Ministerie van Buitenlandse Zaken

Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002

Directie Personenverkeer, migratie en Vreemdelingenzaken afdeling Asiel- en Migratiezaken
Den Haag
070 348 5964

9 september 2002

Inhoudsopgave Pagina


1 Inleiding 4


2 Landeninformatie 5
2.1 Basisgegevens 5 2.1.1 Land en volk 5 2.1.2 Geschiedenis 5 2.2 Politieke ontwikkelingen 8 2.3 Veiligheidssituatie 10 2.4 Staatsinrichting 12 2.5 Sociaal-economische situatie 13 2.6 Samenvatting 14


3 Mensenrechten 15 3.1 Inleiding 15 3.2 Waarborgen en toezicht 15 3.3 Naleving en schendingen 16 3.3.1 Vrijheid van meningsuiting 16 3.3.2 Vrijheid van vereniging en vergadering 16 3.3.3 Vrijheid van godsdienst 20 3.3.4 Bewegingsvrijheid 21 3.3.5 Rechtsgang 21 3.3.6 Arrestaties en detenties 24 3.3.7 Mishandeling en foltering 24 3.3.8 Doodstraf 25 3.3.9 Buitengerechtelijke executies en moorden 25 3.4 Positie van specifieke groepen 27 3.4.1 Vrouwen 27 3.4.2 Minderjarigen 28 3.4.3 Mensensmokkel en prostitutie 29 3.4.4 Etnische groepen en minderheden 31 3.4.5 Abacha-aanhangers 32 3.4.6 Dienstplicht en desertie 33 3.4.7 Bakassi 34 3.4.8 Geheime genootschappen 34 3.4.9 Homoseksuelen 35 3.5 Samenvatting 35


4 Migratie 37 4.1 Inleiding 37 4.2 Binnenlands ontheemden 37 4.3 Beleid andere EU-landen 38 4.4 Activiteiten van internationale organisaties 38 4.5 Samenvatting 38


5 Samenvatting 40
BIJLAGE I Literatuurlijst 41

BIJLAGE II Landkaart: Deelstaten 43

Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |


1 Inleiding


In dit algemene ambtsbericht wordt de situatie in Nigeria beschreven, voorzover van belang voor de beoordeling van asielaanvragen van Nigeriaanse staatsburgers en de besluitvorming over terugkeer van afgewezen Nigeriaanse asielzoekers. Dit bericht is een actualisering van eerdere algemene ambtsberichten over Nigeria, laatstelijk 7 augustus 2001. Het beslaat de periode van augustus 2001 tot en met augustus 2002, met de nadruk op de situatie aan het eind van deze periode. Hierbij wordt de volgende indeling aangehouden.

In hoofdstuk 2 wordt de historische, staatsrechtelijke en economische context geschetst en wordt ingegaan op de veiligheidssituatie en politieke ontwikkelingen sinds het vorige ambtsbericht. In hoofdstuk 3 wordt de mensenrechtensituatie voorzover van belang voor de beoordeling van asielaanvragen beschreven. Na een beschrijving van wettelijke garanties en internationale verdragen waarbij Nigeria partij is, komen mogelijkheden van toezicht aan de orde. Hierna wordt aandacht besteed aan de naleving dan wel schending van een aantal grondrechten, alsmede aan de positie van bijzondere groepen. In hoofdstuk 4 wordt de positie van vluchtelingen en ontheemden, inclusief het beleid van de ons omringende landen inzake asielzoekers uit Nigeria, behandeld. Ook wordt hier ingegaan op de activiteiten van internationale organisaties, in het bijzonder de UNHCR. Het ambtsbericht wordt afgesloten met een algehele samenvatting.

Bij de opstelling van dit ambtsbericht is onder meer gebruik gemaakt van informatie afkomstig uit openbare bronnen, vergeleken en aangevuld met vertrouwelijke gegevens afkomstig van de Nederlandse ambassade ter plaatse en van de EU-lidstaten1. Voor een overzicht van de gebruikte openbare bronnen zij verwezen naar bijlage I van dit ambtsbericht. Daar waar openbare bronnen zijn vermeld is de tekst in veel gevallen ook gebaseerd op informatie die op vertrouwelijke basis is ingewonnen.


1 Waaronder: Auswärtiges Amt: Bericht über die asyl- und abschiebungsrelevante Lage in Nigeria, okt. 2001


---

Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |


2 Landeninformatie




2.1 Basisgegevens

2.1.1 Land en volk
Nigeria grenst aan de westkant aan Benin, aan de noordkant aan Niger en Tsjaad, in het oosten aan Kameroen en in het zuiden aan de Golf van Guinee. Het land heeft het hoogste bevolkingsaantal in Afrika, een geschatte 123 miljoen2, verdeeld over circa 250 bevolkingsgroepen. Hiervan zijn de belangrijkste: Hausa en Fulani (vooral in het noorden), Yoruba (in het westen), Ibo (in het oosten), Kanuri, Tiv (Benue Plateau), Edo, Nupe, Ibibio en Ijaw (in het zuiden), die samen bijna 80% van de totale bevolking uitmaken. Er is sprake van een hoge mate van verdeeldheid tussen de verschillende bevolkingsgroepen, met name tussen - grofweg - de noordelijke (overwegend moslim) en zuidelijke (overwegend christe- lijk). Circa 50% van de bevolking is moslim, 40% is christen3. Voor wat betreft de talen: veel, doch niet alle Nigerianen spreken Engels. Daarnaast is in het noorden Hausa de lingua franca, in het zuidwesten Yoruba en in het zuid-oosten het Ibo. Onderwijs wordt gegeven in het Engels en het Hausa, Yoruba of Ibo (al naar gelang de regio). Nigeria kent in totaal meer dan 200 talen. Een landkaart is opgenomen in bijlage II.

2.1.2 Geschiedenis
Nigeria werd op 1 oktober 1960 volledig onafhankelijk van het Verenigd Konink- rijk. In de grondwet van oktober 1963 werd de huidige naam, Federale Republiek Nigeria, opgenomen. Staatshoofd werd dr. Nnamdi Azikiwe. De eerste parlementsverkiezingen in 1964 leidden tot een patstelling tussen twee partijen, die beiden het recht opeisten om een regering te vormen. Dit leidde tot ernstige gewelddadigheden, waarna het leger in januari 1966 de macht greep.

Hierop volgde een periode van elkaar afwisselende militaire regimes, die, met uitzondering van een korte periode van burgerbestuur tussen 1979 en 1983, tot 1999 duurde. De autoritaire regimes rechtvaardigden zichzelf door te wijzen op de noodzaak om de interne cohesie in het land te verzekeren: het leger als de bindende factor in een land dat anders uit elkaar zou vallen. Hét voorbeeld hiervan was de burgeroorlog om Biafra. Toen de Ibo in de oostelijke regio zich in 1967 wilden afscheiden van Nigeria, greep het leger in. De hierop volgende strijd

2 The World Fact Book 2000: Nigeria, Central Intelligence Agency, 2000
3 Ibidem


---

Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |

duurde drie jaar. Gedurende de periode van de respectievelijke militaire regimes werd de overgang naar een burgerregering verschillende malen aangekondigd, maar de datum waarop dit zou plaatsvinden, werd even vaak verschoven.

Op 1 oktober 1992 werd een nieuwe Grondwet van kracht, waarmee het verbod op politieke partijen werd opgeheven. De toenmalige junta, onder leiding van generaal Babangida, stond evenwel slechts twee politieke partijen toe uit de lijst van de door de nationale verkiezingscommissie voorgedragen politieke bewegingen, te weten de Social Democratic Party (SDP) en de National Republic Convention (NRC). In november 1992 werden presidentsverkiezingen aangekondigd voor juni 1993 en de overgang naar een burgerbestuur voor augustus 1993. De verkiezingen vonden weliswaar plaats op de geplande datum, maar de resultaten ervan werden door de junta ongeldig verklaard. Als reden werd gegeven dat sprake was geweest van corruptie en andere onregelmatigheden. Volgens internationale waarnemers waren de verkiezingen correct verlopen.

In november 1993 werd, onder druk van hoge officieren, de macht aan generaal Sani Abacha overgedragen. Deze hief onmiddellijk de twee toegestane politieke partijen alsook de Senaat en het Huis van Afgevaardigden op en verving de gouverneurs van de deelstaten en de gekozen gemeentebesturen door militairen. Ook werden de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting sterk beperkt. Evenals zijn voorgangers beloofde Abacha dat de militairen te zijner tijd het bestuur zouden overdragen aan een gekozen burgerregering.

Algemeen toenemende scepsis over de uiteindelijke bedoelingen van de machthebbers leidde opnieuw tot politieke onrust en stakingen. Een nieuwe uitdaging voor Abacha op het binnenlands politieke front werd gevormd door de National Democratic Coalition (NADECO), waarin ondanks het verbod op politieke activiteiten een tiental democratische bewegingen samenwerkten. Op 11 juni 1994 riep de veronderstelde, maar nimmer als zodanig erkende winnaar van de presidentsverkiezingen van 12 juni 1993, Moshood Abiola zichzelf uit tot president van Nigeria. Direct daarna dook hij onder. Op 23 juni 1994 werd Abiola vervolgens gearresteerd en gevangen gezet, in afwachting van een aanklacht op grond van hoogverraad. Tevens werd een groot aantal voor democratie ijverende politici zonder formele aanklacht door de veiligheidsdienst opgepakt.

Het hoogste beluitvormingsorgaan van Nigeria, de Provisional Ruling Council (PRC), dat deels uit burgers, deels uit militairen bestond, werd eind 1994 geheel gemilitariseerd. Het aantal burgers in de uitvoerende Federal Executive Council werd verminderd. De PRC, voorgezeten door generaal Abacha, regeerde per decreet en beheerste alle beslissingen inzake staatsveiligheid en democratisering. Beknotting van mensenrechten duurde voort, hetgeen leidde tot een toenemend internationaal isolement.


6

Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |

Ondanks wereldwijde protesten werd op 10 november 1995 de vermaarde activist dr. Ken Saro-Wiwa ter dood gebracht, na een proces dat door waarnemers als oneerlijk werd bestempeld. Dr. Saro-Wiwa, voorzitter van de Movement for the Survival of the Ogoni People (MOSOP), was samen met 16 anderen gearresteerd op verdenking van betrokkenheid bij de moord op vier traditionele Ogoni-chiefs in mei 1994. Mede in reactie op Saro-Wiwa's executie werd Nigeria's lidmaatschap van het Gemenebest opgeschort en werd een aantal internationale sancties afgekondigd.

Ondanks officiële beloftes om de macht te zijner tijd over te dragen aan een burgerbestuur, bleef de macht stevig in handen van Abacha. Diens plotselinge (natuurlijke) dood, op 8 juni 1998, bleek evenwel een keerpunt. Generaal Abdulsalami Abubakar, die het voorzitterschap van de PRC overnam, kondigde een overgangsprogramma aan dat zou leiden tot lokale, deelstaat-, parlements- en presidentsverkiezingen. De officieuze winnaar van de verkiezingen van juni 1993, Abiola, maakte hier geen deel meer van uit: een maand na Abacha overleed hij in detentie, aan de vooravond van zijn vrijlating.

Het regime van Abubakar stond uiteindelijk negen partijen4 toe om aan de lokale verkiezingen deel te nemen. De drie partijen die hierbij de meeste stemmen haalden, werd toegestaan mee te doen aan de overige verkiezingen. Dit betrof de Alliance for Democracy5 (AD), de All People's Party (APP) en de People's Democratic Party (PDP). De parlementsverkiezingen resulteerden in een (ruime) meerderheid voor de PDP in beide kamers van het parlement. In de race om het presidentschap moest de gezamenlijke kandidaat van AD en APP het afleggen tegen de PDP-kandidaat, voormalig staatshoofd, generaal b.d. en politiek gevangene onder Abacha, Olusegun Obasanjo. De nieuwe burgerpresident werd op 29 mei 1999 geïnaugureerd in de hoofdstad Abuja.

Na aanvankelijk veel kritiek te hebben gekregen, oogstte Obasanjo in de loop van het jaar 2000 meer waardering. Vooruitgang werd geboekt op het terrein van corruptiebestrijding. De spanning tussen regering en parlement, die Obasanjo's eerste jaar had gekenmerkt, verminderde. De regering slaagde erin de economie enigszins te stabiliseren. De regering maakte voorts veel werk van verbetering van de buitenlandse betrekkingen, mede met het oog op verlichting van de schuldenlast. De dreiging van een militaire machtsovername leek niet aan de orde.

