag dat anderen geen nadeel berokkent. De verbinding van waarden en normen met uiterlijk, kleding en sieraden vinden wij ook ongelukkig. De een ergert zich aan een hoofddoekje, de tweede aan geverfd haar, de derde aan een oorring en de vierde aan een pak zonder das. Het is beter dat tolerantie hier de hoofdregel is en de overheid er weg van blijft tenzij er - zoals bij de rechtbank - gefundeerde kledingvoorschriften zijn. Grote terughoudendheid is ook gepast door de overheid waar het gaat om ingrijpen in culturele uitingen. Minder geweld en sex op TV klinkt in de oren van velen goed maar wat betekent dat dan? Saving Private Ryan en The Godfather mogen niet meer? Of gaat het om The Terminator en The Gladiator? Of is het oog gevallen op Buffy the Vampire Slayer en Sex in the City? Ook hier stellen wij de eigen verantwoordelijkheid centraal van omroepen en volwassenen. Wat betreft kinderen hebben ouders een eigen verantwoordlijkheid. Er zijn tegenwoordig ook codes die de aard van een film weergeven en er zijn electronische mogelijkheden om programma's te blokkeren. En voordat de overheid zich ermee moet bemoeien is er altijd nog de uit-knop. Wij vernemen graag de opvatting van de regering op dit punt en, als dat de nieuwe politiek is, ook minderheidsstandpunten.

Waar wij niet op zitten te wachten is op de instelling van een commissie voor waarden en normen zoals de minister-president enige tijd geleden suggereerde. Het kabinet heeft als slagzin: "Duidelijkheid en Daadkracht" en zegt in de Regeringsverklaring "fatsoen moet je doen". Het instellen van weer een nieuwe commissie is dan niet een reactie die wij verwachten. We gaan ervan uit dat het kabinet zelf aan de slag gaat.

Veiligheid en privacy

Vanuit het vrijheidbeginsel en bescherming van de burger tegen een te dominante overheid wordt sterk gehecht aan de privacy van de burger. De VVD is er zich van bewust dat het privacy beginsel op gespannen voet kan komen te staan met het voorkomen, bestrijden en opsporen van criminaliteit. Nu de veiligheid zo'n hoge prioriteit moet hebben zal aan privacy noodgedwongen een minder groot belang moeten worden toegekend. Koppeling van overheidsbestanden, cameratoezicht, ruimere toepassing van DNA-onderzoek, meer fouilleringsmogelijkheden door de politie en invoering van een algemene identificatieplicht staan in het Strategisch Akkoord vermeld. Wat ons betreft kunnen daaraan worden toegevoegd: toepassing van irisscans en meer mensen in één cel.

Dit zijn allemaal inbreuken op de privacy; ze worden door ons onder voorwaarden aanvaard en bepleit omdat het de eerzame burger nauwelijks treft doch wel zijn veiligheid effectief bevordert. Over inbreuken op de privacy die los staan van rechtshandhaving blijven wij zeer kritisch. Als de regering nog andere voornemens op dit vlak heeft dan zullen we die graag positief-kritisch bejegenen, want het veiligheidsvraagstuk is een grote prioriteit. Met name op het gebied van de uitwisseling van gegevens is een wereld te winnen ook bij de internationale bestrijding van terrorisme. Daarom vraag ik de regering om een overzicht dat identificeert waar privacybelemmeringen een effectief optreden van politie, justitie en andere partijen in de veiligheidsketen in de weg staan, en waarin wordt aangegeven onder welke voorwaarden die belemmeringen kunnen worden weggenomen.

De laatste kwestie in deze sfeer betreft burgers die lijf en goed actief verdedigen. De winkelier die de overvaller te lijf gaat en de bewoner die een inbreker aanpakt lijken soms harder bejegend dan de criminelen die dat hebben uitgelokt. Wordt het geen tijd om meer rekening te houden met de positie van mensen die lijf en goed willen beschermen? Hoewel de wet het begrip noodweer en noodweerexces kent hebben wij de indruk dat dit in de praktijk onvoldoende wordt benut. We zien graag voornemens van het kabinet om meer onderscheid aan te brengen tussen criminaliteit en zelfverdediging.

