Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk 10 september 2002 SV/V&V/2002/67038

Onderwerp Datum Vragen n.a.v. het wetsvoorstel reparatie AOW- 10 oktober 2002 gat

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar aanleiding van het wetsvoorstel tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet inzake het buiten toepassing laten van de korting op het ouderdomspensioen voor vrouwen die in de periode van 1 januari 1957 tot 1 januari 1980 gehuwd waren met personen die niet verzekerd waren voor de Algemene Ouderdomswet (kamerstuk 28 430). De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(M. Rutte)




---

28 430 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet inzake het buiten toepassing laten van de korting op het ouderdomspensioen voor vrouwen die in de periode van 1 januari 1980 gehuwd waren met personen die niet verzekerd waren voor de Algemene Ouderdomswet

Nr. VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 10 september 2002 De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft naar aanleiding van het reeds door de Tweede Kamer aangenomen wetsvoorstel tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet inzake het buiten toepassing laten van de korting op het ouderdomspensioen voor vrouwen die in de periode van 1 januari 1957 tot 1 januari 1980 gehuwd waren met personen die niet verzekerd waren voor de Algemene Ouderdomswet (kamerstuk 28 430), de navolgende resterende vragen aan de regering ter beantwoording voorgelegd. De vragen, alsmede de daarop op....gegeven antwoorden, zijn hieronder afgedrukt.
De fungerend voorzitter van de commissie,
Noorman-den Uyl
De griffier van de commissie,
Nava




---

Vragen van de leden van de CDA-fractie

1. Geldt het ongedaan maken van de korting tot aan het moment van de toekenning ook voor andere personen (dan mevrouw Wessels-Bergervoet) die met bedoelde korting op de AOW te maken hebben? Voor allen geldt immers ook dat op het moment van toekenning de strijd met artikel 14 van het Europees Verdrag voor bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) reeds bestond gelet op de uitspraak?
2. Wanneer de Sociale Verzekeringsbank (SVb) 1 januari 2002 hanteert als datum voor de terugwerkende kracht, hoe verhoudt zich dit beleid dan met de uitspraak van het Europees Hof?
Antwoord vragen 1 en 2:
Nu het Europees Hof voor de Rechten van de Mens de toepassing van de korting strijdig heeft geacht met art. 14 EVRM, mag de korting niet meer worden toegepast op het AOW- pensioen, c.q. de AOW-toeslag. Dit geldt voor zowel de AOW-pensioenen c.q. toeslagen die na de datum van de uitspraak worden toegekend als voor alle lopende pensioenen c.q. toeslagen. Een rechterlijke uitspraak heeft in eerste instantie betrekking op de situatie van degene die bij de rechter beroep heeft ingesteld. Wanneer de uitspraak leidt tot aanpassing ten aanzien van andere personen, dan geldt deze aanpassing in beginsel vanaf de datum van de uitspraak.
De SVB heeft echter een bepaalde mate van discretionaire bevoegdheid ten aanzien van het vaststellen van de ingangsdatum van een herziening. Het is mogelijk om, binnen zekere grenzen, een eerdere datum dan de datum van de uitspraak te kiezen. Gelet op het feit dat het wetsvoorstel beoogt de korting ongedaan te maken met ingang van 1 januari 2002 heeft de SVB aangegeven die datum te willen hanteren als ingangsdatum. Dit is anders voor personen die in verband met de toepassing van de korting bezwaar en beroep hebben aangetekend tegen de toekenningsbeschikking van het AOW-pensioen c.q. de AOW-toeslag, en van wie de procedure nog loopt. Ten aanzien van hen zal de SVB respectievelijk de rechter echter alsnog moeten beslissen conform het oordeel van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Dit betekent dat de korting voor hen ongedaan wordt gemaakt vanaf de datum van toekenning van het AOW-pensioen c.q. de AOW-toeslag. Daarnaast is er een groep personen die eerder bezwaar hebben gemaakt of beroep hebben ingesteld, maar waarvan het bezwaar of beroep door de SVB is afgehandeld. Uit proces- economische redenen is daarbij door de SVB aan deze personen toegezegd dat indien zij geen beroep dan wel hoger beroep tegen de afhandeling van hun zaak zouden instellen, bij een gunstige uitkomst in andere zaken hun zaak door de SVB zal worden behandeld alsof ook zij hun procedure hadden doorgezet, mits zij een daartoe strekkend verzoek indienen. Ook in het geval van deze groep personen moet daarom het recht op AOW-pensioen c.q. AOW-toeslag met volledige terugwerkende kracht worden hersteld.