4 Te weten: People's Democratic Party, All People's Party, Alliance for Democracy, Democratic Advance Movement, Movement for Democracy and Justice, People's Redemption Party, National Solidarity Movement, United Democratic Party, United People's party
5 AD werd gevormd door een aantal politici die voorheen deel uitmaakten van NADECO


7
Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |

Naast deze positieve ontwikkelingen kwam een aantal zorgelijke tendensen aan de oppervlakte. In de eerste plaats de toenemende islamisering van Noord-Nigeria, meer in het bijzonder de instelling van het strafrecht van de shari'a in een aantal deelstaten. Ondanks de spanning tussen shari'a en de grondwet greep de federale regering niet dwingend in, internationale protesten ten spijt. De hieruit voortvloeiende toename van de spanning tussen moslims en christenen leidde tot zeer gewelddadige confrontaties, onder meer in februari en maart 2000 in de religieus gemengde stad Kaduna.

Naast de religieuze tegenstellingen bleven diverse etnische conflicten de kop opsteken, waarbij meerdere geweldsuitbarstingen plaatsvonden met honderden doden tot gevolg. Van belang hierbij was de opkomst van nieuwe etnische bewegingen met jonge en militante aanhang. In oktober 2000 werden deze organisaties, na weer een reeks gewelddadigheden, verboden verklaard. De opkomst van deze bewegingen versterkte de roep om herziening van de grondwet, in het bijzonder met betrekking tot de federale structuur c.q. de autonomie van de deelstaten van Nigeria (en daarmee de verdeling van de nationale inkomsten).

In juli 2001 waren de eerste tekenen merkbaar van naderende verkiezingen, die gepland waren voor 2002 (lokaal) en 2003 (deelstaten en federaal). De vraag hoe genoemde politieke spanningen zich hebben vertaald in een strijd om de macht komt in de volgende paragraaf aan de orde.

2.2 Politieke ontwikkelingen

De naderende verkiezingen vestigden in de verslagperiode de aandacht op een aantal scheidslijnen in het Nigeriaanse politieke landschap, die hieronder aan de orde komen.

Een eerste scheidslijn die hier genoemd kan worden is die tussen de federale regering en de deelstaten. Lokale politici proberen hun machtspositie te maximaliseren, onder meer door het federale gezag op afstand te houden. In december 2001 nam het federale parlement een kieswet aan, waarmee het mandaat van de lokale gekozen gezagsdragers met een jaar verlengd werd, opdat zowel lokale, deelstaat- als federale verkiezingen in 2003 zouden kunnen plaatsvinden. Deze wet werd betwist door de gouverneurs van alle 36 deelstaten, omdat zij vreesden dat dit hun eigen verkiezingskansen zou benadelen. Volgens waarnemers gaan de politici in de deelstaten ervan uit dat wie op het lokale niveau wint, ook op het deelstaatniveau wint; en wie op deelstaatniveau wint, wint ook op federaal niveau, aldus deze logica. Daarom achtten zij het in hun belang om de lokale verkiezingen eerst te houden. Het Hooggerechtshof oordeelde in maart 2002 dat genoemde wet ongrondwettelijk was. Als gevolg hiervan besloten de gouverneurs


8
Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |

van de deelstaten, in overleg met de nationale kiescommisssie (INEC), de lokale verkiezingen plaats te laten vinden in augustus 2002 (zie verder 3.3.2).

Een tweede scheidslijn die manifest werd, is die tussen het christelijke zuiden en het islamitische noorden. Deze scheidslijn is uiteraard niet nieuw maar werd in de verslagperiode wel verdiept door de controverse over de invoering van het strafrecht van de shari'a in het noorden. Nadat Nigeria een storm van (nationale en internationale) kritiek te verduren kreeg over de voorgenomen steniging van een 35-jarige moeder van vijf kinderen, wegens vermeend overspel (zie verder paragraaf 3.3.5), nam de federale regering voor de eerste maal stelling. De federale minister van Justitie schreef de noordelijke deelstaatgouverneurs in maart 2002 dat het strafrecht van de shari'a in strijd was met de grondwet, omdat moslims daarmee de kans liepen op zwaardere straffen dan niet-moslims. Een dergelijk verschil zou het principe van gelijkheid voor de wet aantasten. De reactie hierop van het noorden was afwijzend: de noordelijke deelstaten leken zich zeer weinig gelegen te laten liggen aan deze oekaze. De rol van president Obasanjo, een christen uit het zuiden, is hierbij van belang. Hij heeft de steun van het noorden nodig voor herverkiezing en is dan ook niet geneigd de zaak op de spits te drijven.

Binnen de drie partijen die in 1999 in het parlement waren gekozen (PDP, APP en AD) ontstonden conflicten, die in enkele gevallen tot gewelddadige uitbarsting kwamen. In tenminste zeven van de 20 deelstaten waar de PDP aan de macht is, is sprake van grote verdeeldheid. Zo werden in februari 2002 tien mensen gedood bij gevechten tussen rivaliserende facties van de PDP in de zuidoostelijke deelstaat Ebonyi. In mei 2002 vielen 30 doden in de plaats Jos nadat gewelddadigheden uitbraken tussen twee PDP-facties. Ook de APP is verbrokkeld in verschillende facties. De meest gewelddadige conflicten deden zich evenwel voor binnen de AD. Zo wordt onder meer de moord op de federale minister van Justitie, Bola Ige, in december 2001 toegeschreven aan de interne strijd binnen deze partij. Naarmate de geplande datum van de lokale verkiezingen naderde, nam het politieke geweld toe, zowel binnen als tussen politieke partijen. De politie trad hiertegen op, maar bleek niet altijd in staat om te voorkomen dat dodelijke slachtoffers vielen6. De oorzaken van deze conflicten liggen niet zozeer in eventuele ideologische verschillen, als wel in de materiële voordelen die de macht met zich meebrengt7.

Ondanks het bestaan van deze scheidslijnen, lijkt het voortbestaan van Nigeria als staat niet ter discussie te staan. Het burgerbestuur is sinds 1999 sterker verankerd. De kans op een militaire coup wordt door de meeste waarnemers klein geacht. De huidige president wordt, ondanks hevige kritiek, door velen getipt als winnaar van de presidentiële verkiezingen in april 2003. Naast de drie thans in het parlement

6 IRIN: Violence mars ruling party primaries, 3.7.02. Aantal doden ligt in de orde van grootte van enkele tientallen.
7 IRIN: Focus on growing political violence, 28.2.02


9
Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |

vertegenwoordigde partijen zal aan de verkiezingen worden meegedaan door drie nieuwe partijen, te weten: All Progressive Grand Alliance; National Democratic Party; en de United Nigerian Peoples Party. Verwacht wordt dat velen die nu nog zijn aangesloten bij de PDP van president Obasanjo deze partij binnenkort zullen verlaten om zich aan te sluiten bij een van de nieuwe partijen. Overigens blinkt geen van de (nieuwe en bestaande) partijen uit door ideologische coherentie; vaak zijn de partijen veeleer vehikels voor invloedrijke personen met politieke aspiraties.

Begin augustus 2002 werd besloten de lokale verkiezingen uit te stellen. Met name de nieuwe partijen meenden dat zij te weinig tijd hadden gehad om zich voor te bereiden. Ook de actualisering van de kiesregisters was nog lang niet voltooid. Een nieuwe datum werd nog niet gekozen; de verwachting is dat deze verkiezingen niet vóór december 2002 zullen plaatsvinden. De lokale overheden worden, sinds de expiratie van hun mandaat, waargenomen door zogenaamde caretaker committees, waarvan de samenstelling per plaats verschilt.

2.3 Veiligheidssituatie

In de verslagperiode laaiden etnische, religieuze en andere spanningen van tijd tot tijd hoog op. Het leger werd ingezet teneinde de orde te herstellen, hetgeen soms met harde hand (zo niet met excessief geweld) plaats vond. Daarnaast boden leger en politie in voorkomende gevallen (uiteraard) ook bescherming aan slachtoffers. In de verslagperiode vielen bij diverse conflicten, verspreid over het hele land, naar schatting enkele duizenden slachtoffers. De belangrijkste gewelddadigheden worden hieronder genoemd. Dit pretendeert dus geen volledig overzicht te zijn.

In september 2001 braken in de plaats Jos in de deelstaat Plateau hevige ongeregeldheden uit, waarbij in een periode van zes dagen enkele honderden doden vielen (schattingen lopen nogal uiteen). Op het eerste gezicht leek het te gaan om een conflict tussen moslims en christenen. Bij nadere beschouwing kwamen ook politieke en economische scheidslijnen aan het licht, met name tussen `autochtone' en `allochtone' etnische groepen (dat wil zeggen diegenen die oorspronkelijk afkomstig zijn uit dat gebied, zoals Biron, Afizere, Anaguta, en diegenen die zich daar later hebben gevestigd, met name Hausa, maar ook Ibo en Yoruba). De autoriteiten reageerden tamelijk laat en toen zij tenslotte reageerden was het niet de politie maar het leger dat de orde herstelde. Hierbij zouden talrijke gevallen van arbitraire arrestatie, mishandeling en buitengerechtelijke executie hebben plaats gehad (zie verder paragraaf 3.3)8.

8 Zie onder meer: Human Rights Watch: Jos, a city torn apart, dec 2001


10
Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |

In oktober 2001 braken in de Noord-Nigeriaanse stad Kano onlusten uit, waarbij enkele honderden doden vielen. Vermoedelijk vloeiden de rellen voort uit een aanvankelijk redelijk vreedzaam protest tegen de Amerikaanse aanvallen op Afghanistan, dat echter uit de hand liep toen moslimjongeren begonnen winkels, politiewagens en huizen in brand te steken. Vooral de wijk waar (christelijke) Ibo's wonen, moest het ontgelden; velen zochten hun toevlucht in de politiebureaus. Eerst nadat het leger ingreep en een avondklok was ingesteld, leek de zaak weer onder controle.

Eveneens in oktober 2001 vond in de deelstaat Benue een bloedbad plaats met enkele honderden slachtoffers. Hierbij ging het niet om inter-etnische conflicten, maar om een actie van het Nigeriaanse leger, dat hard ingreep nadat 19 soldaten gedood waren door milities behorend tot de etnische groep Tiv. Het leger zou hierbij in verschillende dorpen in totaal honderden burgers hebben gedood en grote vernielingen hebben aangericht. Het deed denken aan de actie in november 1999, toen militairen het dorp Odi in de deelstaat Bayelsa verwoestten. De autoriteiten reageerden tamelijk laks op de gebeurtenissen, in die zin dat er voorzover bekend geen disciplinaire maatregelen tegen de verantwoordelijken werden genomen9. Wel is er een onderzoekscommissie ingesteld, waarvan nog geen resultaten bekend zijn.

Deze gebeurtenissen vonden overigens plaats in de context van inter-etnisch geweld tussen Tiv en Jukun. Deze gevechten, waarvan de oorzaken ver terug gaan in het verleden en gelegen zijn in concurrentie over schaarse hulpbronnen, duurden voort in de verslagperiode.
In oktober en november 2001 vonden ook religieuze onlusten plaats in de stad Kaduna, nadat de gouverneur de invoering van een gewijzigde vorm van de shari'a-wetgeving aankondigde. Hij benadrukte dat de wet alleen in door moslims gedomineerde gebieden zou gelden en niet van toepassing zou zijn op christenen. Dit vermocht de christenen niet gerust te stellen. Confrontaties leidden tot circa tien doden in de plaats Gwantu (deelstaat Kaduna). Het kwam derhalve niet tot een herhaling van de massale gewelddadigheden zoals die zich in februari en maart 2000 voordeden.

Behalve om etnische en religieuze tegenstellingen, draaien conflicten dikwijls om (verdeling van) schaarse hulpbronnen zoals weidegronden of viswater. Ook zijn bepaalde (kunstmatige) administratieve grenzen omstreden. In de Niger Delta spelen voorts de eenzijdige verdeling van de inkomsten uit olie en de slechte sociaal-economische en milieusituatie10.

9 zie onder meer Human Rights Watch: Military Revenge in Benue, april 2002 10 Norwegian Refugee Council: Background information on the IDP situation in Nigeria, maart 2002


11
Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |

De criminaliteit is sinds het vorige ambtsbericht niet significant afgenomen. Met name in grote steden als Lagos zijn straatgeweld en gewapende overvallen nog immer aan de orde van de dag. Op het platteland en in kleinere steden speelt dit minder. De politie is niet altijd in staat om effectief tegen criminaliteit op te treden. Niet alleen zijn er te weinig politiemensen, maar ook de organisatie, uitrusting en training van de politiemacht schieten tekort. Het brute optreden van sommige politiefunctionarissen komt de veiligheid niet ten goede. Speciale eenheden die zijn opgericht om de zware criminaliteit te bestrijden, de Rapid Response Teams, zijn beschuldigd van excessief geweld. Er is evenwel sprake van een verbetering ten opzichte van voorafgaande jaren, in de zin dat ze meer onder controle van de overheid staan en minder (bedreigend) aanwezig zijn11.

Daarnaast zijn op tal van plaatsen burgerwachten ingesteld, die de rol van de politie (en van de rechter) overnemen. Hoewel populair bij de lokale bevolking, die ze als effectiever dan de politie beschouwt, kunnen deze burgerwachten verantwoordelijk worden gehouden voor talrijke buitengerechtelijke executies dan wel moorden (zie 3.3.9). Ondanks deze handhavingsproblemen van de politie, kan worden gesteld dat de autoriteiten voortdurend pogingen ondernemen om misdaad tegen te gaan.

