Partij van de Arbeid

Bussum, 23 september 2002.

Brief aan de leden van het partijbestuur

Beste partijgenoten,

Na lezing van het rapport van de commissie-Politiek Inhoudelijk Koers neem ik de vrijheid enkele op- en aanmerkingen te maken. Node heb ik op de avond van 15 mei de volledige verantwoordelijkheid voor de verkiezingsuitslag op mij genomen omdat ik graag voorop zou zijn gegaan in het trekken van het herstel van de sociaal-democratie. Binnen een verantwoordingscultuur zoals ik die zie paste echter slechts één conclusie. Tegelijk heb ik aangegeven mij, ook op basis van het mandaat van het congres, verplicht te voelen waar mogelijk bij te dragen aan het hervinden van de weg naar succes. Daarom reageer ik nu.

Dat de verkiezingsuitslag de partij noopt om haar positie en werkwijze opnieuw te bepalen spreekt voor zich. Daarbij mag en moet alles bespreekbaar kunnen zijn. Dat is nog niet hetzelfde als vandaag overboord gooien van wat gisteren nog van waarde was. Juist in deze tijd waarin politiek opportunisme de ruimte krijgt is het van belang duidelijk te blijven maken waarvoor je stond en staat. Ik kan heel goed begrijpen dat er grote teleurstelling is over de gang van zaken in onze eigen campagne. Er valt ook veel op aan te merken, al is dat achteraf makkelijker dan in het heetst van de strijd. De hoofdzaak blijft toch dat we zijn geconfronteerd met gebeurtenissen waarop niemand redelijkerwijs kon anticiperen. Vervolgens zijn we in veel opzichten tekortgeschoten. Er is in de afgelopen 131 dagen geen etmaal voorbijgegaan waarin ik niet de pijn heb gevoeld van de verloren steun en de daaruit volgende persoonlijke gevolgen voor niet gekozen kandidaten en ontslagen medewerkers. Het zou voor de partij ook wel het eenvoudigst zijn de conclusie te kunnen trekken dat het de campagne en de lijsttrekker zijn geweest die het uit handen hebben gegeven. Ik ben natuurlijk niet degene die hierover het laatste woord kan spreken. Maar ik ben er echt van overtuigd dat het riskante gemakzucht is om de campagne zo centraal te stellen: ondanks het feit dat campagnevoerders graag anders pretenderen worden verkiezingen niet gewonnen of verloren door de campagnes zelf. Campagnes versterken of verzwakken de kansen van een partij die worden bepaald door wat voorafging, door het maatschappelijk klimaat en door de concurrentie tussen de lijsttrekkers en hun programma's. Met het oog op de toekomst is het dus riskant het doorgronden van die maatschappelijke omgeving ondergeschikt te maken aan de veronderstelling dat een betere campagne tot een heel andere uitkomst zou hebben kunnen leiden.

Mag ik een paar omgevingsfactoren noemen nu de commissie daaraan voorbijgaat? · Het kerend tij voor de sociaal-democratie in Europa: in luttele tijd hebben zich in Oostenrijk, Noorwegen, Denemarken en Frankrijk grote verschuivingen voorgedaan ten koste van de sociaal-democratie met als gemeenschappelijk kenmerk de beslissende bijdrage van rechts-populistische partijen. Gelukkig kwam gisteren in Duitsland de SPD met de schrik vrij, zonder het gevaar te hoeven duchten van een populist zoals Schill (die kort geleden in Hamburg nog toesloeg maar in de nationale media geen poot aan de grond kreeg). Ook in Zweden, waar de structurele positie van onze zusterpartij overigens een stuk sterker is, ontbrak provocatie van die kant.

· De maatschappelijke strijd om de macht: de wijze waarop in Rotterdam de PvdA aan de dijk werd gezet en kort daarop uit werkgeverskring werd aangegeven dat ook landelijk een coalitie van CDA, VVD en LPF goed zou zijn voor de ondernemersagenda zijn zeer belangrijke signalen geweest van de gezamenlijke ambitie die vogels van divers pluimage bijeenbracht: de PvdA uit de macht. Daarover gaat politieke strijd, daarover gaan verkiezingen. Ik heb me zelf meer dan anderen hierover zorgen gemaakt (zie onder meer mijn "saaie" rede in Paradiso, nog altijd te lezen op het web). De PvdA dreigt nu door een begrijpelijke maar soms wel ver doorgevoerde fixatie op de "ideeënpartij" haar positie als belangenbehartiger van de mensen die we echt willen bereiken te verwaarlozen.

