Ministerie van Algemene Zaken

BEANTWOORDING KAMERVRAGEN BETREFFENDE DE BEGROTING VAN HET DEPARTEMENT VAN ALGEMENE ZAKEN (III) VOOR HET JAAR 2003 TWEEDE KAMER 28 600 III

Nr Vraag en antwoord


1 In welke mate worden voor beleidsuitvoering externe organisaties ingeschakeld en 0 wat zijn de kosten hiervan? AZ is zoals bekend een beleidsarm departement. In feite kan uitsluitend bij de RVD van beleidsuitvoering gesproken worden. Er is geen specifiek budget voor de inschakeling van externe organisaties; incidentele uitgaven ten behoeve van de inhuur van externen worden gefinancierd ten laste van het programmabudget voor de coördinatie van het algemeen communicatiebeleid. Voor het media-effectonderzoek wordt een extern bureau ingeschakeld.


2 Hoeveel geld is er begroot voor externen, zoals consultants, managers of 0 onderzoekers?
Voor de uitwerking van het actieprogramma overheidscommunicatie 2002-2006, kan het nodig zijn dat externen moeten worden ingehuurd. Vooralsnog zijn hier geen voornemens toe.


3 In paragraaf 2.1. wordt gesteld dat de Rijksvoorlichtingsdienst - samen met de 0 directies communicatie van de ministeries ­ initiatieven neemt om de communicatie tussen de burgers en "Den Haag" te verbeteren en voorts dat de resultaten daarvan vanaf dit jaar zichtbaar moeten worden. Welke meetbare doelstellingen zijn in dit kader gesteld?
Er is een aantal meetbare doelstellingen geformuleerd. Een concrete doelstelling is onder andere dat de regeringswebsite in 2003 twee miljoen keer wordt bezocht. Postbus 51 zal 400.000 telefonische vragen beantwoorden en 25.000 vragen die via e-mail worden gesteld. Zie verder tabel 1 van §2.2.2 van de begroting.


4 Wat zijn de redenen geweest op grond waarvan gestreefd wordt naar een aantal van 0 twee miljoen bezoeken aan de algemene website van de regering en derhalve niet naar een hoger aantal?
De prognose van twee miljoen bezoekers per jaar (ruim 5000 per dag) is realistisch, gelet op de feitelijke bezoekcijfers in de eerste weken dat regering.nl online was. Daarnaast hebben zich tot 25 september 5116 abonnees gemeld voor de dagelijkse elektronische nieuwsbrief. De uiteindelijke ambities liggen hoger, zeker nadat in de loop van 2003 interactieve en audiovisuele elementen aan de regeringssite zullen zijn toegevoegd.


5 In paragraaf 2.1. wordt gesteld dat met ingang van dit jaar speciale onderzoeken 0 worden gewijd aan de vraag hoe de overheid haar communicatie kan verbeteren met doelgroepen die tot nu toe weinig contact met de overheid hadden. Welke doelgroepen worden beoogd en hoe worden deze onderzoeken opgezet? Het gaat om de groepen `allochtonen', `jongeren', `ouderen' en `midden- en kleinbedrijf`. Samen met vertegenwoordigers van deze doelgroepen wordt in kaart gebracht wat hun

AZVRAGEN.DOC 1/9



informatiebehoefte is, hoe ze informatie zoeken, welke media en informatiebronnen ze gebruiken en wat hun taalgebruik is. Verder wordt gekeken naar demografische gegevens en andere gegevens die relevant zijn om goed te kunnen communiceren, zoals opleidingsniveau en sociaal-economische positie. Ook komt het beeld dat deze groepen hebben van de overheid aan de orde. Op basis van deze informatie wordt bij iedere doelgroep bepaald wat de meest effectieve en efficiënte communicatie-aanpak kan zijn.