2.4 Staatsinrichting

Nigeria is een federale republiek, bestaande uit 36 deelstaten en de Federal Capital Territory (Abuja, sinds 1991 de hoofdstad). De huidige Grondwet, van kracht sinds 31 mei 1999, stipuleert de scheiding der machten als volgt:
- De wetgevende macht ligt bij de Nationale Vergadering (National Assembly), bestaande uit een Senaat met 109 leden en een Huis van Afgevaardigden met 360 leden. Leden van beide huizen worden direct gekozen voor een termijn van vier jaar. Daarnaast kent elke deelstaat een House of Assembly, waarvan de leden ook direct worden gekozen.
- De uitvoerende macht ligt bij de president en de uit meer dan 40 ministers12 bestaande Federale Uitvoerende Raad (Federal Executive Council). De president wordt direct gekozen voor een termijn van vier jaar. Ministers worden benoemd door de president. Naast de federale regering in Abuja spelen de regeringen op deelstaat-niveau een belangrijke rol. De gouverneurs van de deelstaten worden direct gekozen. Deze benoemen dan de Commissioners of the State Government, de ministers op deelstaatniveau.
- De rechterlijke macht, ten slotte, wordt gevormd door een pluriform stelsel van rechtbanken, met op federaal niveau een Supreme Court, een Court of Appeal en een Federal High Court. Op deelstaat-niveau zijn daar nog de High

11 US Department of State, Country Report, 2002, p. 1
12 Inclusief ministers zonder portefeuille
12

Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |

Courts, Sharia Courts13 en de Customary Courts of Appeal. Behalve binnen deze formele structuur wordt er op lokaal niveau ten aanzien van bepaalde facetten recht gesproken door (onder meer) traditionele hoofden en bepaalde religieuze functionarissen.

2.5 Sociaal-economische situatie

Ondanks het enorme potentieel is de Nigeriaanse economie sterk onderontwikkeld als gevolg van jaren van politieke instabiliteit, corruptie en het gevoerde macro- economische beleid. Onder de respectievelijke militaire regeringen van voor 1999 bleef diversificatie van de economie uit en was er sprake van een grote mate van afhankelijkheid van olie-opbrengsten. Op de internationale ranglijst voor sociale ontwikkeling, de Human Development Index, staat Nigeria thans op de 136e plaats (van de 162 landen)14. De buitenlandse schuld is met ruim 30 miljard dollar nog immer enorm. De koopkracht van de gemiddelde Nigeriaan is laag, ook vergeleken met andere landen in Sub-Sahara Afrika15, inkomensverschillen zijn zeer groot en de gezondheidszorg en het onderwijs zijn vrijwel ingestort. - Tweederde van de bevolking leeft beneden de armoedegrens. Vele Nigerianen hebben meerdere banen of drijven handel, om zo het hoofd boven water te houden.

Corruptie komt in alle geledingen van de samenleving voor. Dit kan variëren van het betalen van kleine geldbedragen aan de politie bij wegblokkades, het betalen van medewerkers van elektriciteitsbedrijven, om niet afgesloten te worden, tot het indienen van te hoge rekeningen of onkostendeclaraties, het omkopen van politici of lagere rechters, en het vrijkopen in geval van arrestatie door de politie. De federale regering heeft een anti-corruptiecommissie ingesteld, waar burgers hulp kunnen inroepen indien zij zijn getroffen door corrupte praktijken. De commissie opereert evenwel nog erg terughoudend. In de aanloop naar de verkiezingen lijkt de aandacht voor corruptiebestrijding te verslappen. De corruptiezaken die speelden, blijven thans op de achtergrond.

De nieuwe regering tracht nog immer te komen tot economische hervormingen, waarbij enerzijds liberalisering en privatisering en anderzijds een actieve rol voor de publieke sector wordt nagestreefd. Verder gaan de inspanningen van de regering voor verbetering van het openbaar bestuur door. Er werd in de verslagperiode meer geïnvesteerd in de publieke sector, met name onderwijs, gezondheidszorg en infrastructuur. Of een en ander merkbare verbeteringen voor de gewone man heeft opgeleverd, moet worden betwijfeld.


13 zie ook onder 3.3.5

14 UNDP, Human Development Report, 2001
15 Bruto Nationaal Product per capita bedraagt thans USD 260 (bron: www.worldbank.org)
13

Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |

2.6 Samenvatting

Ofschoon er geen sprake was van bedreiging van het voortbestaan van Nigeria als staat en van de burgerregering in het bijzonder, kon het land in de verslagperiode allerminst als vreedzaam en stabiel gekenschetst worden. Mede in de aanloop naar verkiezingen later dit jaar (lokaal) en in 2003 (op deelstaat- en federaal niveau) zijn bestaande politieke, religieuze en etnische tegenstellingen verscherpt. Dit kwam op enkele plaatsen tot gewelddadige uitbarsting, waarbij in totaal enkele honderden doden vielen. De overheid doet haar best om dit geweld te voorkomen dan wel in de kiem te smoren, maar mist effectiviteit. Dit laatste geldt evenzeer voor het economisch beleid van de overheid, dat maakt dat voor de gewone man nog weinig verbetering in de levensstandaard voelbaar is.

14

Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |

3 Mensenrechten

3.1 Inleiding

De verbetering van de mensenrechtensituatie sinds het eind van de militaire dictatuur heeft zich in de verslagperiode verder bestendigd. Tegelijkertijd zijn er, volgens sommigen juist door die nieuw verworven vrijheden, spanningen aan de oppervlakte gekomen, die de mensenrechtensituatie negatief beïnvloeden. In het nu volgende hoofdstuk wordt een aantal aspecten van de mensenrechtensituatie beschreven, te weten wettelijke waarborgen en toezicht (3.2), de naleving dan wel schending van een aantal grondrechten (3.3) en de mensenrechtensituatie van een aantal specifieke groepen (3.4).

3.2 Waarborgen en toezicht

Nigeria is partij bij alle belangrijke mensenrechtenverdragen, inclusief het Verdrag inzake Burger- en Politieke Rechten en het Anti-folter Verdrag. Laatstgenoemd verdrag werd in de verslagperiode geratificeerd en trad op 28 juli 2001 in werking in Nigeria16. Er zijn sinds het aantreden van de burgerregering in mei 1999 (nog) geen rapportages aan de diverse verdragscomités verschenen, hetgeen het VN- toezicht op naleving van de mensenrechten bemoeilijkt. Ook is Nigeria partij bij het Vluchtelingenverdrag van Genève en het bijbehorende Protocol.

Op nationaal niveau is een groot aantal waarborgen opgenomen in de grondwet. De rechterlijke macht ziet toe op naleving hiervan. In de praktijk heeft dit beperkingen (zie 3.3.5). Daarnaast wordt toezicht op naleving van de mensenrechten gehouden door de (gouvernementele) National Human Rights Commission. Ofschoon de onafhankelijkheid van deze commissie niet geheel boven twijfel verheven is, nam de mate van erkenning van deze organisatie door non-gouvernementele organisaties in de verslagperiode toe17.

Dergelijke non-gouvernementele mensenrechtenorganisaties, waaronder de Constitutional Rights Project, de Civil Liberties Organisation en de Centre for Law Enforcement Education kunnen vrijelijk hun werk doen. Leiders, (kader)leden en sympathisanten van dergelijke organisaties worden door de huidige regering niet gehinderd. Tot slot wordt verwezen naar de door president Obasanjo ingestelde Human Rights Violations Investigations Commission. Deze


16 www.unhchr.ch/documents
17 US Department of State, Country Report, 2002, p. 17
15

Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |

commissie onderzocht, naar het voorbeeld van de Zuid-Afrikaanse Truth and Reconciliation Commission, mensenrechtenschendingen, gepleegd in de periode 1966 tot 29 mei 1999. De commissie sloot in de verslagperiode haar werk af (zie verder 3.4.5).

3.3 Naleving en schendingen

Hieronder volgt een beschrijving van de naleving dan wel schending in Nigeria van een aantal klassieke grondrechten.

3.3.1 Vrijheid van meningsuiting

In kranten en andere media wordt gretig gebruik gemaakt van de relatief grote persvrijheid. Sinds het aantreden van Obasanjo in mei 1999 is een klein aantal gevallen bekend van journalisten die problemen van de autoriteiten hebben ondervonden, in de vorm van bedreigingen, huiszoekingen, en korte detentie. Met name van de zijde van deelstaat-autoriteiten zou de persvrijheid om politieke redenen zijn beknot18. Hierbij kunnen commune delicten zoals smaad ten laste worden gelegd. Over het algemeen is er bij journalisten en uitgevers geen sprake van vrees voor schorsing of detentie wegens hun publicaties. Ook studenten laten zich zonder schroom negatief uit over de regering. De autoriteiten besteden hier weinig aandacht aan (tenzij het gewelddadige acties betreft).

3.3.2 Vrijheid van vereniging en vergadering

Na de dood van generaal Abacha (in juni 1998) werden politieke gevangenen vrijgelaten, onder wie het huidige staatshoofd Obasanjo. Beperkingen op partijvorming werden opgeheven. Uiteindelijk werden drie partijen toegestaan aan de verkiezingen van 1999 deel te nemen ( zie 2.1.2). Andere partijen voldeden niet aan de vooraf geformuleerde, organisatorische criteria.

Voor de verkiezingen van 2003 geldt dat partijen geregistreerd moeten zijn door de nationale kiescommissie INEC. Bij het verstrijken van de deadline voor aanmelding, eind mei 2002, hadden 33 politieke groeperingen hun belangstelling voor registratie kenbaar gemaakt. Vervolgens toetste INEC of zij aan de voorwaarden voldeden, waaronder: het hebben van kantoren in 24 van de 36 deelstaten; het niet gebaseerd zijn op etnische of religieuze gronden; niet van regionale aard zijn. Eind juni 2002 werd bekend gemaakt dat drie van de


18 US Department of State: Country Report 2002, p. 10
16

Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |

aangemelde partijen door INEC officieel geregistreerd waren (zie 2.2). De partijen die niet door INEC geregistreerd werden, kunnen niet meedoen aan de verkiezingen. Dit wil echter niet zeggen dat ze verboden zijn. Overigens wordt over de exacte voorwaarden van registratie nog juridisch geprocedeerd. Ofschoon de onafhankelijkheid van INEC ter discussie is gesteld, zijn er geen aanwijzingen dat INEC om politieke redenen bepaalde partijen zou hebben uitgesloten.

Naast politieke partijen kent Nigeria een rijke schakering aan verenigingen en non- gouvernementele organisaties, die over het algemeen niet gehinderd worden. Er zijn geen aanwijzingen dat de overheid politieke activiteit op systematische wijze beperkt. Ook vakbonden kunnen zich vrij organiseren. Er worden regelmatig stakingen uitgeroepen, waartegen de regering alleen met juridische middelen iets kan ondernemen.
In vorige ambtsberichten over Nigeria werd melding gemaakt van de opkomst van militante, op etnische basis georganiseerde bewegingen, zoals de Odua People's Congress, de Movement for the Actualisation of the Sovereign State of Biafra (MASSOB), de Arewa People's Congress, de Ijaw Youth Council en de Egbesu Boys of Africa, die voortkomen uit verschillende etnische groepen. Wat ze gemeen hebben is hun boodschap van etnisch bewustzijn en hun militante bestrijding van misdaad en `morele teloorgang'. De opkomst van deze bewegingen weerspiegelt de roep om een lossere federatie en sterkere regionale overheden.

Naar aanleiding van gewapende confrontaties tussen leden van het Odua's People's Congress (OPC) met politie en leger (zie hieronder) zijn de OPC en soortgelijke bewegingen in oktober 2000 door de federale autoriteiten verboden verklaard. Om aan dit `verbod' juridisch gevolg te geven, diende de president in april 2002 een wetsvoorstel in: de Prohibition of Certain Associations Act (2002) moet de executieve de macht geven om organisaties te verbieden die zijn ".. gevormd om politieke, religieuze, etnische, tribale, culturele of sociale belangen van een groep op een zodanige manier te bevorderen dat er een strijd ontstaat met orde en rust in het land"19. Hier worden in eerste instanties de militante organisaties zoals OPC, MASSOB, Bakassi Boys, mee bedoeld. Ook de islamitische burgerwachten die in de noordelijke deelstaten de shari'a handhaven, zouden onder dit verbod geschaard kunnen worden. Zelfs de meer gevestigde etnische belangenbewegingen, zoals Afenifere (Yoruba), Ohaneze (Igbo) en Arewa Consultative Forum (Haussa) zouden onder deze definitie kunnen vallen. President Obasanjo heeft deze groepen ervan beschuldigd het etnisch geweld aan te wakkeren. Om dit effectief tegen te gaan, zou een verbod van deze organisaties onvermijdelijk zijn. Zover is het thans echter nog niet: de verwachting is dat het wetsvoorstel tot verregaande discussies in het parlement aanleiding zal geven. Ook wanneer de wet in enigerlei vorm zal zijn aangenomen, moet in de praktijk blijken


19 Wetsvoorstel geciteerd in IRIN: Focus on moves to outlaw ethnic and militia bodies, 24 april 2002

17

Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |

op welke wijze hij wordt gehandhaafd. Thans zal dan ook alleen tot strafvervolging kunnen worden overgegaan op grond van een commuun delict en niet op grond van het enkele lidmaatschap van een van genoemde organisaties.

