Nederlandse mededingingsautoriteit (NMa)

A.W. Kist (directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit)

Bijdrage symposium "Met de rug naar de toekomst", Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing, Slot Zeist, 25 september 2002.


1. Inleiding


Voor het Nederlandse publiek moet de afgelopen maand ontnuchterend zijn geweest. Indringend deed de televisie de vraag in de huiskamer rijzen of in het Nederlandse bedrijfsleven ten minste een gedoogcultuur heeft geheerst. Velen zullen met spanning afwachten of de lopende onderzoeken de aan de openbare verhoren overgehouden indruk dat de wet willens en wetens is overtreden, dat men "ondergronds" is gegaan, waar is. Malversaties lijken door veel - ook toonaangevende - ondernemingen als volstrekt normale en acceptabele onderdelen van hun ondernemingsstrategie te zijn geaccepteerd.

Daardoor zijn in de betrokken onderdelen van de bouwwereld overigens niet alleen het normbesef en de integriteit op een hellend vlak gekomen. Ook zijn efficiëntie en dynamiek geremd door de demping van marktprikkels. Tekortschietend strategisch management, een gebrek aan innovatief vermogen en de verspilling van schaarse tijd en denkkracht om ouderwetse overlegstructuren te continueren hebben de winstgevendheid en het groeiperspectief van die bouwbedrijven ondergraven. Door een bijna gildeachtige schijnverdeling hebben die bouwbedrijven zichzelf met de rug naar de eigen toekomst geplaatst. Eén van de vragen is hoe ervoor kan worden gezorgd dat zij wél gaan kiezen voor een koers met toekomst.

Maar hoe relevant die vraag voor de actualiteit ook is, twee foute conclusies moeten niet worden getrokken. Ten eerste: 'de bouw deugt niet'. Nee, de juiste conclusie is: er zijn bedrijven, vermoedelijk sterk vertegenwoordigd in bepaalde sectoren van de bouw, die het kartelverbod vermoedelijk met voeten hebben getreden. Ten tweede: 'het is een probleem van de bouwsector'. Nee, het is niet alleen een sectorspecifiek probleem. De algemene les van de parlementaire enquête bouwnijverheid voor de criminaliteitsbeheersing is dat omvangrijke beleidsinspanningen in zowel de particuliere als de publieke sector noodzakelijk zijn als Nederland de bestrijding van financieel-economische criminaliteit serieus neemt.


2. De drie kernvragen


Na de openbare verhoren door de parlementaire enquêtecommissie lijken zich drie vragen heel natuurlijk bij iedereen op te dringen: · Is deze sector uniek?
· Moeten er meer regels komen?
· Is de overheid machteloos?
Het antwoord op deze drie vragen is naar mijn overtuiging een ondubbelzinnig 'neen' en ik zal u daarvoor mijn argumenten geven.

2.1 Er zijn veel meer kartelgevoelige sectoren

De bouwwereld is in mededingingsrechtelijk noch in economisch opzicht uniek. Er zijn economische factoren die bepaalde segmenten van de bouwmarkt gevoeliger maken voor economische vergrijpen (overheidsaanbestedingen en grondstoffenleveringen zijn voorbeelden). Zulke constellaties komen echter ook in andere sectoren voor.

Dat de bouw ook in mededingingsrechtelijk opzicht niet uniek is wordt duidelijk als u kijkt naar het zich steeds scherper aftekenende track record van de NMa. Er zijn inmiddels boetes opgelegd dan wel vermoedelijke inbreuken vastgesteld in de energiesector, de diergeneesmiddelendistributie, de benzinesector, de kledingbranche, de visserij, autoglas, de uitgeversbranche en de schoonmaakbranche. Verder zijn inbreuken vastgesteld in de telecommunicatie en in een internationale groothandelsector met vertakkingen in buurlanden. Uit de ervaringen van de Europese Commissie kunnen we aan deze lijst de financiële sector, de farmacie en de chemie toevoegen. Er lopen bij de NMa op dit moment zo'n 35 onderzoeken in 20 sectoren. Let wel: de NMa start pas een onderzoek indien er voldoende sterke concrete aanwijzingen voor een inbreuk zijn. Dit heeft ook juridische gronden, want het doen van 'onderzoek' is een in de wet beschreven bevoegdheid van de NMa.

Zoals het Duitse BundesKartellamt in zijn laatste jaarverslag ondubbelzinnig onderstreept: kartels zijn ondergronds en om ze op te sporen heb je "insiders" nodig. De Amerikaanse
mededingingsautoriteiten hebben hieruit - al 10 jaar geleden - dé les getrokken: bevorder dat "insiders" geprikkeld worden om te openbaren. In de VS zijn ze er eerlijk over. Pas sinds de introductie van een robuuste, voorspelbare clementieregeling zijn zij succesvol geworden in kartelopsporing. En bedenk: in de VS is gevangenisstraf een sanctie!

De bouwsector is derhalve in zoverre bijzonder dat de financieel-economische vergrijpen in deze sector plotsklaps in volle omvang en voor iedereen zichtbaar zijn geworden. Daarvoor was - mede - zo'n "insider" nodig. Economische berekeningen laten zien dat in een aantal Nederlandse sectoren een duidelijk bovengemiddeld risico op kartelvorming bestaat. Deze sectoren behalen jaarlijks naar schatting 100 miljard euro aan omzet. Binnen dat risicogebied moet de NMa vanzelfsprekend prioriteiten stellen.

Het stellen van prioriteiten is cruciaal in de handhavingspraktijk. Cruciaal is ook dat aan deze prioriteiten wordt vastgehouden. De prioriteitstelling is mede gebaseerd op de uit tips en klachten ontvangen signalen, op intern ontwikkelde instrumenten waarmee kartelrisico's voor de Nederlandse economie in kaart worden gebracht en op de maatschappelijke onrust die over bepaalde praktijken is ontstaan. De reputatie van de mededingingsautoriteit is uiteindelijk gebaseerd op een stabiele, doelgerichte handhaving en een consequente en voorspelbare sanctiepraktijk. Ondernemingen leren van eerdere procedures hoe effectief de toezichthouder is, hoe hij reageert en hoe hij opsporingsactiviteiten richt. Stabiliteit en doelgerichtheid zijn daardoor onlosmakelijk verbonden aan het bewerkstelligen van generale preventie.

2.2 Weinig goede regels zijn beter dan veel onduidelijke regels

Bij het vermoeden van zo wijd verbreide financieel-economische vergrijpen dringt de vraag op naar stringentere wet- en regelgeving. Moeten er méér regels komen? Moet het eenvoudiger worden misbruik van een economische machtspositie aan te tonen? Is de huidige bewijslast voor kartelgedrag te zwaar?

Het is verleidelijk die vragen bevestigend te beantwoorden. Er staat een paar zaken op het verlanglijstje, omdat de NMa daar tevens tegenop loopt bij onderzoek in andere sectoren. Het is voor iedereen duidelijk dat ondernemingen en hun adviseurs de Mededingingswet hebben gespeld en weten waar de mazen zitten. 'Schaduwboekhoudingen' of 'registratieoverzichten' worden vaak thuis bewaard, waar de NMa er niet bij kan. NMa-ers moeten bij een bedrijfsbezoek gericht weten welke belastende documenten zij zullen vorderen, want ze mogen de archieven niet dóórzoeken. Verzoeken om medewerking worden regelmatig van de hand gewezen, wellicht omdat de NMa voor een weigering om mee te werken slechts een boete kan opleggen van 4500 euro. Adequate aanpassingen van de wet op deze punten zijn dan ook noodzakelijk.

Maar in het algemeen lijkt het niet wenselijk verder te gaan zonder een debat over de maatschappelijke noodzaak van versterking van regulering en toezicht. De regels in het Uniform Aanbestedingsreglement kunnen kartelgedrag ondersteunen. De aangekondigde evaluatie van het UAR zal zich dan ook moeten richten op de gevolgen voor de mededinging van deze regels.

Verder aanscherpen van de regels zou buitenlandse toetreding (één van de belangrijkste disciplinerende factoren voor het bedrijfsleven) wel eens kunnen belemmeren. De Europese interne markt lijkt niet optimaal te werken in de bouwsector. Eén van de conclusies die men uit de parlementaire enquête kan trekken is dat meer concurrentie vanuit omliggende landen de Nederlandse bouwmarkt zou kunnen openbreken.

Onbegrijpelijke, verkeerde of onnodige regels leiden tot ontwijking en ontduiking en dus tot verminderd normbesef. Mijn indruk is dat er niet meer, maar minder regels moeten komen. Wellicht moet het UAR daarom fundamenteel ter discussie worden gesteld. Aanbestedende diensten moeten minder de gevangene zijn van een praktisch onomkeerbaar aanbestedingsproces. Het is waarschijnlijk nuttig met de stofkam door de gehele reglementering van bouwen en aanbesteden te gaan. Voor de aanbestedingspraktijk betekent dat concreet dat er ook met een frisse blik naar het veilingontwerp moet worden gekeken. Dat wordt door verschillende overheidsdiensten ook al gedaan. Na een aanbestedingsprocedure zouden de ongeopende calculatie-enveloppen kunnen worden gearchiveerd in plaats van ze terug te sturen naar de inschrijvers - waardoor wordt voorkomen dat ze als bewijs verloren gaan. Ook zou het goed kunnen zijn de inschrijfprijzen niet langer openbaar te maken, want die vorm van transparantie helpt karteldiscipline af te dwingen.

2.3 De overheid als architect en regisseur

De belangrijkste les die voor alle sectoren in de Nederlandse economie geldt, is dat de overblijvende regels in hun onderlinge samenhang beter, duidelijker en vooral ook slimmer moeten worden. Daardoor worden toezicht en handhaving effectiever. Het gaat erom intelligente prikkels in te bouwen waardoor naleving van de wet gemakkelijker wordt en overtreding minder oplevert. Het is mijn stellige overtuiging dat juist hier de rol van de overheid essentieel is. Het ontwerp is doorslaggevend voor de uiteindelijke naleving. De overheid heeft juist als ontwerper en regisseur een belangrijke taak.

Eén van de kenmerkende aspecten van financieel-economische criminaliteit is dat het voor de top van de onderneming relatief eenvoudig lijkt te zijn niet op de hoogte te zijn van dergelijke malversaties. De desbetreffende illegale activiteit kan desondanks een bijdrage leveren aan het bedrijfsresultaat. In het huidige tijdperk betekent die relatie met het bedrijfsresultaat dat opties, bonussen en gratificaties gekoppeld zijn aan het continueren van de financieel-economische vergrijpen. Het op eigen initiatief beëindigen van kartelafspraken en dergelijke wordt - onbedoeld - op het individuele niveau van bestuurder, leidinggevende en medewerker daarom ontmoedigd door de huidige prikkelstructuur.

Hier moet de overheid iets tegenover zetten om het zelfreinigend vermogen van het Nederlandse bedrijfsleven weer op een acceptabel niveau krijgen. Dik Trom wist het al: een ezel krijg je niet alleen in beweging met een stok, maar ook met een wortel. De wortel die de NMa de ondernemingsbestuurders kan en wil voorhouden is de toezegging dat het hanteren van een werkend bedrijfscontrolesysteem met scherpe interne procedures om naleving van de Mededingingswet te bevorderen zal worden opgevat als een substantiële boeteverlagende factor.