6 Wie is verantwoordelijk voor het opstellen van de in paragraaf 2.1. bedoelde 0 spelregels, met betrekking tot de burger als coproducent van beleid, en wanneer zijn deze beschikbaar?
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het beleidskader interactieve beleidsvorming. Het beleidskader richt zich op de lange termijn en zal richting geven aan het proces van interactieve beleidsvorming. Het project `beleidskader interactieve beleidsvoorbereiding' maakt deel uit van het actieprogramma overheidscommunicatie 2002 ­ 2006. De Voorlichtingsraad ontwikkelt voor de korte termijn nieuwe spelregels voor de communicatie bij interactieve trajecten. Het ministerie van BZK wordt bij dit proces betrokken. Oplevering van de communicatieve spelregels is voorzien voor eind 2002. Ook dit project maakt deel uit van het actieprogramma overheidscommunicatie 2002-2006.


7 Op verschillende plaatsen in de memorie van toelichting wordt gesteld dat "in 0 algemene zin en op korte termijn" geen meetinstrumenten zouden kunnen worden ontwikkeld in het kader van de VBTB-doelstellingen. Kunt u dit standpunt voorzien van een steekhoudende onderbouwing? In de memorie van toelichting is aangegeven (par. 2.2.6), dat het in algemene zin en op korte termijn niet mogelijk is om meetinstrumenten te ontwikkelen voor een kwalitatieve beoordeling van de coördinatie van het algemeen regeringsbeleid. Zoals ook in de brief van 13 december 2000 (Kamerstukken II 2000/2001, 26 573, nr. 56) toegelicht, zijn de begrippen 'eenheid' en 'algemeen regeringsbeleid' staatsrechtelijke begrippen. Er is geen sprake van een beleidsveld. Dit betekent, dat een kwalitatief (of kwantitatief) oordeel niet eenduidig is te geven. Afhankelijk van de politieke omstandigheden zal de inhoud anders worden gezien en ingevuld. Voor de operationele doelstellingen 'coördinatie van het algemeen communicatiebeleid' en 'het leveren van bijdragen aan de langere termijn beleidsontwikkeling van het regeringsbeleid' zijn prestatiegegevens opgenomen in de Memorie van Toelichting van de begroting (zie §2.2.2 tabel 1 en 2 en §2.2.3 tabel 3).


8 Uit paragraaf 2.2.2. kan worden opgemaakt dat de samenwerking tussen de 0 Rijksvoorlichtingsdienst/Publiek en Communicatie en de afdelingen publieksvoorlichting van de overige departementen geheel vrijblijvend is. Is dit juist? En zo ja, is dit wenselijk vanuit het oogpunt van efficiency en effectiviteit in relatie tot de besteding van algemene middelen? Nee, dit is niet juist. Op het gebied van de publieksvoorlichting ­ het beantwoorden van vragen van burgers ­ is er sprake van een intensieve samenwerking tussen de Rijksvoorlichtingsdienst en de directies communicatie van de ministeries. Deze samenwerking heeft zeven jaar geleden een belangrijke impuls gekregen met de oprichting van de Postbus 51 Infolijn. De samenwerking heeft reeds tot belangrijke efficiency- en effectiviteitswinst geleid. Het is de bedoeling op de ingeslagen weg voort te gaan en Postbus 51 uit te bouwen tot het informatiepunt van de rijksoverheid voor niet- dossiergebonden vragen over aanvaard beleid.

AZVRAGEN.DOC 2/9




9 Hoeveel wordt dit jaar uitgegeven aan dienstauto's, en hoeveel was dit in voorgaande 0 drie jaar?
Voor 2003 wordt thans rekening gehouden met een uitgavenbedrag van * 150.000. In de drie daaraan voorafgaande jaren is aan dienstauto's, afgerond op duizenden * uitgegeven: 2002 * 160.000
2001 * 150.000
2000 * 120.000


10 Hoeveel geld is er begroot voor externen, zoals consultants, managers of 0 onderzoekers?
Zie het antwoord bij vraag 2.