Deregulering en kinderopvang

De liberale terughoudendheid met betrekking tot de rol van de overheid betreft ook het stellen van regels. Binnen de collectieve sector leidt de overvloedige regelgeving tot bureaucratie en ondoelmatigheid. De zorg is hiervan een voorbeeld maar ook gemeenten en onderwijsinstellingen zuchten onder de vele rijksregels. Minder en eenvoudigere regels zijn ook van belang voor het bedrijfsleven dat ruimte moet hebben om te ondernemen. Deregulering en beperking van de administratieve lasten kunnen de positie van het bedrijfsleven versterken zonder dat dit de overheid geld kost. We zijn in gespannen afwachting van het plan van aanpak van de minister van Economische Zaken waarin hij uiteenzet hoe de administratieve lastendruk met 25% wordt verminderd. Wanneer zal dit plan beschikbaar zijn en bevat het ook een tijdpad? Ik doe vast een suggestie voor een terrein waar veel ruimte kan worden gecreëerd: de kinderopvang.

De opeenstapeling van gedetailleerde regels over opleidingseisen, huisvesting en groepsgrootte die ook nog per gemeente verschillen, maakt het realiseren van kinderopvang duur en moeilijk. Overheidspaternalisme is hier wel zeer sterk aanwezig. Als die eisen ook van toepassing zouden zijn op een traditioneel kinderrijk gezin zouden veel gezinnen in overtreding zijn. Naar ons oordeel zou de eigen verantwoordelijkheid van de ouders meer centraal moeten komen te staan. Tegen de aandacht van de ouders voor het belang van hun kind kan geen regelgeving en inspectie op. Wij zouden ook graag gelijke subsidievoorwaarden zien voor kinderopvang door non-profit instellingen, commerciële bedrijven en gastouderopvang. Als de regering dit voortvarend aanpakt zal het aanbod van kinderopvang snel toe kunnen nemen, de keuzevrijheid worden vergroot en de prijs dalen. Graag een reactie.

Zorg

Een meer liberaal zorgstelsel, vraaggericht en met meer marktwerking, wordt door de VVD toegejuicht en is in het Strategisch Akkoord afgesproken. Minister Bomhoff verdient een compliment voor zijn ambitie op dit vlak en wij waarderen zijn snelle eerste maatregelen om te komen tot een meer prestatiegerichte financiering. Omdat hij van alle ministers het sterkst groeiende budget heeft gekregen - een reële groei van 16% in vier jaar tijd - kan hij ook ambitieus zijn. Naast die groei zijn er ook ruime mogelijkheden om de doelmatigheid te verbeteren. Fortuyn was zelfs van mening dat er daarom de eerste twee jaar geen extra geld hoefde naar de zorg. Zoals bekend dient de minister bij dreigende overschrijdingen van het zorgkader zelf compensatie te zoeken. Recent voorspelden verzekeraars dat met de plannen van minister Bomhoff de ziektenkostenpremie met tientallen procenten zou stijgen. We hopen van de regering te horen dat dit onzin is. De VVD wijst extra premiestijging af. Bij dreigende overschrijdingen moeten oplossingen binnen het stelsel worden gevonden en dient, ook volgens het Strategisch Akkoord, niet voor de weg van extra premiestijgingen te worden gekozen. Genoemd zijn al meer eigen risico's en eigen bijdragen of beperkingen van het pakket, maar onze eerste voorkeur is verhoging van de doelmatigheid en beperking van de overhead. Hier is nog een wereld te winnen. Dit leidt ons tot de vraag op welke wijze de regering de doelmatigheidswinsten gaat realiseren en hoe dat wordt gemeten. En hoe worden taakstellende doelmatigheidswinsten vertaald in het bekostigingssysteem? Als de sector efficiënter gaat werken en overhead wordt weggesnoeid dan zullen toch de kosten en de vergoeding per geleverde prestatie omlaag gaan? Op die manier kan er met hetzelfde budget meer worden gepresteerd! De regering is op dit punt niet erg concreet en wij snakken naar concrete beleidsvoornemens.

Een andere vraag betreft de loonvorming van de zorgsector. Wij zijn het er mee eens dat bij de noodzakelijke knik in de loonontwikkeling de overheid zijn eigen verantwoordelijkheid neemt door een contractloonruimte van 2 ½ % te reserveren, zeker na de inhaalslag die onder het vorige kabinet is gerealiseerd. Hoe denkt de regering te voorkomen dat werkgevers en werknemersorganisaties in de zorgsector toch duurdere CAO's afsluiten en dat dit vervolgens ten koste gaat van het volume. Zo kan de wachtlijstenaanpak worden gefrustreerd en dat is voor ons niet aanvaardbaar. Wat gaat het kabinet doen om dit te voorkomen?

