Partij van de Arbeid

Adri Duivesteijn

Lid van de Tweede Kamer voor de PvdA

Aan de leden en het partijbestuur van de PvdA,

Postbus 1310

1000 BH Amsterdam

Den Haag, 30 september 2002

Beste Partijgenoten, geacht Partijbestuur,

Na de dramatische verkiezingsnederlaag van 15 mei ben ik de afgelopen maanden intensief bezig geweest met de werkzaamheden van de parlementaire enquêtecommissie bouwnijverheid. Dat is (onder)vragen en spitten temidden van een vracht aan materiaal en mensen. Het zal nog veel tijd en werk vragen om het rapport op 12 december aan de Kamer te kunnen presenteren.

Maar ook ik heb mij, net als ieder PvdA-lid, bij voortduring vragen gesteld over de achtergronden en oorzaken van de crisis die met de verkiezingsnederlaag zo genadeloos is blootgelegd. Het herstel, waarin ik geloof, zal geruime tijd vragen. Na de verkiezingen heb ik in een notitie voor de fractie mijn opvattingen over de weg naar herstel neergelegd.

Ik wees daarbij op het belang een tweetal elementaire fouten te vermijden.

Ten eerste dreigt versmalling tot een debat over personen, in plaats van een discussie over de problemen waarin wij verzeild zijn geraakt en de oplossingen die nodig zijn. Voor we het weten belanden wij in een sfeer van opgeblazen tegenstellingen, als karikaturen van de werkelijke problemen.

In de tweede plaats is er het gevaar van kortademigheid. Zoals aan onze neergang korte, middellange en lange termijnfactoren ten grondslag liggen, zo zal ook de remedie niet snel voorhanden zijn. Haastige spoed werkt als een boemerang.

Geen versmalling en versimpeling dus, maar verdieping en verbreding. Geen kortademigheid, maar geduld.

Als startpunt voor de heroriëntatie en het herstel hebben we inmiddels de gedegen rapporten van de commissie-De Boer en de commissie-Andersson. Het is te prijzen dat zij het vernietigende oordeel van de kiezers op 15 mei niet proberen weg te poetsen en dat zij onze gebreken in een breder perspectief plaatsen. Beide rapporten onderstrepen dat de crisis waarin wij ons bevinden een vertrouwenscrisis is die al veel langer sluimert en die de tijdshorizon van één verkiezingscampagne overstijgt. Deze analyses zijn een voorzet naar een debat voor de te kiezen koers naar herstel.

Als kern van beide analyses zie ik de aandacht die de commissies vragen voor de 'structurele ontwikkelingen' en de 'langer lopende processen' die de partij van buitenaf, maar vooral ook van binnenuit geleidelijk hebben verzwakt. Terecht wordt herinnerd aan de dalende trend van verkiezingsresultaten bij kamer- en raadsverkiezingen sinds 1989, inclusief de bijna vergeten nederlaag van 1994. De noodzaak van zelfonderzoek, onderhoud en vernieuwing van de partij bestond al, maar werd aan het oog onttrokken door de regeringsdeelname in de jaren negentig.

Er ontstond een klimaat waarin het niet gewenst was de structurele zwakten in de partij aan de orde te stellen of de toekomstige koers te problematiseren. Binnen het Haagse politieke wheelen en dealen van Paars bestond onvoldoende belangstelling voor het gebrek aan sociale samenhang van en in de samenleving.

Het werk van de commissie-De Boer en de commissie-Andersson biedt alle ingrediënten voor een zinvol inhoudelijk herstelprogramma voor de PvdA. Met behulp hiervan is er alle ruimte om na te denken over de aard, inhoud, stijl en organisatie van onze partij, op weg naar een verhaal over de samenleving die ons voor ogen staat, een samenleving waarin droom en daad weer een verbinding aangaan.

Door beide serieus te nemen trekken wij tevens lering uit de werkwijze die het CDA ontwikkelde na een vergelijkbaar echec in 1994. Aanvankelijk reduceerden de christen-democraten het wezenlijke probleem tot een leiderschapsvraagstuk. Pas toen de partij zich concentreerde op de inhoud, kon ze er bovenop komen. In de luwte is gestaag en systematisch gewerkt aan een heroriëntatie op tal van politiek-inhoudelijke thema's. Het was een langetermijninvestering die een stevige ondergrond opleverde voor een nieuwe ideologische heroriëntatie en nieuw zelfvertrouwen.

Verbreding, verdieping en geduld zullen ook voor de PvdA renderen. Ultiem sluitstuk van zo'n herstelproces is de verkiezing van een nieuwe lijsttrekker door de leden van de PvdA. Dan kan de partij, op basis van haar hervonden kracht en zelfvertrouwen, verkiezingen ingaan.

Maar zover is het nog lang niet. In plaats van de beide nota's te omarmen als een begin van het herstel, heeft het partijbestuur het rapport De-Boer van vermanende kanttekeningen voorzien. Hiermee wordt een onnodige hypotheek op de discussie gelegd. Ik vrees bovendien dat de aandacht voor beide rapporten snel zal verflauwen aangezien de ledenraadpleging over het politiek leiderschap deze zal gaan overheersen. En in deze discussies zijn het niet in de eerste plaats de leden die zich over de rapporten uitspreken, maar de kandidaat-leiders.

Hoewel ik nooit voorstander ben geweest van een gelijktijdig debat over de rapporten en een ledenraadpleging voor het politiek leiderschap, heb ook ik mij serieus de vraag moeten stellen of ik kandidaat wil zijn. Ik kan niet ontkennen dat het een uitdagende gedachte is. Het biedt de mogelijkheid tal van inhoudelijke thema's aan de orde te stellen. Ik houd van een scherp, inhoudelijk debat en een heldere stellingname, binnen en buiten de partij. Maar ik heb ook van mijn persoonlijke Haagse ervaring geleerd hoe contraproductief tweespalt kan zijn, zeker in een partij die ernstig van slag is. Het gaat dus om voorwaarden op een werkelijk inhoudelijk debat. Anders is de kans groot dat wij blijven steken in een schimmenspel van clichés en een volksvermaak voor de buitenwacht.

Hoe snel tweespalt dreigt laat de commotie over het rapport De Boer nu al zien. Dit illustreert de noodzaak om eerst de verschillen in opvatting uit te laten kristalliseren. Dat had gekund indien gevolg zou gegeven aan de opvatting van Jeltje van Nieuwenhoven eerst het debat over de beide eerdergenoemde rapporten af te ronden. Hiermee zou een meer verantwoorde basis zijn gelegd voor een te houden ledenraadpleging over het politiek leiderschap.

Nu echter het besluit tot het houden van een ledenraadpleging vast ligt zal ik om deze reden geen kandidaat zijn voor het politiek leiderschap. Ik geef er de voorkeur aan, als enthousiast partijlid en als lid van de Tweede Kamerfractie, bij te dragen aan het herstelproces van de partij.

Adri Duivesteijn