11 Kan nader worden toegelicht waaruit volgens de minister-president de kloof tussen 4 grote groepen burgers en overheid bestaat? In Nederland is een sterk onbehagen zichtbaar geworden. Dit richt zich onder andere op de 'Haagse politiek', met name waar het de thema's zorg, veiligheid, onderwijs en integratie betreft. Burgers voelen zich onvoldoende serieus genomen. Met anderen is het kabinet tot de conclusie gekomen dat de afstand die is ontstaan tussen de beleidswerkelijkheid van politici en ambtenaren en de dagelijkse werkelijkheid van burgers moet worden overbrugd. In zijn beleidsprogramma heeft het kabinet aangegeven hoe daaraan zal worden gewerkt. Naast deze algemene onvrede van burgers is er nog een punt van zorg. Er zijn opvallende verschillen in de houding van burgers ten opzichte van de overheid. Er is sprake van een groep burgers die men zou kunnen karakteriseren als 'afhakers': mensen die weinig affiniteit met de overheid hebben en zich maatschappelijk en politiek niet betrokken voelen. Deze burgers hebben weinig interesse in informatie van de overheid, laat staan dat zij willen participeren in de voorbereiding van het beleid. Er zal een maximale poging worden gedaan ook deze groep mensen bij de publieke zaak te betrekken. Onder andere het binnenkort te starten belevingsonderzoek zal straks aanknopingspunten moeten bieden om de communicatie met deze groep te herstellen.


12 Gesteld wordt dat op verzoeken van burgers om informatie, klachten en dergelijk snel 4 en adequaat moet worden gereageerd. Wat wordt onder snel verstaan? En wat onder adequaat?
Burgers die Postbus 51 bellen, worden na gemiddeld 40 seconden te woord gestaan. Minimaal 80 procent van de vragen via e-mail wordt binnen 48 uur beantwoord. In 2003 moet het waarderingscijfer van burgers voor de kwaliteit van de vragenbeantwoording ruim een zeven bedragen. De feitelijke juistheid van de vragenbeantwoording wordt zo goed mogelijk gewaarborgd via interne procedures en getoetst via steekproeven.


13 Bestaan er rijksbrede instructies hoe om te gaan met klachten en brieven van burgers, 4 anders dan in de Algemene wet bestuursrecht? Zo ja, hoe wordt de naleving daarvan getoetst?
De overheid hanteert voor het afdoen van correspondentie van burgers het zgn. algemeen kader van de Nationale ombudsman. Het algemeen kader geeft aan op welke wijze de overheid correspondentie van de burgers dient te behandelen. Het algemeen kader is tot stand gekomen na een onderzoek op eigen initiatief van de ombudsman (N.o. 18 december 1989, 89/R975, AB 1990, 148). Alle ministers hebben destijds positief op deze aanbeveling gereageerd en deze vertaald in interne instructies. Daarnaast heeft de Nationale ombudsman het boekje "correspondentiewijzer" gepubliceerd, waarin de normen worden geschetst die de Nationale ombudsman hanteert voor de correspondentie tussen overheid en burger. Het

AZVRAGEN.DOC 3/9



boekje is bestemd voor overheidsmedewerkers die te maken hebben met correspondentie van en aan burgers.
Indien een burger niet tevreden is over de wijze van behandeling van klachten en brieven, waarbij de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is, staat de mogelijkheid open een klacht in te dienen bij de Nationale ombudsman. Deze toetst vervolgens of voldaan is aan de uitgangspunten die het algemeen kader schetst.


14 Kan aan de hand van concrete voorbeelden worden toegelicht wat wordt bedoeld met 4 "het mediaklimaat is veranderd"? Het medialandschap is sterk uitgedijd. Naast de klassieke media hebben de digitale nieuwsmedia zich een positie veroverd. De concurrentie is toegenomen en de druk om met `nieuws' te komen is groot. Bovendien nemen media in toenemende mate met en zonder bronvermelding berichten van elkaar over, waarbij de berichtgeving van de ander niet altijd op juistheid wordt gecontroleerd. Dit medialandschap stelt hoge eisen aan de overheidscommunicatie. Bereikbaarheid (24 uur per dag) en reactiesnelheid wegen zwaar, evenals het ontsluiten van feitelijke overheidsinformatie over het beleid, via regering.nl.