Pensioenen

Meneer de Voorzitter, veel mensen maken zich zorgen over hun pensioen. Het is naar het oordeel van de VVD essentieel dat de financiering van de pensioenvoorzieningen degelijk is en blijft. Dit begint bij een welvaartsvaste AOW waarvan iedere Nederlander zich verzekerd moet weten. Het is ook daarom dat de VVD zo hecht aan een beleid dat de staatsschuld wordt afgelost, want dan kan het geld dat nu voor rentebetalingen nodig is worden aangewend voor de oudedagsvoorziening. Naast de AOW kennen we de aanvullende pensioenen die op kapitaaldekking zijn gebaseerd. Door de tegenvallende beursontwikkelingen staat de dekkingsgraad onder druk. Ook voor de pensioenfinanciering is loonmatiging essentieel. Hoe kijkt de regering hier tegenaan? Mogen we acties van de regering of van de Pensioen- en Verzekeringskamer verwachten? Ook in deze sector zou overigens meer marktwerking en keuzevrijheid niet misstaan. Nu worden veel ondernemingen met hun werknemers gedwongen aan een bedrijfstak-pensioensfonds deel te nemen en wordt het hen onmogelijk gemaakt te kiezen voor een afwijkende pensioenregeling of een andere pensioenverzekeraar. Graag een reactie van het kabinet.

Het pensioenvraagstuk heeft ook een internationale dimensie. Doordat we met andere landen in een Economische en Monetaire Unie zitten kan verkeerd beleid in die landen ook negatieve effecten hebben op de Nederlandse economie en op de zekerheid van onze pensioenvoorzieningen. We willen door het kabinet bevestigd zien dat het op een geen enkele wijze zal meewerken aan een versoepeling van het stabiliteits- en groeipact en dat wordt ingezet op een strikte handhaving. Ook de lange termijn houdbaarheid van de pensioenarrangementen in andere landen dient kritisch te worden beoordeeld. Waar dit onvoldoende houdbaar is zullen landen met beleidsbijstellingen moeten komen. We rekenen op een stevig internationaal geluid van de minister van Financiën en de minister-president.

Europa

De vrijheid van het individu die liberalen nastreven heeft ook een internationale dimensie. We zijn blij dat de totalitaire regimes in Midden- en Oost Europa - het reëel bestaande socialisme werd dat vroeger ook wel genoemd - zijn verdwenen. Dat is een verademing en we staan positief tegenover de landen die aansluiting zoeken bij de democratieën van de Europese Unie. De uitbreiding van de EU kan ook voor Nederland economische voordelen bieden zoals blijkt uit de analyse van het CPB. Beslissingen over toetreding van nieuwe lidstaten dienen wel zorgvuldig te worden genomen, zowel in hun belang als in ons belang.

Toetredende lidstaten dienen te voldoen aan de zogenaamde Kopenhagencriteria. Dit betekent dat zij hun wet- en regelgeving op orde dienen te hebben en dat hun economieën zodanig moeten zijn dat ze overeind blijven in de concurrentie van de Europese interne markt. Daarnaast dient het uitbreidingsproces op een financieel verantwoorde wijze plaats te vinden. Bij de financiële dimensie speelt de hervorming van het landbouwbeleid een belangrijke rol. Maar ook om andere redenen is hervorming van het landbouwbeleid belangrijk. Het huidige landbouwbeleid leidt tot overproductie, belemmering van de internationale handel - ook voor ontwikkelingslanden - en te hoge prijzen voor consumenten. Introductie van het huidige landbouwbeleid in nieuw toetredende lidstaten leidt daar bovendien tot economische verstoringen. Als er naast hogere prijzen voor boeren ook inkomenstoeslagen komen, leidt dit tot een aanzuigende werking van de landbouw en tot een verslechtering van de concurrentiekracht van het niet-agrarische gedeelte van die economieën. Daarmee wordt het moeilijker voor een land als Polen om duurzaam te voldoen aan de Kopenhagencriteria. Ook om die reden is er een koppeling tussen het behalen van een meetbaar succes op het terrein van de landbouwhervorming en de uitbreiding van de EU. We verwachten dat de regering dit verband ook ziet. Het zou goed zijn als de regering nog eens zonder mitsen en maren bevestigt dat het Strategisch Akkoord met betrekking tot de Europese Unie onverkort wordt nageleefd.