Vragen van de leden van de PvdA-fractie




---


3. Op welke wijze kan iemand aantonen dat hij of zij in het verleden bezwaar heeft aangetekend tegen de korting op AOW of toeslag?


4. Indien iemand niet meer over de bewijsstukken beschikt en daardoor niet kan aantonen dat hij of zij bezwaar heeft gemaakt, is er dan geen recht op reparatie van de korting? Wat voor bewijsstukken worden door de SVb geaccepteerd? Is een enkelvoudig bezwaar voldoende of geldt alleen een zaak waarin ook beroep is aangetekend.
5. Is in het archief van de SVb wel altijd de documentatie van bezwaar en beroep bewaard gebleven? Zo nee, op welke gronden kan de SVb dan een claim afwijzen? Antwoord vragen 3, 4 en 5:
Of iemand eerder bezwaar of beroep heeft ingesteld kan worden vastgesteld aan de hand van het AOW-dossier van de betrokken persoon. Dit dossier bevat dan stukken of een aantekening met betrekking tot het bezwaar of beroep. In uitzonderingsgevallen komt het echter voor dat het bezwaar of beroep in het verleden apart is geregistreerd, en in het AOW- dossier geen stukken of aantekening aanwezig zijn. In dat geval kan de persoon die om herziening verzoekt door middel van bewijsstukken aantonen dat voorheen bezwaar of beroep is ingediend. Dit bewijs hoeft niet absoluut te zijn. Het is voldoende als op grond van hetgeen door de verzoeker naar voren wordt gebracht in redelijkheid kan worden aangenomen dat bezwaar is gemaakt. Van de zijde van de SVB is overigens medegedeeld dat de hier beschreven handelwijze ook reeds in 1998 is gevolgd, toen ten gevolge van het arrest van de Hoge Raad van 26 augustus 1998 een soortgelijke reparatie als nu werd doorgevoerd (dit betrof de reparatie van niet-verzekerde tijdvakken gelegen tussen 1 januari 1980 en 23 december 1984). De indertijd gevolgde handelwijze heeft toen geen aanleiding gegeven tot rechterlijke procedures.


6. Waarom wil de regering gezien de overzichtelijke periode niet iedere vrouw met volgens de oude regels gekort pensioen of pensioentoeslag compenseren? Antwoord:
De aanleiding tot het wetsvoorstel is geweest een tweetal amendementen van de Tweede Kamerleden Noorman-Den Uyl en Wilders, ingediend tijdens de behandeling in de Tweede Kamer van onder meer de vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2002 (Kamerstukken II 2001-2002, 28000 XV, nr. 19). In deze amendementen wordt aangegeven dat er met ingang van 1 januari 2002 11 miljoen (oorspronkelijk bedoeld voor het gemeentefonds) aan de Rijksbijdragen sociale fondsen wordt toegevoegd, ter financiering van maatregelen die het AOW-gat dichten. Inhakend op die datum is er voor gekozen om aan het wetsvoorstel terugwerkende kracht te verlenen tot 1 januari 2002. Zoals vermeld bij de beantwoording van de vragen 1 en 2 de uitspraak van het Hof ECRM in de zaak Wessels-Bergervoet geen gevolgen voor deze datum. Ten gevolge van de uitspraak wordt alleen ten behoeve van personen die in verband met de toepassing van de korting bezwaar en beroep hebben aangetekend tegen de toekenningsbeschikking van het AOW- pensioen c.q. de AOW-toeslag, de korting ongedaan gemaakt vanaf de datum van toekenning




---

van het AOW-pensioen c.q. de AOW-toeslag. Het kabinet ziet geen aanleiding om dit uit te breiden tot alle personen.

7. Op welke wijze zijn de belanghebbenden inmiddels door de SVb geïnformeerd over hun recht op terugbetaling van de korting?