15 Hoe verhoudt zich het grote belang dat de regering hecht aan de woorden dat "de 4 mensen er weer vertrouwen in krijgen dat hun stem wordt gehoord" tot het intrekken van de Tijdelijke referendumwet? Het kabinet stelt zich versterking van de representatieve democratie op basis van evenredige vertegenwoordiging en een goed functionerend bestuur ten doel. Het bestuur zal steeds, in het bijzonder bij verkiezingen, verantwoording aan de burgers moeten afleggen over het op zorgvuldige wijze tegenover elkaar afwegen van complexe belangen. Referenda scheppen daarover slechts onduidelijkheid. Het openbaar bestuur omvat meer dan de optelsom van afzonderlijke maatregelen die naar believen kunnen worden afgewezen. Op grond van deze overwegingen bevordert het kabinet de intrekking van de Tijdelijke referendumwet.


16 Wordt bij de experimenten met interactieve beleidsvorming rekening gehouden met 5 de diversiteit in toegankelijkheid en het daaruit voortvloeiende risico op een scheve vertegenwoordiging van burgers? Ja.


17 De Rijksvoorlichtingsdienst start nog in 2002 met een periodiek belevingsonderzoek. 5 De beleving van wat wordt precies onderzocht? Hoe luidt de onderzoeksopdracht? Is het kabinet bereid de resultaten van dit onderzoek naar de Tweede Kamer te sturen? Wanneer zullen de eerst resultaten bekend zijn? Onderzocht wordt hoe burgers maatschappelijke problemen beleven, hoe ze aankijken tegen het beleid van de overheid en in hoeverre ze bij het beleid betrokken willen worden. De onderzoeksopdracht hierbij is het ontwikkelen en toepassen van een instrument dat over een langere periode, continu inzicht kan geven in de beleving van burgers. De eerste resultaten zijn uiterlijk medio januari 2003 beschikbaar. Het kabinet is uiteraard bereid de resultaten van het onderzoek naar de Tweede Kamer te sturen.


18 Kan nader worden toegelicht wat de doelstelling is van het aangekondigde periodiek 5 belevingsonderzoek onder het publiek? Ja, zie het antwoord op vraag 17.

AZVRAGEN.DOC 4/9




19 Kan het kabinet toelichten hoe de volume- en efficiency kortingen worden ingevuld? 5 Het invullen van de volume- en de efficiencykorting is een verantwoordelijkheid van iedere individuele minister en worden derhalve qua invulling verwerkt in de hen regarderende begrotingen. De ministers van BZK en Financiën zullen de realisatie van de hier vermelde kortingen voor wat betreft opzet en uitvoering monitoren.


20 De burger kan zich binnenkort "coproducent" van beleid gaan voelen. Welke 5 concrete invloed krijgt de burger nu meer dan voorheen op het beleid? Als het kabinet de Tijdelijke referendumwet intrekt, zal de burger dan méér of minder invloed op de overheid overhouden? Hoe kan de Tweede Kamer inzicht krijgen in de invloed van burgers? Komt er per wetsvoorstel een overzicht van de burgerinbreng? Hoeveel gewicht wordt er gegeven aan de invloed van burgers? Wordt deze invloed formeel ingebed? Als de burgers daadwerkelijk meer invloed krijgen, wie is er dan verantwoordelijk als beleid faalt? De manier waarop burgers bij de totstandkoming van beleid betrokken worden, verschilt per onderwerp. Bij het ene onderwerp zal de burger alleen geconsulteerd worden, bij andere onderwerpen zal om concrete ideeën en oplossingen worden gevraagd. Het kabinet zal bij onderwerpen vooraf aangeven binnen welke beslissingsruimte de inbreng kan plaatsvinden en wat er met de uitkomsten gebeurt. De specifieke aanpak per onderwerp zal in het beleidsdossier worden vastgelegd en de reacties worden gebundeld en teruggekoppeld naar de burger. Tevens worden de resultaten verwerkt in wetsvoorstellen aan de Tweede Kamer. Faalt het beleid ondanks de inbreng van burgers, dan blijft het kabinet uiteraard verantwoordelijk. Overigens biedt de begroting van het Ministerie van BZK meer mogelijkheden om de ICT- toepassingen ten behoeve van interactieve beleidsvorming binnen de overheid te behandelen.


