RAAD VAN STATE
Herdenkingstoespraak van Vice-President Raad van State
Toespraak Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk in
een buitengewone vergadering bijeen op woensdag 9 oktober 2002 om
14:30 uur ter nagedachtenis van Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Claus
der Nederlanden.
Niet de beperkingen, maar de ruimte.
Geachte medeleden, oud Vice-President, Secretaris.
We zijn hier bijeen ter nagedachtenis van Zijne Koninklijke Hoogheid
Prins Claus der Nederlanden. Prins Claus zoals hij zelf kortweg
genoemd wilde worden. Vijfendertig jaar lang, sedert 12 juli 1967, had
hij zitting in de Raad waarvan hij de werkzaamheden 'met blijvende
interesse zo goed mogelijk' volgde (brief van 12 april 1999). Hij
ontving de jaarverslagen niet alleen, maar las ze ook.
Het bericht van zijn overlijden kwam niet onverwacht, en toch werden
we erdoor overvallen. Hoop tegen beter weten in. Er zijn verschillende
emoties die op dit moment om de voorrang strijden. Het besef dat het
zo goed is, nu aan zijn lijden een einde is gekomen. Maar ook het
verdriet om het verlies van iemand die ons zeer na stond. Niet zozeer
vanwege zijn positie, maar door zijn persoonlijkheid; behalve door
zijn wijze van optreden vooral ook door zijn hoge taakopvatting; niet
alleen door zijn standpunten, maar ook door zijn vermogen te
relativeren en aandacht te vragen voor de andere werkelijkheid.
In de vele beschouwingen die de afgelopen dagen zijn verschenen, wordt
gewezen op de beperkingen die zijn positie als echtgenoot van de
Koningin, hem zouden hebben opgelegd. Die opvatting zegt meer over de,
elkaar vaak herhalende, auteurs, dan over Prins Claus. Zij gaat er
vanuit dat individuele ruimte, ook in de publieke sfeer, het hoogst
denkbare goed is. Professor Pessers heeft er onlangs op gewezen dat
voor iedereen in de publieke sfeer beperkingen gelden; soms meer, soms
minder streng. 'De publieke sfeer is het Theatrum Mundi, het theater
van de wereld waarin mensen niet als hun hoogstpersoonlijke zelf
verschijnen, maar in hun rollen van werknemer, docent, arts,
ambtenaar, politicus, burger' of, voeg ik er aan toe, Prins. Zou Claus
von Amsberg als Duits ambassadeur in bijvoorbeeld Londen méér recht
van spreken hebben gehad?
Door de beperkingen centraal te stellen wordt de Prins onrecht
gedaan.
Prins Claus was geen man die zich in een hokje liet douwen. Goed of
fout; Duitser of Nederlander; links of rechts; mening of geen mening?
Op die vragen kon het antwoord alleen zijn: niet van toepassing. En
dàt was, zeker in de gepolariseerde en gepolitiseerde verhoudingen van
de jaren 1960 en 1970 wennen. Vergeten werd wel eens dat ministeriële
verantwoordelijkheid niet alleen inhoudt dat grenzen worden gesteld,
maar, zeker voor de leden van het Koninklijk Huis, juist ook dat
ruimte wordt geboden. Een 'angsthazige' invulling van de ministeriële
verantwoordelijkheid duidt eerder op een zwakte in de Nederlandse
politieke democratie dan in het Nederlandse Koningschap. Was misschien
daarom de ruimte in het buitenland wat groter dan in Nederland; in het
Nederlands wat kleiner dan in het Engels?
Prins Claus der Nederlanden, als Duitser geboren, voor zijn huwelijk
Nederlander geworden, wereldburger gebleven. Dat lijkt tegenstrijdig,
maar dat is het niet. Prins Claus is, zeker in terugblik, steeds meer
de representant gebleken van de humanistische traditie. Intellectuele
integriteit en onafhankelijkheid, besef van de menselijke
kwetsbaarheid en respect voor de menselijke waardigheid, redelijkheid
en eigen verantwoordelijkheid zijn daarvan kenmerken.
'Het humanisme is hier te lande altijd de voedingsbodem der beschaving
gebleven' (Huizinga). Prins Claus stond voor die beschaving, ook in
zijn liefde voor kunst en cultuur. Op die Europese humanistische
traditie werd de nieuwe verhouding tussen Duitsland en Nederland
geënt. Daarin heeft de Prins een grote rol gespeeld. Lees zijn
voorwoord bij de Nederlandse vertaling (zijn initiatief) van de rede
van President von Weizsäcker in de Bondsdag op 8 mei 1985.
Op basis van die humanistische traditie kon hij Nederlander met de
Nederlanders worden, Duitser met de Duitsers blijven en Afrikaan met
de Afrikanen zijn ('Ik ben eigenlijk een oude Afrikaan'). Nooit
verloor hij echter zijn kritische zin en altijd had hij een open oog
voor de eigen culturele identiteit. Respect voor historisch gegroeide
culturen, niet voor van boven af opgelegde structuren. 'Alleen als wij
zelfbewust onze eigen identiteit kennen, kunnen wij goede Europeanen
worden; voor een heilzame samenwerking is het zelfs voorwaarde.