Genoemde groeperingen zijn allen regionaal actief. Een persoon die problemen vreest van een van deze bewegingen zal in een deel van Nigeria waar de beweging niet actief is, gevrijwaard zijn van deze problemen. In de regio waar deze beweging wel actief is, moet worden aangenomen dat de autoriteiten niet altijd in staat zijn om afdoende bescherming te bieden tegen eventueel op de persoon gericht geweld.
Hieronder worden enkele van de militante etnische bewegingen beschreven.

De OPC werd in 1994 opgericht door Frederick Fasehun om `de belangen te beschermen' van de circa 20 miljoen20 Yoruba in Nigeria. De doelstelling is zelfbeschikking van de Yoruba, hetzij in de vorm van een verregaande vorm van autonomie van het zuid-westen van Nigeria binnen de federale republiek, hetzij door afscheiding van dit deel van Nigeria. De Yoruba zouden in het huidige Nigeria economisch, sociaal en cultureel gediscrimineerd c.q. bedreigd worden door de noordelijke Hausa; `onorthodoxe middelen' zouden nodig zijn om de Yoruba hiertegen te beschermen, aldus de secretaris-generaal21. Dergelijke discriminatie van Yoruba kan dezerzijds overigens niet bevestigd worden. De OPC geeft lidmaatschapskaarten uit en vraagt contributie van haar leden. Het leiderschap wordt gevormd door de `Wijze Zeven', voorgezeten door Fasehun en geadviseerd door een groep van 16 oudsten. Verder kent de OPC een nationale conventie (National Convention) en een nationale uitvoerende raad (National Executive Council), alsmede een gewapende tak, de Esho genaamd.

Eind 1999 ontstonden er scheuren in de OPC. Een factie onder leiding van Ganiyu Adams beschuldigde Fasehun van uitverkoop van de separatistische idealen en begon een militant offensief. Tijdens gewelddadigheden waarbij OPC-leden betrokken waren gedurende het jaar 2000, trad de politie hard op, hierin gesteund door het mandaat om zonodig vuurwapens gericht te gebruiken (`shoot-on-sight') . Dit wil evenwel niet zeggen dat er een actief opsporingsbeleid werd gevoerd, laat staan dat het enkele lidmaatschap het risico van standrechtelijke executie met zich mee bracht.

In oktober 2000 kwam het weer tot een treffen tussen militante Yoruba's en Hausa's. Na vier dagen van rellen in Lagos, waarbij circa honderd doden vielen, kondigden de autoriteiten aan de OPC te verbieden en de leiders te arresteren. Hieraan werd evenwel geen consequent juridisch gevolg gegeven. Inmiddels zijn alle kopstukken evenwel weer op vrije voeten, laten zij zich op TV zien met de


20 Het OPC-leiderschap zelf spreekt over 40 miljoen Yoruba
21 interview redacteur ambtsbericht met toenmalig SG Kayode Ogundamisi, 11 februari 2000
18

Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |

gouverneur van Lagos en kunnen gaan en staan waar ze willen. Processen die tegen hen liepen wegens hun rol bij gewelddadigheden zijn alle op niets uitgelopen. Wel worden naar alle waarschijnlijkheid nog enkele OPC-leden vastgehouden op verdenking van commune delicten. De organisatie tracht hen vrij te kopen. De OPC is nog immer actief zonder dat de politie daar veel tegen onderneemt. Gesteld kan worden dat de OPC ondanks de negatieve houding van de federale regering door de lokale autoriteiten niet stelselmatig wordt gehinderd. Aan de ene kant streeft de overheid ernaar het geweld van de kant van de OPC beteugelen, aan de andere kant is zij niet bereid of in staat om de organisatie lam te leggen.

Een ander voorbeeld van een organisatie die in de verslagperiode van zich deed spreken is de Movement for the Actualisation of the Sovereign State of Biafra (MASSOB). Deze organisatie stelt de Ibo-bevolkingsgroep te vertegenwoordigen en streeft naar een onafhankelijke staat in zuid-oost Nigeria. De leider, Ralph Uwazurike, werd in maart 2000 korte tijd vastgehouden. In mei 2000 zouden twee aanhangers gedood en 54 aanhangers door de politie gearresteerd zijn, na het planten van de vlag van Biafra in de plaats Aba in de deelstaat Abia. De arrestanten werden verraad en `onwettige vergadering' ten laste gelegd. De rechter op deelstaatniveau schrapte de aanklacht voor wat verraad betreft, omdat hij zich niet bevoegd achtte om een federaal delict te beoordelen. Op grond van de resterende aanklacht werden de arrestanten op borgtocht vrijgelaten. In de naburige deelstaat Imo en in Lagos zou de politie excessief geweld hebben gebruikt tegen MASSOB-aanhangers, tijdens protesten tegen de detentie van mede-aanhangers22. In februari 2001 werd bericht dat de politie het hoofdkwartier van MASSOB in de plaats Okigwe had vernietigd en de leider en negen aanhangers had gearresteerd. Zij zouden zijn beschuldigd van `verstoring van de openbare orde, aanzetten tot en gebruik van vuurwapens en een poging om een illegale republiek op te zetten'23.

Eveneens in het Zuid-Oosten deed een andere militante groepering, de Bakassi Boys, van zich spreken. De groepering draagt geen uitgesproken etnische identiteit uit, maar kan wel worden gezien als een uiting van anti-federaal sentiment. Grote delen van de bevolking, inclusief een aantal lokale politici, zien de Bakassi Boys ­ in tegenstelling tot de (federale) politie ­ als een effectieve en betrouwbare misdaadbestrijder24. In de deelstaat Anambra worden de Bakassi Boys zelfs betaald door de gouverneur om de orde te handhaven25. Hun diensten werden zelfs geformaliseerd in een wet op deelstaatniveau, onder de eufemistische naam Anambra Vigilante Services. De federale autoriteiten zien een en ander met lede


22 Amnesty International: Time for Justice and Accountability, p. 10-11; AFP 27 augustus 2000
23 IRIN, Police crack down on separatist group, 9 februari 2001
24 BBC News: Nigeria seizes vigilante chief, 6 maart 2001
25 US Department of State, Country Report, 2002, p. 4
19

Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |

ogen aan en trachten aan deze praktijken een einde te maken. Zo meldde de politie begin augustus 2002 dat in de deelstaat Abia een vijftal illegale detentiecentra van de Bakassi Boys waren gesloten en 46 personen die erin waren opgesloten, waren vrijgelaten. De politie gaf aan diegenen te zullen arresteren die actief zijn in dergelijke `burgerwachten'26.

De situatie in de Niger-delta, in het bijzonder in Ogoniland, is sinds de komst van het burgerbewind verbeterd, maar nog immer gespannen. Sinds de komst van het burgerbewind in 1999 is geen sprake meer van (stelselmatige) vervolging van actieve leden van MOSOP dan wel van de jongerenafdeling National Youth Council of the Ogoni People (NYCOP). Dit laat echter onverlet dat spanningen tussen de overheid en de Ogoni-beweging, alsook spanningen binnen deze beweging, soms hoog oplopen als gevolg van conflicten over de verdeling van hulpbronnen (waaronder de olieopbrengsten). Zo werd bijvoorbeeld in december 2001 in de deelstaat Rivers een demonstratie van NYCOP uiteengedreven, omdat er geen voorafgaande toestemming was verkregen.

3.3.3 Vrijheid van godsdienst

In het noorden van Nigeria zijn moslims veruit in de meerderheid, in het zuiden christenen. Het middengedeelte, de zogenaamde Middle Belt, is gemengd. Om de hieruit voortvloeiende spanning te beteugelen, werd reeds in de eerste Grondwet opgenomen dat Nigeria een seculiere staat zou zijn, zonder staatsgodsdienst. Ook in de huidige Grondwet (van mei 1999) wordt de vrijheid van godsdienst gegarandeerd, hetgeen in principe gerespecteerd wordt. Er is geen sprake van vervolging van de zijde van de overheid op religieuze gronden. Christenen en moslims leven in het dagelijks leven meestal vreedzaam naast elkaar. Deze situatie is gedurende de verslagperiode evenwel in toenemende mate onder druk komen te staan als gevolg van de invoering van de islamitische wetgeving (shari'a) in een aantal noordelijke deelstaten (zie 3.3.5). De shari'a is niet van toepassing op het christelijke volksdeel27. Wel worden christenen in de deelstaten waar de shari'a wordt toegepast op bepaalde vlakken in hun doen en laten beperkt, bijvoorbeeld door de scheiding van de seksen in het openbaar vervoer en door het verbod op alcohol en prostitutie28. Met andere woorden: niet-moslims mogen dus wel drinken, alleen is alcohol (formeel) niet te koop. Ook is in een aantal noordelijke deelstaten een algeheel verbod afgekondigd op bekeringsactiviteiten, om de inter- religieuze spanningen niet verder te laten escaleren.


26 IRIN, Police clamp down on vigilante group, 8.8.02
27 De wettelijke bepaling zijn dus niet van toepassing op niet-moslims, tenzij een individu er zich vrijwillig aan wenst te onderwerpen (Zie bijv. AFP, Islamic court orders flogging of christian in Northern Nigeria, 7 febr. 2001)
28 Prostitutie is overigens niet alleen in de shari'a-deelstaten verboden, zie 3.4.3
20

Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |

De achtergrond van de radicalisering ligt voor een deel in de ontevredenheid bij de (overwegend islamitische) bevolking over de geldende wet- en regelgeving. In de ogen van velen biedt de `koloniale' wetgeving geen bescherming tegen zedenverval en corruptie; alleen islamitische wetgeving zou deze problemen kunnen oplossen. Daarnaast spelen ook politieke beweegredenen een rol. Onder diegenen die ijveren voor de shari'a zijn veel politici die zich verzetten tegen invloed vanuit de hoofdstad Abuja op het lokale bestuur. Hierbij speelt ook de door president Obasanjo gevoerde strijd tegen corruptie een rol. De shari'a biedt aan lokale politici de mogelijkheid het centraal gezag op afstand te houden. Dit, alsmede een grotere mate van vrijheid, zouden kunnen verklaren waarom deze tendens van roep om de shari'a juist sinds het aantreden van de nieuwe regering van zich doet spreken. Ondanks mensenrechtenschendingen die op basis van de shari'a zijn gepleegd, lijkt de bevolking in het noorden de shari'a niet als probleem te zien, integendeel, er bestaat brede steun voor. De kritiek erop komt met name uit het zuiden.

3.3.4 Bewegingsvrijheid

Er wordt van overheidswege geen beperking gesteld aan de bewegingsvrijheid binnen Nigeria. Wel komt het in de praktijk voor dat politiefunctionarissen bij wegblokkades kleine geldbedragen afdwingen van willekeurige reizigers. Het land kent geen algemene identificatieplicht. Wel wordt er (reeds jaren) gewerkt aan de invoering van een nationale identiteitskaart, maar deze kwestie is thans opgeschort tot na de verkiezingen van 2003. De vrijheid om buiten Nigeria te reizen is wettelijk geregeld in de paspoortwet van november 1998. Vanaf deze datum wordt een nieuw model paspoort afgegeven. Meer informatie over documentkwesties is te vinden in een uit te brengen ambtsbericht `legalisatie en verificatie met betrekking tot Nigeria'.
Er bestaan directe lijnvluchten van en naar Europa vanuit Abuja, Lagos, Port Harcourt en Kano. Terugkerende ex-asielzoekers worden bij aankomst in Nigeria overgebracht naar het hoofdkwartier van de immigratiedienst, waar hun identiteit wordt vastgesteld. Daarna zijn ze vrij om te gaan. Ook van systematische negatieve bejegening door de omgeving van betrokken personen is geen sprake.

3.3.5 Rechtsgang

Nigeria kent een complex rechtssysteem dat tot op zekere hoogte functioneert. De snelheid van de rechtsgang is een probleem, mede gelet op de erbarmelijke situatie in veel gevangenissen. Veel verdachten wachten al jaren in detentie op hun proces. Sommige lokale overheden beginnen dit probleem aan te pakken, bijvoorbeeld door verdachten te laten verhoren in de gevangenis zelf, of door het bouwen van

21

Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |

rechtszalen bij de gevangenis. Niettemin blijft de capaciteit van de rechterlijke macht zowel qua mankracht als qua faciliteiten ontoereikend. Veel rechtbanken zien er schamel uit. Rechters schrijven hun vonnissen dikwijls met de hand, ook omdat zij hun griffiers niet vertrouwen. In Lagos, waar de meeste rechtzaken zich afspelen, wordt echter een actiever beleid gevoerd: er zijn juridische hervormingen en laagdrempelige `rechtswinkels' geïntroduceerd. Behalve door de beperkte capaciteit wordt de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht beperkt door corruptie. Leden van met name de lagere rechtbanken kunnen gevoelig zijn voor omkoping. Op het niveau van de Court of Appeal en de Supreme Court is de kans op (succesvolle) omkoping echter vrijwel nihil29. In de verslagperiode deed zich een tweetal zaken voor, waaruit bleek dat het Supreme Court zich een grote mate van zelfstandigheid permitteert. Deze zaken betroffen cruciale issues, te weten de verdeling van hulpbronnen tussen deelstaten en federale regering; en de registratie van nieuwe partijen en de kieswet.

Het Nigeriaanse strafrecht kent twee stelsels die naast elkaar bestaan. In het zuiden geldt de Criminal Code, in het Noorden de (strengere) Penal Code. Dit verschil komt voort uit de traditionele verdeling tussen het islamitische noorden en het christelijke zuiden. De federale politie is eraan gehouden om verdachten over te brengen naar de plaats waar het delict gepleegd is. Op andere rechtsgebieden geldt wel een voor geheel Nigeria uniform systeem. Het militaire (straf)recht is alleen van toepassing op zaken waarbij militairen betrokken zijn.

Op 27 oktober 1999 kondigde de gouverneur van de noordelijke deelstaat Zamfara, Ahmed Sani, de invoering van het strafrecht van de islamitische wetgeving (shari'a) aan, kennelijk met brede steun van de overwegend islamitische bevolking. De shari'a werd er formeel van kracht op 27 januari 2000. Er werden drie shari'a rechtbanken geïnstalleerd, die -naast gebruikelijke civiele kwesties- ook (straf)zaken zoals alcoholgebruik en seks voor het huwelijk behandelen.

Invoering van het strafrecht van de shari'a staat op gespannen voet met de Grondwet, die het bereik van islamitische wetgeving beperkt tot het civiele recht. De mogelijke invoering van de shari'a in andere delen van Nigeria leidde tot grote maatschappelijke onrust. In reactie op de massale onlusten in Kaduna in februari 2000 sprak president Obasanjo zich op 27 februari 2000 voor het eerst over de shari'a uit, in die zin dat hij de mogelijkheid van amputatie en steniging veroordeelde. Vervolgens werd na overleg tussen de president en de gouverneurs van alle deelstaten op 29 februari 2000 besloten de invoering c.q. handhaving van de strafrechtelijke aspecten van de shari'a voor onbepaalde duur op te schorten. Dit akkoord bleek geen lang leven beschoren. In maart 2000 werd in Zamfara een handamputatie uitgevoerd bij een man veroordeeld wegens diefstal van een koe.


29 par 4.1, Nigeria: Selected Issues related to Corruption: Immigration and Refugee Board of Canada, januari 1999


---

Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |

De gouverneur verklaarde vervolgens dat toepassing van de shari'a onontkoombaar was. Sindsdien is een beperkt aantal lijfstraffen uitgevoerd, wegens `delicten' als seks voor het huwelijk en diefstal.

Elf andere deelstaten volgden uiteindelijk het voorbeeld van Zamfara en kondigden invoering van het shari'a strafrecht voor moslims aan: achtereenvolgens Sokoto (mei 2000), Yobe en Borno (augustus 2000), Katsina (september 2000) en Jigawa, Kano en Kebbi (november 2000) en Bauchi (juni 2001), Gombe en Niger (november 2001). In Kaduna werd in november 2001een afgezwakte vorm van kracht. Deelstaten met een islamitische meerderheid als Adamawa, Nassarawa, Kogi en Kwara hebben geen plannen richting shari'a kenbaar gemaakt.
In mei 2002 weigerde de deelstaatregering van Oyo, Zuid-Nigeria, het shari'a strafrecht in te voeren, ondanks verzoek van islamitische groeperingen. Hierop verklaarde een woordvoerder van deze groepering de shari'a, daar waar die het burgerlijk en familierecht betrof, toch van toepassing, ondanks het feit dat de autoriteiten hier niet aan mee zullen werken. `Verdachten' zouden dan 'berecht' worden door een raad van imams in de deelstaat30.

Handhaving van het shari'a strafrecht verschilt per deelstaat. In de aanloop naar de verkiezingen wordt de druk op plaatselijke politici opgevoerd om implementatie strikter ter hand te nemen. Religieuze leiders beschuldigen de politici ervan niet serieus te zijn, politici ontkennen dit31. Tot dusverre is slechts één executie ten uitvoer gelegd op grond van de shari'a. Deze vond plaats in januari 2002 in de deelstaat Katsina, wegens moord. Een spraakmakende zaak was voorts die van een gescheiden vrouw in de deelstaat Sokoto, die werd veroordeeld tot dood door steniging wegens seks buiten het huwelijk. Uiteindelijk werd ze in beroep wegens procedurele fouten vrijgesproken. Tegelijkertijd werd in een andere deelstaat een ander doodvonnis in een soortgelijk geval uitgesproken. De tenuitvoerlegging van de doodstraf in dat geval werd opgeschort tot het moment dat het uit de `illegale' relatie geboren kind niet meer van de moeder afhankelijk was, t.w. januari 2004. In beroep bij een hogere shari'a rechtbank werd dit vonnis in augustus 2002 bekrachtigd. President Obasanjo heeft verklaard een eventuele executie zeer te betreuren, maar gaf niet aan dat hij dwingend zou ingrijpen om dit te voorkomen. In theorie kan men tegen een vonnis van de shari'a rechtbanken in hoger beroep gaan op het federale niveau. Of dit ook in de praktijk een reëel rechtsmiddel is, zal nog moeten blijken.

De meeste shari'a deelstaten hebben een separaat handhavingsorgaan in het leven geroepen (in de deelstaat Kano de Kano State Independent Hisba geheten, in de deelstaat Zamfara bekend onder de naam Yan'Agaji). De federale politie ziet niet


30 IRIN, Muslim group adopts sharia in southern state, 2-5-02
31 AFP, Islamic activists condemn non-enforcement of shariah sentences, 3-5-02
23

Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |

toe op handhaving van de shari'a. De wetgeving, opsporing en vervolging geldt alleen in de desbetreffende deelstaat. Men kan zich dus aan de shari'a onttrekken door zich elders in Nigeria te vestigen. Ook binnen de deelstaten is handhaving niet altijd consequent. Zo worden in de stad Kano de regels wel gehandhaafd binnen de muren van de oude stad, maar niet in het stadsdeel Sabon Gari, waar mensen uit andere delen van Nigeria zich normaliter vestigen32. Voor de duidelijkheid: de invoering van het strafrecht van de shari'a laat de werking van de penal code onverlet. Het in Noord-Nigeria vigerende strafrecht geldt voor iedereen, moslims en niet-moslims. Voor moslims gelden dus beide systemen naast elkaar.

De vraag of de invoering van het strafrecht van de shari'a ongrondwettelijk is, is nog immer niet ondubbelzinnig beantwoord. Zoals gesteld in 2.2 nam de federale minster van Justitie in maart 2002 voor het eerst duidelijk stelling tegen de shari'a wegens strijdigheid met de Grondwet. Of deze uitlatingen zullen worden gevolgd door dwingend ingrijpen tegen de desbetreffende deelstaten valt nog te bezien. Overigens laat een en ander onverlet dat bepaalde straffen ingevolge de shari'a een schending inhouden van door Nigeria geratificeerde mensenrechtenverdragen.

3.3.6 Arrestaties en detenties

Decreten met betrekking tot arrestatie en detentie die zijn uitgevaardigd door de voormalige militaire regimes zijn ingetrokken of worden, voorzover bekend, niet meer toegepast. Met name wordt in dit verband verwezen naar het State Security (Detention of Persons) Decree No.2 (1984), dat onbeperkte detentie zonder aanklacht toestond. Met het van kracht worden van de nieuwe Grondwet in mei 1999 werden alle decreten die daarmee in strijd waren, nietig verklaard. In artikel 35 van de Grondwet worden de omstandigheden waarin een individu van zijn vrijheid mag worden beroofd, uitvoerig beschreven. Dit wordt in de praktijk evenwel niet altijd gerespecteerd. Er is een aantal gevallen bekend van detentie zonder aanklacht of gevallen waarin toegang tot rechtsbijstand of familie en de mogelijkheid van borgtocht willekeurig werden geweigerd33.

3.3.7 Mishandeling en foltering

In het algemeen is de reputatie van de politie slecht. Corruptie, afpersing en zelfs buitengerechtelijke executies worden in verband gebracht met de slechte salariëring en uitrusting. Een en ander is door het nieuwe regime als probleem onderkend en er worden inspanningen verricht om dit aan te pakken, onder meer


32 Reckoning with Sharia, in: West Africa, 8-4-02
33 US Department of State: Country Report on Human Rights Practices; Nigeria, 2001, p. 6
24

Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |

betere training van politiepersoneel. In april 2002 werd een eenheid van 555 man benoemd om corruptie binnen de politie uit te roeien. De instelling van deze eenheid, bekend onder de naam ghost squad, onderstreept de goede bedoelingen van de overheid om corruptie aan te pakken, maar ook de lange weg die hierbij nog te gaan is. De leiding van de politie tracht door reorganisaties, ontslagen en disciplinaire straffen de controle over het apparaat te versterken. Het aantal politie- agenten op straat in Abuja werd in de aanloop naar de lokale verkiezingen verdubbeld. De geleverde inspanningen kunnen echter niet voorkomen dat het aantal gewelddadige incidenten toeneemt (zie 2.2). Het vermogen om overeenkomstig internationale maatstaven de wet te handhaven bleef, ook in deze verslagperiode, een punt van zorg. De klachten over de politie gelden overigens evenzeer voor het leger, dat willekeurig geweld heeft gebruikt in pogingen om de orde te herstellen (zie 3.3.9).

De situatie in gevangenissen is nog steeds zorgelijk, onder meer wegens gebrek aan drinkwater, voldoende voedsel en sanitaire en medische voorzieningen en wegens een hoge mate van overbezetting. Dit laatste is mede het gevolg van het feit dat veel gevangenen soms jaren in voorarrest zitten. De autoriteiten onderkennen het probleem. In de verslagperiode zijn weer diverse malen enkele honderden gevangenen vrijgelaten.

3.3.8 Doodstraf

Het Nigeriaanse strafrecht laat de mogelijkheid van de doodstraf open wegens moord, gewapende overval, illegaal wapenbezit, hoogverraad en desertie in oorlogstijd. Er zouden thans circa 1500 mensen ter dood veroordeeld zijn en in afwachting van tenuitvoerlegging. Aangezien executies doorgaans in de beslotenheid van gevangenissen worden uitgevoerd is niet duidelijk hoeveel executies sinds het aantreden van de burgerregering hebben plaatsgevonden. President Obasanjo heeft te kennen gegeven tegen de doodstraf te zijn en heeft in januari 2000 ten aanzien van een aantal ter dood veroordeelden (gedeeltelijke) amnestie verleend34. In het kader van de shari'a in Noord-Nigeria is in tenminste een geval de doodstraf ten uitvoer gelegd. Anders dan te doen gebruikelijk vond de executie publiekelijk plaats (zie 3.3.5).

3.3.9 Buitengerechtelijke executies en moorden

Tijdens pogingen om de orde te herstellen heeft de overheid in voorkomende gevallen excessief geweld gebruikt, waarbij vele doden zijn gevallen. Het meest


34 Amnesty International: Time for Justice and Accountability, p. 13
25

Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |

flagrante voorbeeld hiervan deed zich voor in de deelstaat Benue, toen het leger honderden burgerslachtoffers maakte, nadat 19 soldaten door Tiv-milities waren gedood (zie 2.3). Dit voorbeeld illustreert eens te meer dat overheidsgeweld niet zonder reden wordt gebruikt, maar wel disproportionele vormen kan aannemen.

Er zijn talrijke gevallen bekend van standrechtelijke executies door politie en leger, zowel tijdens etnische onlusten als tijdens de arrestatie van criminelen. Dergelijke gevallen zijn onder meer gedocumenteerd tijdens de onlusten in Jos en Benue (zie paragraaf 2.3). Van de zijde van de overheid worden de gebeurtenissen in Benue samen met soortgelijke gebeurtenissen in Jos, Nassarawa, en de deelstaat Taruba onderzocht door een commissie onder leiding van rechter Okuchukwu Opere. De indruk bestaat dat de aandacht van de autoriteiten meer uitging naar de slachtoffers onder de militairen dan die onder de burgerbevolking.