· De pendule in de democratie: de PvdA heeft gedurende lange tijd landelijk en lokaal veel in de melk te brokkelen gehad; dat lokt reacties uit, op inhoud en stijl. En ook al is er heel wat aan te merken op de stijl van ons optreden, niet zelden blijkt stijlkritiek een voorwendsel om machtswisseling tot stand te brengen (of zijn er nu nog die denken dat de belofte van meer "dualisme" door de nieuwe coalitie daadwerkelijk gestand zal worden gedaan?). Van alle analyses die intern zijn gemaakt vond ik die van Intomart het meest evenwichtig en nog het meest bij de kern van de zaak liggend. Ik neem aan dat deze in het bezit is van het partijbestuur. Het is jammer dat de werkgroep belangrijke onderdelen hiervan niet laat terugkeren in het rapport.

· Immateriële onzekerheid in tijden van materiële welvaart: de PvdA is er in de afgelopen jaren in geslaagd de toegang van mensen tot werk en inkomen weer op peil te brengen en het verloren terrein van de jaren tachtig in menig opzicht te herwinnen. Daardoor is ook ruimte ontstaan voor nieuwe eisen aan de overheid, steeds meer op individuele maat gesteld door kritische, goed geïnformeerde burgers. Daar raakt de PvdA gemangeld tussen tevredenheid over de verbetering van de voorwaarden voor integratie (werk, inburgering, voorschoolse educatie) en pleidooien voor gemeenschappelijke regelingen door een overheid waarvan heel wat mensen vinden dat deze aan hun zorgen voorbijgaat. Onze kwetsbaarheid schuilt in de spanning tussen onze eigen vrijheidsdrang en het besef dat voor veel mensen bescherming en ondersteuning nodig blijft. Ik heb mijn bijdrage geleverd (S&D april 2001) om de keuzes voor de toekomst te verkennen en ook zo veel mogelijk richting te geven. Uiteraard geef ik ze graag voor betere en in ieder geval moet het draagvlak worden versterkt door verdieping en debat. De commissie beperkt zich nu tot het aandragen van dilemma's. Dat is niet erg, want oplossingen voor complexe problemen zijn meestal niet instant beschikbaar. Maar iets meer van een open houding in de beoordeling van dertien jaar Kok, waarin binnen alle dilemma's wel is gekozen, hoe imperfect ook, zou niet hebben misstaan. Het is Nederland en de Nederlanders in die periode immers geleidelijk aan wat beter gegaan.

· Fortuyn vóór de moord: de verschrikkelijke gebeurtenissen van 6 mei en daarna mogen ons er niet toe brengen de ogen te sluiten voor absurditeiten en onvoorziene feiten waarmee zijn we geconfronteerd. Ik noem de omkering van de werkelijkheid over de resultaten van paars. De onvermijdelijke spanning tussen de lijsttrekker die ook voor verandering pleitte naast een premier die eerste verantwoordelijkheid droeg voor het gevoerde beleid. De "adoratie" (in de woorden van Wim Kok) door de media van Fortuyn. Hun fascinatie voor het onbeschreven blad van Balkenende tegenover de "track records" van Dijkstal en Melkert. De val van het kabinet-Kok die het klimaat van onzekerheid voedde. De voorgoed veranderde verhoudingen in de wereld en in eigen land in het doordreunen van 11 september. De diepe daling van investeringsbereidheid en consumentenvertrouwen. Factoren waarop soms meer en soms minder gelukkig is gereageerd, maar die ieder voor zich en bij elkaar opgeteld de positie van de PvdA ondermijnden.

· Het dédain voor de bestaande politiek: sinds jaar en dag de kern van het succes van populistische bewegingen, waartegen de PvdA altijd zelfbewust en consequent weerstand heeft weten te bieden. Nu wordt kennelijk ook in eigen kring de particuliere werkelijkheidsbeleving van Van Westerloo of Van Gijzel tot norm voor beoordeling gepromoveerd. Zijn die andere 44 fractieleden dan vier collectief gek of gezeglijk geweest? Er wordt verondersteld dat PvdA-Kamerleden (of raadsleden) de samenleving niet zouden kennen, terwijl ik zeker weet dat onze vertegenwoordigers gemiddeld de vergelijking met anderen glansrijk kunnen doorstaan. En met de desavouering van de kandidatenlijst wordt over het hoofd gezien dat de belangen van de kiezer uiteindelijk wel op deskundige wijze in regering en parlement in daden moeten worden omgezet. Dat een volksvertegenwoordiger meer moeten kunnen dan wetten beoordelen staat vast. Maar wie zonder die kennis effectief denkt te zijn in het parlement heeft zijn kiezers op het verkeerde been gezet, zoals intussen in de Kamer al ruimschoots is gebleken. Hierover zullen we in en vanuit de PvdA ook heel helder moeten zijn en niet moeten meewaaien met het sentiment van de afgelopen tijd. Het parlement is geen theater voor "big brother" en mag dat niet worden. De psychiater Van Dantzig sprak gisteren in de NRC deze wijze woorden: "Maar ook de democratie heeft net zoals opvoeding wel degelijk spelregels nodig wil ze kunnen functioneren. Maar die spelregels worden niet geleerd. Neem bijvoorbeeld de spelregel dat je dankbaar moet zijn voor 'het gedoe' in Den Haag. Omdat democratische politiek nu eenmaal vervelend gekriebel op de vierkante centimeter ís. Omdat hier niet autoritair beslist wordt wat God of de Führer wil, maar naar compromissen gezocht wordt tussen mensen met heel verschillende meningen".