21 Kan nader worden toegelicht wat de doelstelling is van het aangekondigde periodiek 5 belevingsonderzoek onder het publiek? Ja, zie het antwoord op vraag 17.


22 Hoe verhouden de aangekondigde experimenten met interactieve beleidsvorming en 5 spelregels voor coproductie zich met het strategisch akkoord waarin aangekondigd werd dat de representatieve democratie zou worden hersteld? Door goed te luisteren naar burgers en gebruik te maken van hun inbreng en oplossingen (experimenten met interactieve beleidsvorming) wint het beleid aan kwaliteit en wordt een concrete bijdrage geleverd aan de verrijking en verbreding van de representatieve democratie. Het politieke oordeel over het beleid blijft vanzelfsprekend voorbehouden aan de Staten-Generaal.


23 Er wordt veel verwacht van communicatie met de burgers. Wat vindt u van de 5 22 mogelijkheden horende bij uw functie om via het geven van het goede voorbeeld invloed uit te oefenen? In hoeverre worden deze mogelijkheden concreet benut? In hoeverre biedt het kabinetsstandpunt (26387 nr. 15) hier aanknopingspunten? Het kabinet wil werk maken van communicatie met burgers. In mijn functie als minister- president heb ik de verantwoordelijkheid voor het algemene communicatiebeleid van de rijksoverheid. Bij de presentatie van het regeringsbeleid is het mijn inzet om helder en concreet uit te leggen waar het kabinet mee bezig is en wat de politieke keuzes zijn. Daarbij wil ik ook communicatiekanalen inzetten die tot nu toe door de overheid minder benut werden.
Goed luisteren naar wat onder burgers leeft is ook een onderdeel van mijn taak. Ik zal

AZVRAGEN.DOC 5/9



regelmatig werkbezoeken brengen aan gemeenten en organisaties. Daarbij is het mij er vooral om te doen met direct betrokkenen in gesprek te komen. Een andere prioriteit is de schriftelijke communicatie met burgers. Binnen het Ministerie van AZ gelden procedures die waarborgen dat brieven en e-mails van burgers en organisaties snel en volledig worden beantwoord.


24 Kan worden toegelicht wat wordt bedoeld met de passage "de verantwoordelijkheid 7 voor de eenheid van het regeringsbeleid komt vooral aan de orde bij de aanpak van thema's. Voorbeelden hiervan zijn de vorming van de ministeriële stuurgroep terrorismebestrijding en veiligheid en de voorbereiding van de Verkenningen." Gedoeld wordt op thema's op terreinen die meerdere ministeries betreffen. De gegeven voorbeelden spreken daarbij voor zich .


25 Is er meer inzicht welke projecten zoals bedoeld in het Actieprogramma 8 Overheidscommunicatie 2002-2006 zullen worden gerealiseerd in 2003? Verwijzend naar het actieprogramma zullen de volgende projecten in 2003 worden gerealiseerd:
Deelproject 1.2 Ontwikkeling van een samenhangende presentatie van de rijksoverheid: 3e kwartaal 2003 beleidsvoorstel ter besluitvorming. Deelproject 2.1 Richtlijn Communicatie bij niet aanvaard beleid:
1e kwartaal 2003 richtlijn gereed voor besluitvorming. Deelproject 2.3 24-uurs bereikbaarheid:
2e kwartaal 2003 beleidsvoorstel ter besluitvorming. Deelproject 3.4 Stimuleren actieve openbaarheid andere overheden:
3e kwartaal 2003 beleidsvoorstel ter besluitvorming. Deelproject 4.1 Communicatieve spelregels interactieve beleidsvorming:
1e kwartaal 2003 richtlijn gereed voor besluitvorming. Deelproject 5.2 Coproducties amusementsprogramma's:
1e kwartaal 2003 beleidsvoorstel ter besluitvorming. Deelproject 5.6 Risico en crisiscommunicatie: 3e kwartaal 2003 beleidsvoorstel ter besluitvorming. Deelproject 6.1 Communicatietoets:
2e kwartaal 2003 toets gereed voor besluitvorming. Deelproject 6.3 Ontwikkeling plaats en positie van de communicatiefunctie:
3e kwartaal 2003 beleidsvoorstel ter besluitvorming.
De onderstaande projecten zullen deels in 2003 en deels na 2003 hun beslag krijgen: Deelproject 2.2 De verdere uitbouw van de regeringssite: Continu proces. In 2003 verder ontwikkelen interactieve functies en audiovisuele elementen. Deelproject 2.4 Monitoring en media-analyse: Continu proces, 3e kwartaal 2003 start met implementatie van organisatieaanpassingen.

