Eén standpunt op adviezen over community care
De Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
DGB/OAG-2315088
23 september 2002
Op 25 juni jongstleden heeft de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg
het advies Samen leven in de samenleving over community care en
community living officieel aangeboden aan de Staatssecretaris van VWS.
Het advies biedt een gedetailleerde analyse van de stand van zaken op het gebied van de ontwikkeling van community care en signaleert knelpunten en mogelijkheden in die ontwikkeling. De RVZ gebruikt daarbij de zorg voor verstandelijk gehandicapten als voorbeeldsector. Het advies mondt uit in aanbevelingen die gericht zijn op het oplossen van gesignaleerde knelpunten, alsmede een stimulering en verbreding van de ontwikkeling van community care en community living.
De Minister van VWS heeft destijds over het onderwerp community care
zowel aan de Raad voor de Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) als aan
de RVZ gevraagd een advies uit te brengen, zodat zowel de zorg- en
dienstverleningsaspecten, als de maatschappelijke condities die
relevant zijn voor dit onderwerp volledig en in onderlinge samenhang
kunnen worden belicht.
De RVZ en RMO hebben met het oog hierop geregeld overleg gevoerd over
afstemming en samenwerking om te bewerkstelligen dat beide adviezen
elkaar in de uitwerking aanvullen. Dit leidt ertoe dat twee
afzonderlijke adviezen worden uitgebracht, die een aantal belangrijke
uitgangspunten delen, met name de centrale positie van
burgerschapsmodel.
In verband met deze inhoudelijke samenhang zal over beide adviezen één
geïntegreerd regeringsstandpunt worden bepaald.
De RMO zal, naar zich nu laat aanzien, in het najaar haar advies over community care uitbrengen. Het geïntegreerde regeringsstandpunt met betrekking tot beide adviezen zal uiterlijk drie maanden na het verschijnen van het RMO-advies aan de Tweede Kamer worden aangeboden.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp