Actueel

Vader en zoon veroordeeld voor dubbele moord in Loosduinen
Bron: Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum actualiteit: 26-09-2002

's-Gravenhage, 26 september 2002- Het Haagse gerechtshof heeft de verdachten in de Loosduinse moordzaak veroordeeld tot gevangenisstraffen van respectievelijk twintig jaar voor vader J.R. en twaalf jaar voor zoon W.R. wegens plegen van een dubbele moord, brandstichting en vrijheidsberoving.

De rechtbank veroordeelde eerder de vader tot een gevangenisstraf van achttien jaar voor medeplegen van dubbele doodslag, brandstichting en verboden wapenbezit, de zoon kreeg veertien jaar. In hoger beroep vorderde de advocaat-generaal levenslang voor de vader en twintig jaar voor de zoon.

Het hof geeft in de strafmotivering ten aanzien van de vader aan dat, onder andere, ondanks dringende oproepen van nabestaanden van de slachtoffers aan de vader om opheldering te verschaffen over het motief voor de moorden, ook in hoger beroep hij hierop geen antwoord heeft gegeven. Door gebruik te maken van zijn zwijgrecht heeft hij geen verantwoordelijkheid willen nemen voor de door hem gepleegde ernstige misdrijven en ervoor gekozen eventuele strafverzachtende omstandigheden niet in overweging aan het hof te geven. Daarbij ging het hof bij het bepalen van de lengte van de straf uit van de schokkende ernst van de misdrijven en van het feit dat de verdachte een groot gevaar vormt voor de veiligheid van personen in het algemeen.
Door oplegging van de gevangenisstraf van twintig jaar legt het hof de, in het Nederlands strafrecht, langst mogelijke tijdelijke straf op. Hierbij heeft het hof rekening gehouden met de leeftijd van J.R (53 jaar). Het hof heeft geen levenslang opgelegd omdat het, uit het oogpunt van humaniteit, vindt dat de dader in beginsel het perspectief moet worden geboden dat hij uiteindelijk weer in de samenleving terugkeert.

Het hof rekent zoon W.R. aan dat hij zijn verantwoordelijkheid als mededader niet heeft willen erkennen en op geen enkel moment afstand heeft genomen van de daden van zijn vader. Volgens gedragsdeskundigen zijn de tenlastegelegde feiten volledig aan W.R. toe te rekenen. Het hof heeft in de bepaling van de straf echter ook rekening gehouden met omstandigheden ten voordele van de zoon, zoals zijn uiting van gevoelens van spijt en medeleven in de richting van de nabestaanden en het feit dat hij gedeeltelijk inzicht heeft gegeven in de gang van zaken die tot de misdrijven leidde. De belangrijkste overwegingen van het hof om niet de vordering van de advocaat-generaal te volgen waren het feit dat W.R. zelf niet heeft geschoten en dat hij, anders dan zijn vader die welbewust het plan had opgevat om de twee slachtoffers te doden, slechts het risico heeft genomen dat zijn vader dit plan zou uitvoeren.

Tevens speelde bij de straftoemeting een rol dat er bij vader en zoon sprake is van eerdere veroordelingen voor het plegen van geweldsdelicten. J.R. werd ook veroordeeld wegens verboden wapenbezit.