We verwachten van de regering dat het ook strikt de hand houdt aan de individuele toetsing van lidstaten, zoals in het Strategisch Akkoord afgesproken. Als de Europese Commissie dit onvoldoende kritisch doet, dient de regering dit niet te aanvaarden doch moet de Commissie het huiswerk overdoen. Midden oktober zal de Europese Commissie komen met haar laatste Voortgangsrapport. Een paar dagen daarop vindt de Europese Raad in Brussel plaats. We gaan er in de eerste plaats van uit dat de regering "duidelijkheid en daadkracht" ook in Brussel als leidraad neemt. Daarnaast is het van belang dat duidelijk wordt gemaakt dat Nederland zich het recht voorbehoudt om pas in december - voor de top in Kopenhagen - zich uit te spreken over de omvang van de eerste uitbreidingsgolf. We kunnen ons pas een goed oordeel vormen over de vraag welke landen werkelijk gereed zijn toe te treden naar kennis te hebben genomen van het hele onderhandelingspakket. Daarom moet de individuele toetsing mogelijk blijven tot het laatste moment.

Deze Europese discussie is een zware opgave voor het kabinet. Het zal een grote inspanning van veel bewindslieden vragen om in de Europese hoofdsteden duidelijk te maken wat de Nederlandse positie is en om ze te doordringen van de redelijkheid van onze argumenten en de hardheid van onze stellingname. We verwachten hier veel inspanningen van de regering, en ook een tastbaar resultaat.

Defensie, Irak

Veiligheid is niet alleen een nationaal thema maar ook een internationaal thema en ook hier spelen waarden en normen. Zo komt de fundamentele solidariteit met de VS voort uit het besef dat we in belangrijke mate dezelfde waarden en normen delen. We moeten er staan als een belangrijke bondgenoot als de VS dat vraagt maar ook omdat het onszelf aangaat. We kunnen ondanks onze welvaart en een ongekende periode van stabiliteit in West Europa niet berusten in een onbezorgde houding. We kunnen niet doen alsof er geen gevaar bestaat want dat gevaar kan overal vandaan komen, dat heeft het drama op 11 september wel bewezen. Gevaar moet soms met militaire middelen worden bestreden. Niet iedere dreiging kan met politieke of economische middelen worden weggenomen. Kofi Annan zei het zo: "You can do a lot with diplomacy; but of course you an do a lot more with diplomacy backed by firmness and force". Dat vergt dan ook een moderne snel inzetbare krijgsmacht met goed getrainde militairen. We steunen de inzet van de VS om een eind te maken aan de mogelijkheid dat Saddam Houssein zou beschikken over massavernietigingswapens. We zijn ook verheugd doch niet verbaasd over het feit dat de Amerikaanse regering de route kiest via de Veiligheidsraad. Mijn fractie gaat ervan uit dat ook na de recente reactie van Irak, de Veiligheidsraad zijn verantwoordelijkheid neemt. Wij waarderen het zeer dat de minister van Buitenlandse Zaken en de minister-president met één geluid, van den beginne af aan, geen twijfel hebben laten bestaan over de Nederlandse houding in de kwestie Irak.

Begroting 2003

Het kabinet is na zijn aantreden geconfronteerd met een verslechtering van het economische en budgettaire beeld en heeft een pakket aanvullende tekort beperkende maatregelen voorgesteld.