Ook leden van onofficiële, gewapende burgerwachten zouden zich schuldig hebben gemaakt aan buitengerechtelijke executies van verdachten. Zoals aangegeven in paragraaf 3.2.2 tracht de federale overheid aan deze praktijken een einde te maken, doch lang niet altijd met succes. Dergelijke burgerwachten zijn georganiseerd door (de in 3.3.2 genoemde) militante etnische bewegingen, maar ook door associaties van handelaren, die zo hun zaken proberen te beschermen. Zo zou de burgerwacht van de Onitsha Traders Organisation bij een operatie in januari 2000 niet minder dan 70 vermeende overvallers hebben gedood35. Ook de in de deelstaten Anambra, Abia en Imo actieve burgerwacht Bakassi Boys (zie ook 2.2) heeft zich aan `talrijke' buitengerechtelijke executies schuldig gemaakt36.

Daarnaast zijn er tal van berichten van straatgeweld, waarbij vermeende criminelen werden gedood door een menigte. De politie staat dit niet toe maar is niet altijd in staat dit te voorkomen.

In de verslagperiode deden zich ook gevallen van politieke moorden voor. Het meest prominent hierbij was die op minister van Justitie Bola Ige in december2001. Daarnaast werd in augustus 2001 een parlementariër in de deelstaat Rivers neergeschoten. In december 2001 kwam een parlementariër in de deelstaat Osun om bij politiek geweld37. Al deze aanslagen zijn vooralsnog onopgehelderd.


35 O. Nwanguma, The Rise of Ethnic Militias in: Liberty, vol 12 no 8, september 2000
36 Human Rights Watch: Nigeria, the Bakassi Boys: the legitimization of murder and torture, mei 2002

37 US Department of State, Country Report on Human Rights Practices, 2002, p. 4
26

Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |

3.4 Positie van specifieke groepen

Hieronder wordt een beschrijving gegeven van de mensenrechtensituatie van een aantal specifieke groepen, achtereenvolgens: vrouwen, minderjarigen, etnische groepen en minderheden, Abacha-aanhangers, dienstweigeraars en deserteurs, en homoseksuelen. Ook wordt ingegaan op een drietal specifieke onderwerpen, te weten: mensensmokkel en prostitutie vanuit Nigeria; de situatie in het door Nigeria en Kameroen betwiste Bakassi; en de positie van geheime genootschappen, zoals de Ogboni.

3.4.1 Vrouwen

De positie van vrouwen in Nigeria is, zoals in veel ontwikkelingslanden, niet rooskleurig te noemen. Nigeria is partij bij de Conventie voor de Uitbanning van alle vormen van Discriminatie van Vrouwen en het verbod op discriminatie is in de Grondwet opgenomen.
Vrouwen zijn in alle geledingen van de samenleving actief, zij het dat ze op hoge posten (overheid en bedrijfsleven) ondervertegenwoordigd zijn. Er is een aantal vrouwen dat actief deelneemt aan het politieke leven; het land kent verscheidene vrouwelijke ministers. Er zijn geen officiële kleding- of gedragscodes voor vrouwen, anders dan die welke traditioneel of religieus bepaald zijn. Vrouwen kunnen de bescherming van de autoriteiten inroepen c.q. aangifte doen tegen geweld of discriminatie. Die mogelijkheid wordt in de praktijk vaak begrensd door traditionele normen van wat als toelaatbaar wordt gezien, alsook door de kosten van een gang naar de rechter.

Vrouwen zijn juridisch handelingsbekwaam en kunnen zelfstandig een reisdocument aanvragen. De aanvraagprocedure is voor mannen en vrouwen gelijk. Vrouwen behoeven niet de toestemming van hun echtgenoot om een paspoort aan te vragen.

De overheid heeft zich uitgesproken tegen een aantal 'schadelijke traditionele praktijken', waaronder vrouwenbesnijdenis (female genital mutilation, FGM), en steunt, samen met non-gouvernementele organisaties, bewustwordingsprojecten over de gevaren van FGM. Deze praktijk is nog altijd wijdverbreid in (delen van) Nigeria maar zeker niet universeel38. Hierbij zijn met name regionale verschillen van belang. Het percentage vrouwen dat FGM heeft ondergaan in de noordelijke deelstaat Yobe wordt geschat op 0,6% tegen 98,7% in de zuidelijke deelstaat


38 Volgens informatie van het regionaal kantoor van UNIFEM in Lagos vindt FGM plaats in 32,9 % van de huishoudens. In de eerder geciteerde Country Assessment van het Britse Home Office wordt het percentage vrouwen dat FGM heeft ondergaan geschat op 50-90%.

27

Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |

Osun39. Ook is er een grote geografische variatie in het type FGM40 dat wordt toegepast. In bijna 90% van de gevallen gaat het om FGM van het Type I en II, het verwijderen van de clitoris en geheel of gedeeltelijk de kleine schaamlippen. De nog meer ingrijpende Types III en IV (o.m. infibulatie) komen volgens dezelfde bron voor in 10,4% respectievelijk 1,9% van de gevallen. Ook de leeftijd waarop FGM wordt toegepast varieert, van een week oud tot het moment nadat een vrouw haar eerste kind baart. Moeders kunnen hun jonge dochter aan deze praktijk onttrekken als zij dit wensen, met name in de grotere steden (zij het dat het per geval zal verschillen in hoeverre men een nieuw bestaan kan opbouwen).

In de deelstaten Bayelsa, Cross River, Delta, Edo, Ogun, Osun en Rivers is FGM strafrechtelijk verboden. Het is dezerzijds niet bekend in welke mate dit verbod heeft geleid tot gevallen van strafvervolging. Ook op federaal niveau is een wetsvoorstel ingediend dat tot doel heeft FGM tegen te gaan; dit voorstel is nog niet door het parlement aanvaard. Overigens valt te betwijfelen of een wettelijk verbod, althans op korte termijn, een einde zal maken aan dit soort traditionele gebruiken (zie de deelstaten waar al een verbod geldt).

3.4.2 Minderjarigen

De wettelijke meerderjarigheidsleeftijd is in beginsel 18. Voor bepaalde rechtshandelingen moet men 21 jaar zijn. Minderjarigen (onder de 18) kunnen met toestemming van de ouders een eigen paspoort krijgen. Opvang van alleenstaande minderjarigen is, evenals in andere delen van Afrika, traditioneel een aangelegenheid voor de extended family. Het wordt over het algemeen als normaal beschouwd dat andere familieleden dan de ouders zonodig de zorg voor een kind op zich nemen. Het is onwaarschijnlijk dat niemand zich over een minderjarig familielid zou kunnen of willen ontfermen. Daar komt bij dat jongeren vaak voor hun wettelijke meerderjarigheidsleeftijd op eigen benen zullen staan, uiteraard afhankelijk van het milieu waaruit men afkomstig is. Bij meisjes wordt deze sociale meerderjarigheid afgemeten aan factoren als gehuwde staat en moederschap. Er bestaan in Nigeria overigens wel weeshuizen, maar die zijn, voor zover bekend, met name bedoeld voor zeer jonge kinderen. Voor alleenstaande meisjes en jonge vrouwen is in beperkte mate opvang aanwezig (zie ook 3.4.3).


39 Bron: UNIFEM regionaal kantoor, Lagos
40 De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) hanteert hierbij een schaal van I tot IV, van minst tot meest ingrijpend.

28

Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |

3.4.3 Mensensmokkel en prostitutie

Het komt voor dat Nigeriaanse meisjes en vrouwen door criminele organisaties worden geworven, met name in de deelstaat Edo, om in Europa in de prostitutie te werken. In deze deelstaat is prostitutie maatschappelijk meer aanvaard dan elders, hoewel het nooit als zodanig wordt benoemd. Sommige families besluiten (een van) hun dochters naar Europa te sturen om daar geld te verdienen. Hoewel men in het algemeen beseft dat de meisjes in de prostitutie terecht komen, zijn de verwachtingen over de Europese omstandigheden vaak onjuist41. Het verschijnsel is niettemin bekend, er wordt voorlichting over gegeven en de pers publiceert erover. Nigeriaanse schattingen gaan ervan uit dat duizenden meisjes in het buitenland verblijven en ongeveer honderd meisjes per week vertrekken (overigens niet alleen naar Europa).

De overheid is zich (op alle betrokken niveaus) terdege bewust van het probleem van smokkel van jeugdige prostituees en overtuigd van het belang om hier tegen een beleid te voeren. Invloedrijke, hooggeplaatste personen hebben reeds een aantal initiatieven genomen om dit beleid vorm te geven. De betrokken overheden volgen in dit voetspoor.

Zo heeft de regering van de deelstaat Edo een intensieve voorlichtingscampagne opgezet en een wet opgesteld, die het probleem effectiever moet aanpakken. Deze Criminal Code (Amendment) Law 2000 stipuleert strenge straffen voor de smokkelaars en maakt ook prostitutie een misdrijf. Ook in de deelstaten Katsina en Jigawa is prostitutie recentelijk verboden. Het lijkt dat de overheid daadwerkelijk meer werk maakt van strafrechtelijke vervolging van mensensmokkel. Zo werd in juni 2001 in Lagos nog een in hogere kringen bekende Nigeriaanse gearresteerd op verdenking van kindersmokkel.
Ook op federaal niveau zijn stappen gezet. Zo werd het afgelopen jaar de VN Conventie tegen Transnationale Georganiseerde Misdaad (2000) en bijbehorende Protocollen ondertekend, die ertoe strekken om mensenhandel te voorkomen, te bestrijden en te bestraffen. Voorts sloot de Nigeriaanse regering vorig jaar een terug- en overname-overeenkomst af met Italië, mede om een halt toe te roepen aan de toevloed van Nigeriaanse meisjes in Italië. Italië doneerde 2,5 miljoen dollar ten behoeve van preventie en rehabilitatieprojecten.

Een aantal gouvernementele en non-gouvernementele organisaties is reeds betrokken bij opvang en rehabilitatie van slachtoffers van vrouwensmokkel. In juni 2002 ging voorts een groot project op dit gebied van start, onder auspiciën van de Internationale Organisatie voor Migratie. Dit project richt zich op voorlichting en opvang bij terugkeer.


41 Een Schijn van Voodoo, Afrika Studiecentrum, Leiden, 1999, p. 18
29

Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |

Bij mensensmokkel spelen grote financiële belangen mee, gelet op de omvang van de ermee gemoeide investering (de reis, de tussenpersoon, etc). Voodoo42 kan een manier zijn om die belangen te dienen. Voodoo wordt daarbij vooral ingezet om de onderneming te beschermen (bijvoorbeeld door verstrekking van beschermende amuletten). Uit onafhankelijk onderzoek blijkt dat deze praktijk in de Nigeriaanse cultuur niet als intimidatie-middel geldt, maar wel als zodanig misbruikt kan worden43. Voor hun vertrek uit Nigeria ondergaan de meisjes rituele handelingen die niet zijn gericht op intimidatie maar als beschermingsritueel gebruikelijk zijn en algemeen geaccepteerd. Voorzover voodoo in Nederland door handelaren of madams is toegepast om de meisjes onder druk te zetten, spreekt onderzoek hiernaar van een `pervertering' of verbastering van de praktijken die bij traditionele Nigeriaanse heiligdommen plaatsvinden en daar een geheel andere betekenis en bedoeling hebben. Culturele voorstellingen worden misbruikt op een manier die in Nigeria als volstrekt illegitiem zou worden aangemerkt44. Ander onderzoek suggereert dat veel betrokkenen meegaan in de onderneming niet zozeer uit angst voor deze rituelen, als wel vanwege de problemen (bijvoorbeeld bedreiging) die familieleden in Nigeria zouden kunnen ondervinden bij weigering. Sommigen geloven daarentegen wel degelijk dat de voodoo-rituelen serieuze negatieve gevolgen kunnen hebben, zoals waanzin, ziekte of dood45. Het zal dan ook per persoon verschillen in hoeverre van dwingende manipulatie dan wel vrijwilligheid sprake is, afhankelijk van de kennis van deze praktijken en de mate van weerbaarheid.

Er zijn in Nigeria geen gedocumenteerde berichten bekend over gevallen waarin dreigementen ten aanzien van meisjes die zich aan de prostitutie hebben onttrokken, ook zijn uitgevoerd. Hierbij moet worden bedacht dat westerse landen, waaronder België, Italië en Duitsland, in de afgelopen jaren honderden Nigeriaanse prostituees hebben teruggestuurd. Voorzover het voodoo-argument in verblijfsrechtelijke procedures is gehanteerd, zagen de autoriteiten van deze landen daarin geen aanleiding om niet tot uitzetting over te gaan. Wel wordt aangenomen dat veel teruggekeerde meisjes die in Europa in de prostitutie hebben gewerkt, zullen trachten om opnieuw naar Europa te reizen, teneinde de eerder gemaakte schulden te kunnen afbetalen.


42 Vanuit antropologisch oogpunt is deze term niet juist, maar wordt omwille van de leesbaarheid gebruikt. Een correcte frase zou zijn "traditionele Afrikaanse religieuze praktijken".