Slechts vanuit het eigen fundament kunnen wij bouwen aan het Europa
van vandaag en morgen.' Het is een uitspraak van de Koningin. Het had
ook door Prins Claus gezegd kunnen zijn. Ook in die zin waren zij
één.
Prins Claus sprak ons aan op wat we traditioneel willen zijn: open
naar de wereld, niet op onszelf geconcentreerd. Hij confronteerde ons
met onze eigen beperkingen daarin, en schiep daardoor ruimte, ook voor
zichzelf. Hij deed dat door gesprekspartner te zijn van een ieder die
het serieuze gesprek wilde aangaan. Hij hield niet van menigten, maar
van mensen. Bij zijn dood past het ingetogen persoonlijke verdriet
meer dan de massa-emotie.
'Hij was een meester in het voeren van het gesprek in kleine kring en
nam daarvoor de tijd. Een kunst die we bijna verleerd zijn. Hij stelde
geen vragen die overbodig zijn, vragen die hij zelf kon beantwoorden.'
Wat hij graag wilde weten was, wat de nieuwe ontwikkelingen waren, wat
zijn gesprekspartner(s) ervan vond (vonden). Pas daarna kwam zijn
eigen oordeel. In de gesprekken die ik zelf met hem mocht hebben, gaf
hij altijd iets mee: een mooi verhaal, een aspect om rekening mee te
houden, een punt voor nadere overdenking, een observatie, een
persoonlijk feit. Nooit ging het nergens over. Voor een gesprek moest
zonodig ook het protocol wijken.
Als belangrijkste gesprekspartner van zijn vrouw en zonen was hij de
ideale pater familias. Ook aan die rol gaf hij zijn eigen en
eigentijdse invulling. Tot op het laatst sprong hij voor zijn vrouw en
kinderen in de bres als er kritiek werd geuit. Niet omdat hij
kritiekloos tegenover hen stond, integendeel. Wèl omdat hij, beter dan
wie ook, wist waar de kritiek misplaatst was of de privé-sfeer werd
aangetast. Beter dan wie ook besefte Prins Claus dat een publieke rol
alleen goed te spelen is als daarnaast ruimte blijft voor een
persoonlijk leven. Hij had daarin het tij niet mee. Zijn opvatting
werd er niet minder juist door. De moraal van het individu en de
publieke moraal zijn nu eenmaal niet dezelfde. Juist publieke
ambtsdragers zouden dat moeten beseffen.
Als pater familias heeft hij voor zijn zonen de vensters op de wereld
geopend, door hen al vroeg met kinderen uit andere werelddelen in
contact te brengen, door met ze op stap te gaan, door ook met hen het
debat te voeren. Hij wist wat ze konden en wat ze beter konden laten.
Hij wist wat er maatschappelijk nodig was en waar mogelijk een rol
voor hen was weggelegd. Zonder Prins Claus zou misschien niemand van
watermanagement hebben gehoord.
In de loop van zijn leven verwierf de Prins zich, met de Koningin, het
gezag en de ruimte om, ook publiekelijk, aandacht te vragen voor
fundamentele problemen die de levensduur van één kabinet of één
generatie overschrijden en de partijpolitieke grenzen doorbreken, ook
al was daar niet ieder altijd van gediend. Milieu, welvaartsverdeling
in de wereld en de Europese integratie waren drie van die problemen
die steeds terugkeerden.
'Zelf ben ik in het begin misschien te voorzichtig geweest. Dat was
begrijpelijk, vanwege de traumatische ervaringen uit het verleden
waarmee ik werd geconfronteerd. Je moet echter risico durven nemen. Er
is ook ruimte.' Steeds stelde hij zich bij de invulling van die ruimte
de vraag die hij ook zijn zonen voorhield: Kan je wat je meent te
moeten doen voor jezelf en je eigen geweten verantwoorden, ook als het
morgen naar buiten komt en dan kritiek losbarst.
Prins Claus wist hoe ver hij 'te ver' kon gaan. Zijn wapen was daarbij
de ironie en de nuance. Zij winnen het uiteindelijk van de clichés en
het zogenaamde ferme standpunt.
Minder dan zijn positie legde de laatste jaren zijn ziekte hem
beperkingen op. Door ook daar open mee om te gaan, gaf hij anderen de
ruimte om datzelfde te doen. Ziek, niet zielig. Ook ver na het
bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd maakte hij van zijn rol
wat er van te maken was, binnen de fysieke beperkingen die hem werden
opgelegd.
'Ik ben citoyen geweest. Het is me nooit gelukt Koninklijke Hoogheid
te worden'. Claus von Amsberg werd Prins Claus en bleef wie hij was.
Zo zullen wij hem ook blijven herinneren, met zijn geestkracht en
engagement; met zijn scherpe opmerkingsgave en humor; met zijn liefde
voor muziek en kunst en oog voor het kleine detail; met zijn
doorzettingsvermogen bij het volgen van zijn eigen weg. Het moet voor
zijn vrouw een troost zijn te beseffen dat juist deze eigenschappen
hem, in een tijd van vluchtige populariteit, blijvende publieke
waardering brachten.
Onze gedachten zijn bij haar, hun zonen en schoondochters en
kleindochter. Mogen zij de kracht vinden dit grote verlies te dragen,
in dankbare herinnering.
noot voor de redactie/