Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
001 Plein 2
Den Haag 2511 CR DEN HAAG
19, Den Haag
D a t u m K e n m e r k O n d e r w e r p
9 oktober 2002 02M440444 Kamervragen
Hierbij doe ik u toekomen het antwoord op de vraag van het lid van uw Kamer de heer F. Teeven (LN), mij toegezonden met uw brief d.d. 30 september 2002, nr. 2020300720.
De MINISTER-PRESIDENT, Minister van Algemene Zaken,
Mr.dr. J.P. Balkenende
Antwoord op de vraag van de heer F. Teeven (LN ) d.d. 27 september 2002,
nr. 2020300720
Vraag:
Kunt u aangeven, onder verwijzing naar eerdere vragen over dit onderwerp en uw niet in alle
opzichten volledige antwoord daarop 1), wanneer precies de minister van Verkeer en
Waterstaat u heeft geïnformeerd over mogelijke belangenverstrengeling?
Antwoord:
Zoals ik u in het antwoord op de eerdere vragen aangaf, kan uit de verklaring van
minister De Boer worden geconcludeerd dat er geen sprake was van belangenverstrengeling
bij hem.
Suggesties daaromtrent heb ik voor het eerst in de media van rond 19 augustus 2002
vernomen. Naar aanleiding daarvan heb ik op 19 augustus 2002 met minister De Boer een
gesprek gehad. De reactie die in het antwoord op de eerdere vragen is weergegeven, is
overeenkomstig hetgeen is gewisseld in dat gesprek.
1) Aanhangsel Handelingen nr. 1579, vergaderjaar 2001-2002