43 Afrika Studiecentrum, Een schijn van Voodoo, p. 21 e.v.
44 ibidem, p. 47

45 WOCON: Research on Trafficking in Women in Nigeria, p. 25
30

Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |

3.4.4 Etnische groepen en minderheden

Met meer dan 250 verschillende groepen blijft de etnische factor een potentiële bron van onrust binnen de Nigeriaanse maatschappij. Ook de huidige regering is er niet in geslaagd om (incidentele) geweldsuitbarstingen te voorkomen. Sterker nog, etnische spanningen zijn toegenomen nu een zuidelijke president (Obasanjo) is gekozen na jarenlange dominantie door de overwegend noordelijke traditionele politieke elite. Ook merken waarnemers op dat de eenheid van het land door de nieuw verworven vrijheid onder druk is gezet. De oorzaken van de diverse, al dan niet latente conflicten zijn vaak complex en gaan soms ver terug in de geschiedenis. Het huidige etnisch geweld is niet nieuw, maar is door de opkomst van etnisch georganiseerde, militante bewegingen wel grimmiger geworden46.

De federale regering tracht bij het toekennen van sleutelposities de etnische diversiteit zoveel mogelijk te respecteren. Zo is president Obasanjo zelf een Yoruba uit het Zuid-Westen, de vice-president afkomstig uit het Noorden en is de voorzitter van de Senaat een Ibo uit het Zuid-Oosten. Ook binnen de politieke partijen heerst dit streven naar etnisch evenwicht. Discriminatie op grond van etnische afkomst van burgers onderling is wijdverbreid. Doorgaans levert dit geen al te grote problemen op, maar zoals reeds genoemd komen de interetnische spanningen af en toe tot een explosie. Vervolging van overheidswege op basis van etnische achtergrond komt niet voor. Wel worden politieke groeperingen die zich louter op etnische basis organiseren met argusogen gevolgd; een aantal van deze bewegingen is wegens (vermeende) geweldpleging verboden verklaard (zie ook 3.2.2).

Wellicht de belangrijkste etnische tegenstelling in Nigeria is die tussen de Yoruba in het zuid-westen en de Hausa en Fulani in het noorden van het land. Ook in deze verslagperiode vonden verschillende confrontaties tussen deze groepen plaats. Het in vorige ambtsberichten gesignaleerde patroon dat gevechten in het noorden worden gevolgd door repercussies in het zuiden, en vice-versa, bleef zich voordoen.

In de Niger-delta, in het zuid-oosten van het land, spelen weer andere etnische tegenstellingen een rol. Een aantal etnische minderheden in dit gebied heeft in het verleden hun onvrede geuit met de exploitatie en aantasting van het milieu, alsmede de gebrekkige sociale en economische infrastructuur in dit gebied. De onrust concentreerde zich lange tijd met name in Ogoniland, een gebied in de deelstaat Rivers, ten oosten van Port Harcourt. Mede als gevolg van intensieve oliewinning is dit gebied zwaar vervuild. Sinds 1999 is de situatie in Ogoniland


46 zie onder meer UNHCR, januari 2000, p.5/6
31

Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |

verbeterd, mede dankzij verschillende maatregelen: politieke gevangenen werden vrijgelaten (zie 3.3.2) en de speciaal gestationeerde troepen, de Rivers State Internal Security Task Force, zijn inmiddels teruggetrokken. Niettemin bleef de situatie ook in de verslagperiode gespannen. Zo deden zich laatstelijk in mei 2002 gewelddadigheden voor, waarbij 15 doden vielen en duizenden mensen op drift raakten. Het ging hierbij om een conflict tussen twee gemeenschappen binnen de Ogoni-stam. Gewapende politie-eenheden slaagden erin de orde te herstellen.

Ook elders in de Niger-delta is het in de verslagperiode weer tot onlusten gekomen, zowel tussen etnische groepen onderling (met name Ijaw, Itsekeri en Urhobo) als tussen (vaak gewapende) Ijaw jongeren en de veiligheidstroepen. Olie-installaties in dit gebied bleven incidenteel doelwit van criminaliteit. Oorzaken van dit geweld zijn dikwijls conflicten om land- en waterrechten en compensatie voor geleden schade. In december 1998 kwamen meer dan 5000 Ijaw jongeren bijeen in de plaats Kaiama en richtten de Ijaw Youth Council op, om `de strijd om zelfbeschikking en rechtvaardigheid voor de Ijaw volkeren te coördineren'47. Hoewel de organisatie geen geweld nastreeft, zijn bepaalde Ijaw jongeren overgegaan tot criminele acties, zoals ontvoering en moord. Het leger is met harde hand opgetreden om de orde te herstellen, waarbij in een aantal gevallen willekeurig geweld is gebruikt. Naar verluidt in een poging om de verdachten van de moord op een aantal politie-agenten te arresteren, werd in november 1999 een heel dorp (Odi, in de deelstaat Bayelsa) grotendeels verwoest, waarbij tientallen doden vielen. Deze actie werd overigens binnen Nigeria scherp veroordeeld. Er werd een onderzoek ingesteld door de inspecteur-generaal van de politie, alsook door een delegatie van het parlement. De regering heeft een speciale commissie ingesteld om de problemen in de Niger-delta aan te pakken (de Niger Delta Development Commission). Na lang touwtrekken tussen regering en parlement werd de commissie in januari 2001 geïnstalleerd. Inmiddels is een contract gesloten voor de opstelling van een ontwikkelingsplan. Ook zijn er contracten gesloten voor de bouw van wegen, scholen en ziekenhuizen

3.4.5 Abacha-aanhangers

Er is geen sprake van (groeps)vervolging van aanhangers van het voormalige bewind. Veel voormalige aanhangers van Abacha vonden in 1999 politiek onderdak bij de All People's Party (APP, in de volksmond ook wel Abacha People's Party genoemd48). Over Babangida wordt gespeculeerd dat hij zal deelnemen aan de presidentsverkiezingen in 2003. Wel worden bepaalde ex- functionarissen van de regimes van Abacha en Babangida strafrechtelijk vervolgd, op verdenking van moord, ernstige mensenrechtenschendingen en corruptie. In


47 Kaiama Declaration, geciteerd in Focus on conflict in the Niger delta, IRIN, 7 februari 2000
48 Karl Maier, This House has Fallen, p19, 187
32

Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |

oktober 1999 begon het proces tegen een aantal sleutelfiguren, waaronder de zoon van wijlen Generaal Abacha en diens chauffeur, die verdacht worden van moord op de vrouw van wijlen Abiola, alsook de voormalige veiligheidschef van Abacha, verdacht van de moord op een politieke tegenstander van Abacha, Musa Yar'dua. Abacha jr. werd in juli 2002 door het Supreme Court vrijgesproken bij gebrek aan bewijs. Er zijn geen aanwijzingen dat verdachten discriminatoir zijn behandeld, op grond van hun associatie met het voormalige regime c.q. hun (vermeende) politieke overtuiging49. Wel werd het gerucht gehoord dat de vrijspraak van Abacha jr. verband hield met een overeenkomst tussen de familie Abacha en de Nigeriaanse regering over (gedeeltelijke) teruggave van de buitenlandse banktegoeden van Abacha sr.

De door President Obasanjo ingestelde Human Rights Violations Investigations Commission, doorgaans het Oputa Panel genoemd (naar de voorzitter, de rechter Oputa), moest oorzaken, aard en omvang van tussen 1966 en 1999 gepleegde mensenrechtenschendingen onderzoeken. Dit omvat, voor de goede orde, dus meer dan alleen de periode onder Abacha. De commissie kan niet rechtspreken; ze kan slechts aanbevelingen doen aan de overheid, inclusief aan de rechterlijke macht50. In mei 2002 werd het eindrapport van de commissie aangeboden aan president Obasanjo. Er zijn adviezen aan de regering uitgebracht en er is een aantal zaken doorverwezen naar rechtbanken en ministeries (dit laatste betreft met name zaken van ontslagen ambtenaren). De regering heeft een comité in het leven geroepen dat de aanbevelingen van het panel moet implementeren. Ex-dictator Babangida heeft reeds aangegeven dat hij hiertegen een rechtszaak zal aanspannen.

3.4.6 Dienstplicht en desertie

Nigeria kent een beroepsleger en er bestaat derhalve geen dienstplicht. Toetreding tot het leger gebeurt slechts op vrijwillige basis. Uittreding uit het leger wordt in beginsel niet belemmerd, maar in de praktijk bestaan er wel obstakels (zoals de intrekking van pensioenrechten)51. Desertie valt onder het militaire recht en kan in oorlogstijd worden bestraft met de doodstraf. Niet bekend is of deze ooit is uitgesproken dan wel ten uitvoer gelegd. Voor de goede orde: de autoriteiten beschouwen de in dit ambtsbericht beschreven etnische, religieuze en politieke onlusten niet als `oorlogstijd'. Er zijn geen gevallen bekend van discriminatoire


49 Human Rights Watch spreekt van welkome `prosecution', Clinton trip to Nigeria, 22 augustus 2000, p. 2. Men tekent hierbij aan dat slechts een selectief deel van de voormalige machthebbers strafrechtelijk vervolgd wordt.
50 Chairman's opening remarks, Public Forum van de Human Rights Violations Investigations Commission, Abuja, 29 november 1999
51 Dit geldt overigens ook voor uittreding uit de politie. Indien een politieagent de dienst verlaat zal hij ook zijn woonruimte in de zgn. police barracks verliezen.


---

Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |

dan wel disproportionele bestraffing van desertie op grond van ras, religie, politieke overtuiging, nationaliteit of het behoren tot een bijzondere sociale groep.

3.4.7 Bakassi

Bakassi is een schiereiland op de grens tussen Kameroen en Nigeria, waarvan het bezit door beide landen betwist wordt, mede vanwege de aanwezigheid van olie aldaar. Het dispuut is in behandeling bij het Internationale Gerechtshof in Den Haag. Sinds 1994 hebben zich regelmatig botsingen voorgedaan tussen troepen van beide landen, maar hiervan is in de verslagperiode geen melding gemaakt, anders dan schermutselingen tussen de Kameroense gendarmerie en de Nigeriaanse grensbewaking. Wat Nigeria betreft is Bakassi volkomen Nigeriaans en onderdeel van de deelstaat Cross Rivers. Als zodanig is het gebied ook opgenomen in de bestuurlijke indeling van Nigeria. Het lokale bestuur is in handen van Bakassi Local Government, met als hoofdplaats Abana. In de praktijk loopt er een kunstmatige grens dwars door het schiereiland, waarvan de ene kant wordt bemand door Nigeriaanse grensbewaking en de andere kant door Kameroense gendarmes. De inwoners van dit gebied zullen door de Nigeriaanse overheid in principe worden aangemerkt als Nigerianen, gezien haar claim op dit gebied. Staatloosheid is niet aan de orde.

3.4.8 Geheime genootschappen

Er bestaan in Nigeria talloze zogeheten `geheime genootschappen', met name aan de universiteiten en in het zakenleven. Sommige van deze genootschappen werpen zich op als hoeder van etnische tradities, andere zijn gebaseerd op gezamenlijk economisch of politiek belang. Het is, alleen al vanwege die geheimhouding, niet mogelijk hiervan een uitputtend overzicht te geven. Af en toe komen dergelijke genootschappen in de openbaarheid, zoals in de verslagperiode bijvoorbeeld in juni 2002, toen er 14 doden vielen bij een gewelddadige confrontatie tussen twee genootschappen (student cults) aan de universiteit in de plaats Nsukka. Hierbij arresteerde de politie overigens de vermoedelijke daders. Dergelijk geweld manifesteert zich met name op universiteiten. Volgens een schatting zijn er in de afgelopen tien jaar tenminste 250 mensen gedood in `cult wars' op Nigeriaanse universiteiten. Er zou sprake zijn van een stijgende trend52.

In een algemeen ambtsbericht van 15 januari 1992 zijn enkele algemene opmerkingen gemaakt over de Ogboni-genootschappen, die nog immer geldig zijn. Traditioneel droegen deze genootschappen zorg voor de bescherming van Yorubatradities en hadden een belangrijke taak bij de handhaving van recht en


52 IRIN, Focus on the menace of student cults, 1 augustus 2002
34

Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |

orde binnen de Yoruba-koninkrijken. Thans zijn deze genootschappen nog actief als bewaarder van oude tradities in Yorubaland (zuidwest Nigeria) en in gebieden waarover Yorubakoningen vroeger invloed uitoefenden. De Ogboni's zijn door eed aan elkaar gebonden en zijn verplicht de activiteiten van het genootschap naar buiten toe geheim te houden. Het is mogelijk dat iemand die zich aan de regels/ riten van deze genootschappen onttrekt, problemen zal ondervinden, waartegen de autoriteiten weinig zullen kunnen ondernemen. Er zijn geen aanwijzingen dat traditionele praktijken zoals mensenoffers en oplegging van de doodstraf door deze genootschappen thans nog immer zouden voorkomen. Ook wordt niet aannemelijk geacht dat de reikwijdte van dergelijke genootschappen zich uitstrekt tot ver buiten het gebied waar de desbetreffende groep zich ophoudt. Algemene uitspraken hierover zijn evenwel moeilijk te doen.

