Antwoorden Kamervragen van de leden Veling en Van Dijke (beiden ChristenUnie)
Vraag 1:
Is het waar dat Nederland sociale uitkeringen aan Nederlandse staatsburgers die in door
Israël bezet gebied wonen per 2003 zal verlagen of inhouden?
Antwoord 1:
Per 1 januari 2000 is de Wet beperking export uitkeringen (Wet BEU) in werking getreden. In deze
wet is voorzien dat personen die reeds voor die datum een socialeverzekeringsuitkering hadden en
buiten Nederland woonden, deze slechts dan konden behouden na ommekomst van de
overgangstermijn op 1 januari 2003 indien tussen Nederland en het land waar de
uitkeringsgerechtigde woont een verdrag tot stand is gebracht dat een adequate controle op de
rechtmatigheid van de betaling van de uitkering mogelijk maakt. Als dat verdrag op die datum niet tot
stand is gekomen, dan wordt de uitkering ingetrokken met uitzondering van AOW die tot ten
hoogste het bedrag van het gehuwdenpensioen betaald blijft worden.
Op grond van het volkenrecht is Israël in de bezette gebieden bezetter en geen soevereine
machthebber. Daarom heeft Israël geen bevoegdheid tot het aangaan van verdragsverplichtingen
voor het bezette gebied. Israël kan dus voor Nederlandse staatsburgers die in de bezette gebieden
wonen geen verdragsverplichtingen aangaan zoals zijn voorzien in het kader van de Wet BEU. Bij
gebreke van een verdrag dat van toepassing is in de bezette gebieden, zullen de uitkeringen van
gerechtigden die daar wonen dan ook per 1 januari 2003 worden beëindigd of verlaagd op grond
van de Wet BEU.
Vraag 2:
Kunt u meedelen om hoeveel personen het precies gaat en om hoeveel uitkeringen van
welke aard? Hoeveel Nederlandse staatsburgers in Israël blijven hun uitkering wél
ontvangen?
Antwoord 2:
In Israël ontvangen 1.352 gerechtigden een Nederlandse socialeverzekeringsuitkering krachtens de
AOW of de Anw. Van hen hebben 703 personen de Nederlandse nationaliteit. Deze uitkeringen
blijven betaald worden.
In bezette gebieden ontvangen 26 personen een AOW-uitkering en 4 personen een
Anw-uitkering. Dertien personen hebben de Nederlandse nationaliteit, vijftien personen de
Israëlische nationaliteit, één persoon de Jordaanse en een heeft de Palestijnse nationaliteit.
Kinderbijslag krachtens de AKW wordt uitbetaald ten behoeve van 19 in Israël woonachtige
kinderen.
In de bezette gebieden wordt voor 6 kinderen in 4 huishoudens wordt kinderbijslag betaald. Voor
de AKW is de nationaliteit geen kritisch gegeven en is dit gegeven derhalve niet in het
geautomatiseerde systeem van de SVB geregistreerd.
---
Vraag 3:
Is in de onderhandelingen tussen Nederland en Israël over het desbetreffende verdrag
expliciet aandacht gegeven aan de gevolgen voor deze Nederlandse
uitkeringsgerechtigden, gegeven de omstandigheid dat zij woonachtig zijn in de
zogenaamde bezette gebieden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat was de reactie van
Israëlische zijde dat deze Nederlandse staatsburgers niet onder de reikwijdte van het
verdrag zullen vallen?
Antwoord 3:
In de onderhandelingen tussen Nederland en Israël over het socialezekerheidsverdrag is niet expliciet
aandacht besteed aan de bezette gebieden, omdat bekend was dat Israël daarover geen
zeggenschap heeft en niet kon worden aangegeven of daar Nederlandse uitkeringsgerechtigden
woonden. Dit laatste is eerst onlangs bij een bestandsonderzoek gebleken.
Vraag 4:
Is ook voorlichting gegeven aan deze Nederlandse staatsburgers over de dreiging van een
verlies van of korting op hun uitkeringsrechten?