8. Op welke wijze zijn de belanghebbenden die eerder bezwaar of beroep hebben ingediend geïnformeerd over hun verder in jaren teruggaande rechten op terug betaling van de korting? Antwoord op vragen 7 en 8:
Op 24 september jongstleden heeft de SVB alle in Nederland woonachtige vrouwen met een korting op het AOW-pensioen geïnformeerd, alsmede alle mannen met een korting op de AOW-toeslag ten gevolge van niet verzekerde jaren van de jongere vrouw. Aan deze personen is een brief verstuurd met een formulier waarmee een verhoging van het AOW- pensioen c.q. de toeslag kan worden aangevraagd. Ook personen die buiten Nederland wonen kunnen voor reparatie van de korting in aanmerking komen. Het gaat dan om personen die voorheen in Nederland woonden, maar thans in het buitenland verblijven. Omdat deze groep personen niet te onderscheiden is van de veel grotere groep in het buitenland wonende personen die nimmer in Nederland heeft gewoond, heeft de SVB er op basis van een kosten-batenanalyse toe besloten om in het buitenland wonende personen apart te informeren. In januari 2003 zal daartoe een artikel worden opgenomen in de periodieke nieuwsbrief die halfjaarlijks wordt toegezonden aan alle in het buitenland wonende AOW- en Anw-gerechtigden. Belanghebbenden die eerder bezwaar of beroep hebben ingediend zijn eveneens op de hiervoor beschreven wijze geïnformeerd.


9. In welke situaties is de SVb bereid een eerdere datum dan 1 januari 2002 te kiezen voor de terug-betaling?
Antwoord:
Zie beantwoording vragen 1 en 2

10. Indien een echtpaar een aanvullende bijstand heeft gekregen tot het sociaal minimum vanwege de gekorte AOW (toeslag) en de reparatie plaatsvindt per 1 januari 2002, kan dan op deze uitkering de eerder genoten bijstand gekort worden? Zo ja, over welke periode?
11. Indien iemand eerder bezwaar heeft ingediend en recht heeft op een substantieel bedrag aan terugbetaling, kan daarop eerder genoten aanvullende bijstand gekort worden? Antwoord op vragen 10 en 11:
De aanvullende bijstand die in deze gevallen is verstrekt, wordt niet op de uit te betalen AOW gekort, maar deze bijstand wordt van de belanghebbende teruggevorderd op grond van artikel 82 van de Algemene bijstandswet. Deze terugvordering heeft alleen betrekking op de periode waarover de AOW-nabetaling betrekking heeft en waarover bijstand is verstrekt. Indien er




---

sprake is van reparatie per 1 januari 2002 wordt alleen de verleende aanvullende bijstand vanaf 1 januari 2002 teruggevorderd.
Indien de AOW-reparatie betrekking heeft op een periode voor 1 januari 2002 en indien over die periode aanvullende bijstand is verleend, dan strekt de terugvordering zich ook uit over die voorliggende periode.


12. In het geval dat de bijstandsuitkering geïndividualiseerd is, welk deel ontvangt dan een persoon van 65 en ouder met een onvolledig pensioen en welk deel de jongere partner met een onvolledige toeslag (vanwege een vroeger verblijf in buitenland van de jongere partner). Antwoord:
Voor de bepaling van de hoogte van de bijstandsuitkering zijn de middelen van het gezin bepalend. Daarbij maakt het niet uit welke partner over bepaalde middelen beschikt en of de ene partner over een onvolledig pensioen beschikt en de andere partner over een onvolledige toeslag. In beginsel worden alle middelen bij de bepaling van de hoogte van de bijstandsuitkering in aanmerking genomen. De bijstand wordt aan ieder van de echtgenoten voor de helft uitbetaald. Op hun gezamenlijk verzoek kan de bijstand ook aan een van beiden worden uitbetaald.


13. Wat (welk bedrag) is het relevante sociale minimumniveau van een echtpaar waarvan de ene persoon 65 of ouder is en de ander jonger dan 65 jaar? Is dat hetzelfde als een echtpaar waar beiden ouder zijn dan 65 jaar?
Antwoord:
De bijstandsnorm voor een echtpaar waarvan de ene partner jonger is dan 65 jaar en de andere 65 jaar of ouder is * 1175,42 (niveau 1 juli 2002). Voor echtparen waarvan beide partners 65 jaar of ouder zijn is de bijstandsnorm * 1163,12; deze norm is gelijk aan de netto- AOW-uitkering. Dit verschil wordt veroorzaakt door de in aanmerking genomen ouderenkorting en de voor de jongere partner geldende algemene heffingskorting.