Met deze kanttekeningen pretendeer ik niet de gebeurtenissen rondom 15 mei geheel en al te begrijpen. Het verloop van de tijd zelf zal antwoorden kunnen geven op nog vele openstaande vragen. Het enig wat ik wil zeggen is dat in een terugblik op de campagne deze aspecten niet mogen ontbreken. Dat dreigt nu wel. En ik denk ook een belangrijke reden te kennen waarom dat zo is. Want wanneer in het rapport wordt gesproken over de "uitgestelde crisis" dan ben ik geschokt. Daaronder gaan zoveel gebrek aan realiteitszin en gebrek aan trots schuil over wat in de afgelopen jaren is bereikt. Het zal heel veel tijd en een enorme inspanning vergen om net zo als in de tijd van Drees en Den Uyl weer de positie te bereiken die Kok, vele ministers en wethouders en allen die hen hebben gesteund in staat stelde waardevolle resultaten voor een sociale samenleving te bereiken. Waardevolle veranderingen in een land waarin de sociaal-democratie een minderheidstroming is en zal blijven. Wie van een "uitgestelde" crisis spreekt gaat dus voorbij aan de in 1998 en de jaren daarna gebleken grote waardering voor het gevoerde beleid. Dat poetst de crisis van 2002 natuurlijk niet weg. Die vloeit voort uit een vanuit zeer verschillende motieven exploderende wens tot verandering in combinatie met het gebrek aan vertrouwen in onze bijdrage voor de toekomst. Daarom moeten we de bakens verzetten waar dat nodig is, maar niet met de wind meewaaien. Want veel van wat nu in kabinetsvoornemens ligt besloten zal straks op goede argumenten kunnen worden aangevochten. Daartoe behoren ook argumenten die we in de campagne naar voren hebben gebracht, maar waarvoor om allerlei redenen geen gehoor bestond. Inmiddels blijkt steeds meer dat de politiek niet wordt "teruggegeven" aan de mensen zoals was beloofd; ondertussen dreigt sociale en ecologische schade te ontstaan. Wie op zoek is naar een politiek-inhoudelijke koers zou zich hierop in de eerste plaats moeten richten.

Na het schetsen van dilemma's moeten we dus verder zien te komen. Zoals we ons herinneren ging de overgang van een vruchteloze tijd van oppositie naar regeringsdeelname in 1989 en de jaren daarna gepaard met strijd en pijn. Ik moest daaraan denken toen we in de campagne in onze partij op verdeeldheid stuitten over de harde kant van de aanpak van de veiligheid waarmee volgens mij voor onze kiezers onze geloofwaardigheid staat of valt. We moeten onderkennen dat voor de versterking van ons programma er wel een probleem waar ook de commissie op stuit. Bij de opstelling van het verkiezingsprogramma viel al op dat er te weinig concrete bouwstenen lagen vanuit de partij die er al geruime tijd onvoldoende in is geslaagd zich met het oog daarop goed te organiseren. Dit is voor wisselende partijbesturen en de vaste bezetting van de WBS gedurende vele jaren een bijzonder moeilijke opgave gebleken. In de komende jaren hebben we de kans van de nood een deugd te maken: mensen opnieuw te mobiliseren voor de zaak van de gemeenschap door zelf het goede voorbeeld te geven in een stijl van onderling respect en waardering, trots op wat is bereikt in ongedurig verlangen om rechtvaardigheid en kansen meer ruimte te geven.

Ik zie ernaar uit hieraan in de komende tijd ook internationaal bij te dragen binnen de verantwoordelijkheid die ik bij de Wereldbank mag gaan bekleden. Zo blijf ik, hoewel verderaf, dichtbij de inzet voor een betere wereld die ons allen bindt. Ik dank jullie voor de goede samenwerking en zal graag als partijlid blijk geven van mijn inzichten en blijvende betrokkenheid.

Met vriendelijke groet,

Ad Melkert.