Hoewel wij niet - zoals sommige andere partijen - de kiezers hebben beloofd "nooit meer een tekort" dreigen we wel zover van begrotingsevenwicht af te raken dat aanvullende maatregelen nodig zijn. Dat daar enige procyclische werking vanuit gaat dient voor lief te worden genomen. Pleidooien om nu juist extra budgettaire verruiming te realiseren, bijvoorbeeld door extra lastenverlichting, doen denken aan het pleiten voor een feestje op de Titanic in plaats van een tijdige koerscorrectie. De geschiedenis van te late koerscorrecties is pijnlijk. De kern van het probleem van de verslechterende concurrentiepositie zit ook niet het begrotingsbeleid maar in de arbeidskostenontwikkeling. Gedurende een reeks van jaren is de loonontwikkeling te uitbundig geweest, ondanks lastenverlichting door de overheid. Die uitbundigheid betreft vooral de CAO-lonen maar werkgevers hebben daar ook vrijwillig nog een schepje bovenop gedaan zoals blijkt uit de sterke zgn. incidentele loonontwikkeling. Het is ook aan de sociale partners om nu snel een correctie te realiseren en ze moeten niet bij de regering aankloppen om geld. De regering is platzak en staat zelfs in het rood.

Wij vinden dat de regering op hoofdlijnen verstandige afwegingen heeft gemaakt wat betreft de benodigde extra bezuinigingen en extra lastenverzwaringen. We verlangen wel dat, zodra de budgettaire omstandigheden dit toelaten, de extra lastenverzwaring nu, wordt gecompenseerd door extra lastenverlichting straks. We vragen een concrete toezegging van de regering. Bij de behandeling van het belastingplan zullen wij - uiteraard met dekking - voorstellen om de vrijstelling van de rendementsheffing te verhogen zodat kleine spaarders en beleggers minder snel belasting hoeven te betalen. Ook wensen wij vast te houden aan de afspraken over de fiscale vormgeving van de levensloopfaciliteit. Wat heeft het kabinet bewogen die afspraak terzijde te schuiven en is het gekomen met een subsidieregeling?

De begrotingen doorbladerend viel het ons op dat op veel terreinen nog geen of weinig concrete meetbare doelen zijn geformuleerd. Wanneer komt het kabinet daar alsnog mee?

Wij willen graag dat meer haast wordt gemaakt met het versterken van de veiligheidsketen. Vooral in 2003 zou extra geld zeer welkom zijn. Wij zijn van oordel dat een extra bedrag van 140 miljoen voor dit doel in 2003 kan worden vrijgespeeld. Als volgend jaar het moratorium op verkoop van landbouwgronden van domeinen wordt opgeheven, kan ruim 100 miljoen beschikbaar komen. Daarnaast hoeft de door het vorige kabinet voorgestelde algemene regeling om mensen die 3 jaar in de bijstand zitten een toeslag te geven. niet door te gaan hetgeen een kleine 40 miljoen oplevert. Graag een reactie van het kabinet?

Tot slot

De VVD herkent veel liberale gedachten in het Strategisch Akkoord en in de uitwerking daarvan in de eerste begroting van het nieuwe kabinet. In de nieuwe begrotingssystematiek wordt de nadruk gelegd op meetbare presentaties. Op het realiseren daarvan zullen we ministers en staatssecretarissen gaan beoordelen en niet op de schoonheid van hun balonnen. We zullen het beleid langs de liberale meetlat houden. Die is minder geheimzinnig dan de feministische meetlat en luidt alsvolgt:

1) Worden de afspraken uit het Strategisch Akkoord nagekomen? Ook minister De Geus kan niet samen met de sociale partners het Akkoord openbreken.

2) Zijn de plannen ambitieus genoeg, staan er concrete doelen in?

3) Staan in de plannen de mensen zelf centraal? Wij hebben niet zoveel behoefte aan plannen waarin de overheid en de maatschappelijke organisaties een doel op zichzelf zijn geworden.

4) Wordt voldoende ingezet op deregulering?

5) Wordt ook tijdig gerealiseerd wat in het vooruitzicht is gesteld?

Dat zijn de vijf meetpunten van de liberale meetlat waarop we iedere bewindspersoon zullen beoordelen.

Tot slot het volgende

Hoewel ik inmiddels bekend sta als de plaaggeest van de minister-president - en ik weet niet of dat een eretitel is - is het volledig terecht als ik hem nu een compliment geef. Samen met de minister van Financien heeft hij zijn eerste begroting en ook de Troonrede tot een goed einde gebracht. Dat was niet gemakkelijk want het kabinet was direct genoodzaakt om een aantal nieuwe moeilijke beslissingen te nemen. Ik bewonder zijn uithoudingsvermogen - want de voorafgaande periode was ook al zwaar - en hij heeft ondanks alle turbulentie om hem heen zijn goede humeur weten te bewaren. Dank dus.