SERV
Jozef II-straat 12-16
1000 BRUSSEL
Tel. (00 32) 2 209 01 11
Fax. (00 32) 2 217 70 08

Sociaal-Economsiche Raad van Vlaanderen

Persbericht

SERV vindt dat alternerend leren volwaardige opleiding moet zijn

10a7373.jpg

Brussel, 25 september 2002

T.a.v. de redactie,

Gisteren stelde de SERV zijn aanbeveling rond alternerend leren voor in een studievoormiddag. De Vlaamse sociale partners pleiten voor een betere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Via de sectoren willen zij bedrijven stimuleren om voldoende werkplekopleidingen voor deeltijds leerplichtigen aan te bieden. Zij stoten wel op een aantal hinderpalen die enerzijds te maken hebben met het regelgevend kader en anderzijds het onderwijsbeleid zelf. Via de aanbeveling willen de interprofessionele partners het beleid helpen de knelpunten in het alternerend leren weg te werken meer in het bijzonder voor het deeltijds leren.

Alternerend leren in Vlaanderen stiefmoederlijk behandeld Alternerend leren is een opleidingsconcept, gericht op het leren door beroepspraktijk én door aangepaste vorming. Deeltijds leren op school of in een vormingscentrum wordt afgewisseld met een werkplekopleiding. Het is een volwaardige vorm van leren en is voor sommige beroepen of voor bepaalde jongeren zelfs meerwaardig. Alternerend leren wordt in Vlaanderen stiefmoederlijk behandeld. Het is niet uitgebouwd als een volwaardig stelsel. In Vlaanderen gaat het over het middenstandsleerlingenwezen en de Centra voor Deeltijds Onderwijs. In vergelijking met andere landen kennen die een gering bereik. Niettemin nam de laatste jaren het aantal werkervaringsplaatsen toe. Toch blijft een groep leerplichtigen zonder werkplaats. Verder ontbreekt soms de wisselwerking tussen leer- en werkcomponent. Het aanbod is versnipperd en de regelgeving complex. Bovendien kampt het alternerend leren met een negatief imago door het watervaleffect in het onderwijs.

Voltijds engagement voor een startkwalificatie
In 2010 moet het aantal jongeren dat de school verlaat zonder diploma gehalveerd zijn (SERV-platformtekst juli 2000). Dit vertaalde de raad in het recht op een startkwalificatie. Een jongere moet deze startkwalificatie zowel via het voltijds onderwijs als via het deeltijds leren en werken kunnen behalen. De uitbouw van het alternerend leren is een gedeelde verantwoordelijkheid van overheid, sociale partners en jongeren. Overheid en sociale partners moeten zorgen voor een voldoende kwalitatief aanbod. De overheid moet het systeem vereenvoudigen en ondersteunen. De jongere moet zich voltijds engageren. In de praktijk nemen sommige jongeren in het deeltijds onderwijs enkel het schoolse gedeelte op. Enerzijds is er niet altijd een werkervaringsplaats beschikbaar, anderzijds blijkt werken niet voor alle jongeren haalbaar. De SERV oordeelt dat een voltijds engagement van de jongere het uitgangspunt moet zijn. Hiertegenover moeten ook engagementen staan van de overheid, de centra, de sociale partners en het bedrijfsleven.

De overheid moet zorgen voor een voldoende en overzichtelijk aanbod van opleidingen en trajectbegeleiding. Voortrajecten of brugprojecten laten niet arbeidsrijpe leerlingen doorstromen naar een leerovereenkomst. Modules en deelcertificaten voorkomen dat jongeren de school met lege handen verlaten. De kwaliteit van het opleidingenaanbod kan verbeteren door een kwaliteitszorgsysteem. Praktijkleraren verdienen meer waardering. In de lerarenopleiding moet aandacht gaan naar de specifieke competenties voor het deeltijds onderwijs. Netwerken tussen de actoren kunnen taken, profilering en middelen op elkaar afstemmen. Cruciaal blijft dat de overheid voldoende middelen en uitrusting ter beschikking stelt van alle centra. De gezamenlijke promotie van het alternerend leren, een onafhankelijke trajectbepaling die rekening houdt met de interesses en competenties van de jongere, het opmaken van een individueel dossier en het erkennen van verworven competenties kunnen de trajectbegeleiding verbeteren. Een gedegen opvolging van de werkervaring en de leertijd en de uitwisseling van deze informatie zijn nodig om een volwaardig diploma op te leveren. Hiervoor moeten stimulansen en sancties voorzien worden. De voltijdse invulling kan gerealiseerd worden via een contractverplichting voor alle deeltijds lerenden. Pooling van de middelen en afstemming van de opdrachten kunnen leiden tot een efficiënter trajectbegeleiding. De werkervaring moet aan minimale kwaliteitsgaranties voldoen. Ondernemingen staan open voor praktijkleren, maken tijd vrij voor de opleiding en scheppen leermogelijkheden. De uitrusting, de capaciteit en de activiteiten stemmen overeen met de leertrajecten. De jongere kan rekenen op een mentor die hem introduceert, begeleidt, evalueert en die in staat is competenties over te brengen. De onderneming discrimineert niet en stelt de afwerking van het opleidingstraject tot doel. Het beleid moet de ondernemingen daarin stimuleren. Het alternerend leren verdient een volwaardige erkenning van diploma s en startkwalificaties. De leerlingen moeten een getuigschrift verkrijgen gelijkwaardig aan het voltijds TSO en BSO. Is een getuigschrift niet haalbaar, dan moet een bewijs van verworven competenties mogelijk zijn.

Vereenvoudiging van het systeem
De afstemming van de bevoegdheden over alternerend leren is een prioriteit. Het federale beleid moet beter aansluiten bij de Vlaamse prioriteiten. Dit geldt in het bijzonder voor modularisering, eindtermen en certificering. De SERV geeft ook aanbevelingen om de stelsels en contracten te harmoniseren. Vooreerst vraagt de SERV een uniforme regeling naar statuut en sociale zekerheid. De leeftijdsgrens in het werknemersleerlingenwezen kan versoepeld worden. De procedure voor erkenning van patroons moet ook versoepeld.

Meer steun om jongere werkervaring te bieden
De SERV vraagt een doorlichting en heroriëntering van de ESF-middelen voor onderwijs. Een evaluatie en uitzuivering van de doelgroep voor brugprojecten is nodig. De voortrajecten hebben nood aan bijkomende instrumenten en middelen. Het VESOC-akkoord van 1999 stelde aan de sectoren en de centra deeltijds onderwijs middelen ter beschikking voor het alternerend leren. De SERV vraagt de initiatieven te evalueren en voort te zetten. Ook in het middenstandsleerlingenwezen moeten de sectoren hun rol verder zetten. Verder moeten de sectoren betrokken worden bij de implementatie van de modularisering.

Met vriendelijke groeten,

Christine Jacobs
Communicatieverantwoordelijke SERV
tel. 02/20.90.188