Antwoord 4:
De Sociale verzekeringsbank (SVB) heeft door middel van haar Internationale Nieuwsbrieven alle in
het buitenland wonende uitkeringsgerechtigden regelmatig op de hoogte gehouden van de stand van
zaken met betrekking tot de Wet BEU. Dit is gebeurd op hoofdlijnen. In deze Internationale
Nieuwsbrieven heeft de SVB geen melding gemaakt van het feit dat het verdrag met Israël geen
toepassing vindt op de bezette gebieden. Wel heeft de SVB op 9 augustus 2002 heeft de SVB de
betrokkenen, woonachtig in de bezette gebieden, per brief concreet geïnformeerd dat zij er rekening
mee moesten houden dat hun uitkering per 1 januari 2003 zou worden beëindigd c.q. verlaagd.
Vraag 5, 6, 7, 8:
Erkent u dat het recht op uitkering van deze Nederlandse staatsburgers een
overheidsplicht impliceert om alles te doen om deze personen de hen rechtens toekomende
uitkeringsgelden te verschaffen? Zijn de gevolgen voor de betrokken
uitkeringsgerechtigden niet buitenproportioneel zwaar, zeker in het licht van het gegeven
dat Israël in staat moet worden geacht medewerking te verlenen aan de controle van de
rechtmatigheid van de uitkeringen? Ziet u de mogelijkheid onder ogen dat het geval zich
kan voordoen dat een AOW-gerechtigde Nederlander, woonachtig in bijv. Oost-Jeruzalem,
om het enkele feit van zijn woonplaats een in zijn ogen > tegemoet moet
zien? Erkent u dat dit als zeer pijnlijk en onredelijk zal worden ervaren, hetgeen beter
voorkomen kan worden?
Wilt u de mogelijkheid onderzoeken de betrokken Nederlanders op een andere wijze hun
uitkering te laten behouden? Met wie zou daartoe een overeenkomst moeten worden
gesloten?
Op welke wijze kan de inkomensderving van de Nederlandse uitkeringsgerechtigden
worden gecompenseerd, indien onverhoopt moet worden overgegaan tot stopzetting van
hun uitkeringen?
---
Antwoord 5, 6, 7, 8:
Op grond van de Wet BEU bestaat buiten Nederland slechts recht op een socialeverzekerings-
uitkering in een land waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten. Dit verdrag dient afdoende
waarborgen te bevatten inzake de controle op de rechtmatigheid van de uitkeringen. Als gevolg van
de Wet BEU is de woonplaats dan ook een relevant gegeven geworden voor het recht op uitkering.
Voor wat betreft de bezette gebieden zal moeten worden bezien met wie en op welke wijze tot
verdragsrechtelijke afspraken zou kunnen worden gekomen om de hiervoor bedoelde waarborgen te
verkrijgen. Ik houd echter aan het uitgangspunt van de Wet BEU vast dat er, zolang geen
verdragsrechtelijke afspraken zijn gemaakt er voor de desbetreffende personen geen (ongekort)
recht op uitkering kan bestaan.
Op grond van het feit dat betrokkenen pas op een zeer laat tijdstip zijn geïnformeerd en gelet op de
onduidelijkheid die er bij betrokkenen kon bestaan over de territoriale werkingsfeer van het
Nederlands-Israëlisch verdrag, past het niet binnen de algemene beginselen van behoorlijk bestuur
de herziening of de intrekking van de uitkeringen te doen ingaan op 1 januari 2003. Dat geldt ook
voor de uitkeringsgerechtigden, die woonachtig zijn op het gebied van de Westelijke Sahara,
waarvoor tot voor kort een soortgelijke onduidelijkheid bestond en die ook pas onlangs zijn
geïnformeerd. Derhalve zal voor deze groep, ter beoordeling van de SVB, ook gelden dat de
rechten, voorzover de wet BEU van toepassing is, worden beëindigd op
1 januari 2004.