De toegepaste ezelpsychologie leert ons evenwel ook dat de ezel alleen zal lopen als hij zelf met de stok getroffen kan worden. Op dit moment zijn bestuursleden niet persoonlijk aansprakelijk voor overtredingen. Het wordt tijd dat te veranderen, zeker wanneer het gaat om kartelafspraken bij aanbestedingsprocedures. Hiervoor hoeft overigens de Nederlandse wet niet te worden herzien. We mogen in alle redelijkheid verwachten dat bestuurders in de toekomst bereid zullen zijn schriftelijk te verklaren dat ze bij een aanbesteding de mededingingswet niet hebben overtreden. We lopen met zo'n aanpak niet uit de pas met andere landen. In de Verenigde Staten is immers met de Sarabanes-Oxley Act op vergelijkbare wijze gereageerd op de boekhoudschandalen. Zo kan de preventie van financiële criminaliteit een serieus onderdeel van het besturen van ondernemingen in Nederland worden: een passende stap om de corporate governance aan te scherpen.


3. Perspectief op de toekomst

Ik heb het over de bouwsector gehad, omdat die sector gegeven de actualiteit een natuurlijk referentiepunt is waarover iedereen zich door de openbare verhoren een mening heeft kunnen vormen. Mijn boodschap vandaag is echter niet geweest dat de bouw fout is. Een groot deel van de Nederlandse bouwbedrijven is volkomen valide en dat geldt gelukkig ook voor het bedrijfsleven in het algemeen. Dit neemt niet weg dat er risicovolle segmenten in onze economie zijn te identificeren en dat er op die segmenten aanwijzingen bestaan dat de Mededingingswet wordt overtreden.

Voorspellen is moeilijk, vooral als het over de toekomst gaat. Maar enige gedachten over de reacties die wij vanuit de NMa tegenover de ontwikkeling van de financieel-economische criminaliteit zullen stellen wil ik u wel meegeven. Het ligt in de lijn der verwachting dat een steeds groter gewicht zal worden toegekend aan het monitoren en analyseren van markten en segmenten waar tips, klachten, procedures of marktindicatoren op een verhoogd kartelrisico wijzen. Monitoren en analyseren zullen als activiteiten in toenemende mate samengaan en dikwijls voorafgaan aan het feitelijk opsporen van overtredingen en bovendien alternatieven kunnen aandragen voor het bestraffen.

Deze tendensen tekenen zich al af en worden ook door het beleid in toenemende mate onderkend. De Minister van Financiën heeft inmiddels ingestemd met de structurele financiering van een monitorgroep voor de financiële markten, naast de reeds bestaande opsporingsactiviteiten van de NMa. De flexibele inzet van instrumenten is inmiddels ook herkenbaar in het beleid van de NMa. Veelal ligt de nadruk op voorkómen (dat is immers beter dan genezen) en daarom hecht de NMa veel belang aan communicatie en voorlichting, gebruikt ze waar mogelijk informele zienswijzen en besteedt ze veel tijd aan prenotificaties. Een deze week bekendgemaakt onderzoek van de Vrije Universiteit wijst er op dat de NMa in haar voorlichting richting bedrijven nog steeds kan verbeteren. We zullen dat rapport dan ook aandachtig lezen.

Als markten desondanks niet werken, is er een scala aan activiteiten mogelijk. In het ene geval wordt volstaan met de relatief lichte ingreep van het intrekken van een vrijstelling of een ontheffing, in een ander geval zal een hoge boete worden opgelegd. Een flexibele aanpak, kortom, die ons in staat stelt adequaat te reageren al naar gelang de situatie.

Wie over de toekomst van de criminaliteitsbestrijding nadenkt moet bereid zijn bestaande instituties ter discussie te stellen. Indien we in Nederland serieus menen dat de financieel-economische criminaliteit moet worden teruggedrongen dan ontkomen we niet aan een systematische discussie over de persoonlijke verantwoordelijkheid van bestuurders voor het handelen van de ondernemingen die zij besturen. Denk niet alleen aan klassiek strafrechtelijke sancties. Denkbaar is ook dat bestuurders gedurende een periode uitgesloten worden om - direct of indirect - een onderneming te leiden. Burgers hebben er recht op dat, zoals zij individueel instaan voor hun persoonlijke integriteit, ook leiders van organisaties voor de integriteit van hun organisatie instaan. Zo keren we ons náár de toekomst.

Aan de inhoud van deze pagina's kunt u geen rechten ontlenen.