Aan sommige andere `geheime genootschappen' is daarentegen weinig geheim. In die gevallen bestaat er ook geen gespannen verhouding tussen deze organisaties en de autoriteiten. Een voorbeeld hiervan is de Reformed Ogboni Society (ROF). Er zijn geen gevallen bekend van personen die namens de ROF met de dood of met mishandeling zijn bedreigd vanwege `het openbaren van geheimen'. De ROF telt, verspreid door heel Nigeria, thans ruim 700 afdelingen, Iledi's genaamd. De ROF treedt naar buiten, bijvoorbeeld door contacten met lokale bestuurders en de media of door openlijke betrokkenheid bij liefdadige instellingen. Er zijn ceremoniële bijeenkomsten, die slechts toegankelijk zijn voor leden van de ROF. De gebruiken in deze bijeenkomsten zijn dus niet openbaar en alleen leden hebben daarvan kennis. Sommige leden van dit genootschap bekleden hoge maatschappelijke functies. Dat wil niet zeggen dat uitsluitend invloedrijke en machtige personen uit de Nigeriaanse samenleving lid zijn van de ROF.

3.4.9 Homoseksuelen

Homoseksuele handelingen zijn in Nigeria strafrechtelijk verboden, zowel volgens de Criminal Code in het Zuiden als de Penal Code in het Noorden (zie 3.3.5). Het enkele feit homoseksueel te zijn is echter geen grond voor strafrechtelijke vervolging. `Tegennatuurlijke vleselijke gemeenschap' (art. 214 Criminal Code) wordt bedreigd met 14 jaar gevangenisstraf. Voor andere homoseksuele handelingen gelden lichtere straffen. Er zijn dezerzijds geen gevallen bekend waarin homoseksualiteit in Nigeria daadwerkelijk strafrechtelijk is vervolgd.

3.5 Samenvatting

De mensenrechtensituatie is in de verslagperiode niet verbeterd ten opzichte van het jaar ervoor. Wel heeft de verbetering ten opzichte van de periode vóór 1999 (van militaire dictatuur) zich bestendigd. Ondanks de goede bedoelingen van de

35

Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |

federale overheid is zij niet altijd in staat om mensenrechtenschendingen te voorkomen. In dit verband wordt in de eerste plaats verwezen naar de talrijke berichten over buitengerechtelijke executies, gepleegd door vertegenwoordigers van leger en politie. Dat deze werden gepleegd in pogingen om de openbare orde te herstellen, doet niet af aan de ernst ervan. Daarnaast waren in de verslagperiode de mensenrechtenschendingen ingevolge de shari'a onderwerp van bittere controverse. De federale overheid nam er in de verslagperiode voor het eerst stelling tegen, doch wenste niet dwingend in te grijpen. Voor het overige zijn er geen specifieke groepen aan te wijzen, die stelselmatig zijn onderworpen aan vervolging van de zijde van de overheid dan wel van derden.

36

Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |

4 Migratie

4.1 Inleiding

Achtereenvolgens komen in dit hoofdstuk aan de orde de binnenlands ontheemden, het toelatings- en verwijderingsbeleid ten aanzien van Nigeriaanse asielzoekers van een aantal ons omringende landen, en ten slotte de activiteiten van internationale organisaties, waaronder de UNHCR, in Nigeria.

4.2 Binnenlands ontheemden

Het is mogelijk zich aan negatieve bejegening door derden, bijvoorbeeld in geval van maatschappelijke discriminatie en etnische of religieuze conflicten, te onttrekken door zich elders in Nigeria vestigen. Hierbij is de (bevolkings)omvang van Nigeria van belang en het feit dat dergelijke conflicten relatief beperkt zijn in tijd en plaats. Etnische en religieuze groepen zijn geografisch zodanig verspreid dat in de meeste delen van Nigeria zonodig aansluiting gevonden kan worden bij leden van dezelfde groep. Dit doet zich in de praktijk regelmatig voor: na geweldsuitbarstingen is er dikwijls een kortstondige beweging van vaak duizenden ontheemden over de grenzen van het conflictgebied waarneembaar, die na verloop van tijd weer terugkeren. Zo meldde het Nigeriaanse Rode Kruis in juni 2002 dat in de twee maanden ervoor circa 85.000 ontheemden waren geassisteerd bij de terugkeer naar hun dorpen in de deelstaten Nasarawa, Plateau, Taraba en Benue, die zij in de periode tussen juni en november 2001 waren ontvlucht53. Soms zoeken mensen ook tijdelijk hun toevlucht over de landsgrens, zoals in de deelstaat Taraba, van waaruit naar schatting 16.000 mensen naar noordwest-Kameroen zijn gevlucht (situatie mei 2002)54.

Aan eventuele vervolging door de staat kan men zich in beginsel niet onttrekken door zich elders in Nigeria te vestigen. In geval van vervolging ingevolge de shari'a door de autoriteiten van de desbetreffende deelstaten bestaat die mogelijkheid wel, te weten in het gebied buiten die deelstaten. De federale politie werkt immers niet mee aan handhaving van deze strafwetgeving. De jurisdictie en handhavings- instrumenten van de betrokken deelstaten strekken zich niet uit tot buiten het eigen grondgebied.


53 IRIN, 18 juni 2002

54 IRIN, 1 mei 2002

37

Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |

4.3 Beleid andere EU-landen

In de ons omringende landen worden geen categorieën Nigeriaanse asielzoekers onderscheiden bij wie de kans groter is dat zij in aanmerking komen voor een vluchtelingenstatus. Al deze landen gaan in principe over tot gedwongen terugkeer van uitgeprocedeerde afgewezen Nigeriaanse asielzoekers. De feitelijke terugkeer wordt dikwijls bemoeilijkt door het ontbreken van (vervangende) reisdocumenten. Dit verklaart waarom de aantallen gerepatrieerde Nigerianen in bepaalde landen aan de lage kant zijn. Niet is gebleken dat terugkerende afgewezen asielzoekers problemen hebben ondervonden, enkel omdat zij in het buitenland asiel hadden aangevraagd.

4.4 Activiteiten van internationale organisaties

De meeste VN-organisaties zijn vertegenwoordigd en operationeel in Nigeria., onder meer UNICEF, UNHCR, UNDP. De veiligheidssituatie heeft geen gevaar opgeleverd voor VN-personeel55. Ook het Internationale Rode Kruis is in Nigeria vertegenwoordigd. Het Rode Kruis ondersteunde de slachtoffers van de diverse gewelddadigheden gedurende de verslagperiode.

De UNHCR houdt zich met name bezig met vluchtelingen uit de regio (vooral Liberia en Sierra Leone) en niet met de gefaciliteerde terugkeer van eventuele Nigeriaanse vluchtelingen. Velen van hen keren overigens nog steeds (zelfstandig) terug uit het buitenland, na te zijn vertrokken ten tijde van de militaire regimes vóór 1999.
De UNHCR heeft geen principiële bezwaren tegen gedwongen terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers, mits hun relaas op zorgvuldige wijze is beoordeeld.

4.5 Samenvatting

Nigerianen kunnen zich zonodig onttrekken aan etnische en religieuze conflicten door zich elders in het land te vestigen. Ook is het mogelijk zich te onttrekken aan eventuele vervolging van de zijde van bepaalde deelstaatautoriteiten in het noorden van het land, door zich buiten de desbetreffende deelstaat te vestigen. Nigerianen die in het ons omringende buitenland asiel vragen maar uiteindelijk hun aanvraag afgewezen zien, kunnen in beginsel gedwongen worden


55 vgl. UNHCR Country Operations Plan 2001: "at no time during the height of insecurity were any UNHCR staff, or UN, in any dangerous position".

38

Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |

teruggestuurd. Ook de UNHCR ziet geen beletselen voor terugkeer, na een zorgvuldige, individuele procedure.

39

Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |

5 Samenvatting

De verbetering van de politieke en mensenrechtensituatie in Nigeria ten opzichte van de voorafgaande periode van militaire dictatuur, die in de ambtsberichten over Nigeria van 2000 en 2001 werd geconstateerd, heeft zich sindsdien bestendigd. Het voortbestaan van de staat in het algemeen en van het burgerbestuur in het bijzonder lijkt niet in gevaar, ofschoon naderende verkiezingen de politieke verhoudingen wel op scherp hebben gezet. Van systematische hinder door de autoriteiten van enigerlei politieke richting is geen sprake. In de verslagperiode bleven wel hevige gewelddadigheden voorkomen, als gevolg van politieke, etnische en religieuze tegenstellingen.
In dit verband kan allereerst verwezen worden naar de toenemende invloed van de islam in het noorden van Nigeria. In twaalf deelstaten is het strafrecht van de shari'a thans ingevoerd en van kracht. In dit kader zijn in meerdere gevallen lijfstraffen daadwerkelijk uitgevoerd bij moslims, wegens `delicten' als alcoholverkoop, seks voor het huwelijk en diefstal. In tenminste één geval werd de doodstraf ten uitvoer gelegd. Tegen in elk geval twee vrouwen werd de doodstraf door steniging uitgesproken, maar (nog) niet ten uitvoer gelegd, mede onder druk van buiten desbetreffende deelstaten. Van belang is dat de shari'a in andere deelstaten niet wordt gehandhaafd. Er is geen sprake van vervolging van christenen; wel kunnen zij hinder ondervinden van de strengere leefregels. Ook in de verslagperiode kwam het op diverse plaatsen tot gewelddadigheden tussen moslims en christenen. De bevolking kan zich hieraan zonodig onttrekken door zich elders in Nigeria te vestigen.
Daarnaast blijft de etnische situatie een punt van zorg, in die zin dat het regelmatig komt tot confrontaties tussen verschillende etnische groepen. Confrontaties worden verergerd doordat met name jongeren zich in militante, gewapende bewegingen verenigen. De politie treedt hier hard tegen op; er is een aantal gevallen bekend van excessief politiegeweld. Deze confrontaties zijn evenwel in tijd en plaats beperkt. Men kan zich zonodig hieraan onttrekken door zich elders in Nigeria te vestigen. Vervolging door de overheid enkel op grond van religie of etnische afkomst komt niet voor. Wel kunnen leden van bepaalde etnisch geïnspireerde bewegingen strafrechtelijk worden vervolgd als zij zich hebben gemanifesteerd tijdens gewelddadige acties. Sinds oktober 2000 is een aantal militante bewegingen verboden. Aan dit verbod is vooralsnog geen juridisch gevolg gegeven, ofschoon hiertoe wel een wetsontwerp werd ingediend; evenmin wordt het consequent gehandhaafd.

In andere Europese landen en bij UNHCR bestaan geen beleidsmatige bezwaren tegen uitzetting van afgewezen asielzoekers naar Nigeria. Er zijn geen berichten bekend dat teruggekeerde uitgeprocedeerde afgewezen asielzoekers problemen van de zijde van de overheid zouden hebben ondervonden wegens hun asielaanvraag.

40

Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |

BIJLAGE I Literatuurlijst

Afrika Studiecentrum: Een Schijn van Voodoo, december 1999

Amnesty International: Nigeria ­ Time for Justice and Accountability, december 2000

CIA: The World Factbook 2000 - Nigeria

Economist Intelligence Unit: Country Reports Nigeria, juli 2001 t/m juli 2002

Europa Publications: Africa South of the Sahara 2000 - Nigeria

Federal Republic of Nigeria Official Gazette: Constitution of the Federal Republic of Nigeria (Promulgation) Decree 1999, 5 mei 1999

Human Rights Watch: Nigeria- Human Rights Developments, World Report 2001

Idem: Jos, a City Torn Apart, december 2001

Idem: Military Revenge in Benue, a Population under Attack, april 2002

Idem: The Bakassi Boys; the Legitimization of Murder and Torture, mei 2002

Immigration and Nationality Directorate, UK Home Office: Nigeria Country Assessment, oktober 2001

Immigration and Refugee Board of Canada: Nigeria: Selected Issues related to Corruption, januari 1999

Maier, Karl: This House has fallen ­ Nigeria in Crisis, Londen 2000

Norwegian Refugee Council, Background information on the IDP situation in Nigeria, 25 maart 2002

United Nations Economic and Social Council, Report of the Special Rapporteur on violence against women, Addendum, 28 januari 2002 (E/CN.4/2002/83/add.1)

United Nations High Commissioner for Refugees: Background Paper on Refugees and Asylum Seekers from Nigeria, januari 2000

United States Department of State: Country Report on Human Rights in 2001, Nigeria, maart 2002

41

Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |

United States Department of State: 2001 Annual Report on International Religious Freedom: Nigeria; september 2001

Women Consortium of Nigeria: Research on Trafficking of Women in Nigeria, november 2000

Verscheidene nieuwsberichten (BBC, IRIN, Reuters, e.a.)

42

Algemeen Ambtsbericht Nigeria / september 2002 |

BIJLAGE II Landkaart: Deelstaten

43