AZVRAGEN.DOC 6/9



Deelproject 4.4 Belevingsonderzoek:
1ste kwartaal 2003 oplevering eerste rapport, daarna continu proces. Deelproject 5.1 Specifieke doelgroepen:
2de kwartaal 2003 plan van aanpak gereed voor het bereiken van . jongeren, daarna uitvoering. Deelproject 5.3 Uitbouw Postbus 51 informatiedienst: Continu proces. Deelproject 5.5 Effectiviteitonderzoek: Continu proces.


26 Is er meer bekend over groepen in de samenleving die niet bereikt worden door 8 9 overheidscommunicatie zoals bedoeld in onder andere het project gemeenschappelijk webbeleid dat door de Voorlichtingsraad is opgezet? Zo'n 60 procent van de Nederlanders van 16 jaar en ouder maakt regelmatig gebruik van internet. Jongeren en personen uit hogere welstandsklassen maken vaker gebruik van internet dan ouderen en personen uit lagere welstandsklassen.


27 Nu communicatie niet meer apart wordt geplaatst maar wordt gezien als één van de 9 middelen in de beleidsvorming en ­uitvoering, rijst de vraag hoe het duidelijk blijft wanneer welk communicatiemiddel wordt ingezet teneinde een beleidsdoelstelling te bereiken?
Welk communicatiemiddel of welke combinatie van communicatiemiddelen moet worden ingezet om een beleidsdoelstelling te helpen realiseren, is sterk afhankelijk van de context, de doelgroep en de vraag of het gaat om agendasetting, bewustwording, kennisoverdracht of verandering van houding of gedrag. In beleids- en communicatieplannen wordt daarom de inzet van communicatie `op maat' toegesneden op het specifieke geval.


28 Hoe zijn "moeilijk bereikbare groepen" gedefinieerd? Is er in dit verband een relatie 10 gemaakt met de sociaal economische achtergrond van niet-stemmers? Zo neen, waarom niet? Klopt het dat mensen van hogere sociaal-economische klassen meer stemmen? Wat gaat u hier aan doen? Moeilijk bereikbare doelgroepen zijn groepen die via de tot nu toe door de overheid gehanteerde media moeilijk te bereiken zijn, ofwel omdat ze deze media niet gebruiken, ofwel omdat ze niet geïnteresseerd zijn in overheidsinformatie en `wegzappen'. Uit onderzoek naar aanleiding van verkiezingscampagnes blijkt dat mensen met een hogere sociaal-economische achtergrond vaker stemmen. Het kabinet wijst burgers onder meer met behulp van massamediale campagnes op het belang van uitoefening van het stemrecht. De behandeling van de begroting van het Ministerie van BZK biedt meer gelegenheid hierop in te gaan.


29 Zijn er (zie tabel 2) gegevens bekend over de grootte en samenstelling van de groep 12 mensen die niet de beschikking heeft over internet, of voor wie er een hoge drempel is voor toegang tot dit medium? Een van de moeilijk via internet te bereiken doelgroepen wordt gevormd door de visueel gehandicapten. In het kader van de actie `Drempels weg' heeft de Rijksoverheid de intentie uitgesproken om de websites van de ministeries te laten voldoen aan de richtlijn van het World Wide Web Consortium (W3C) voor de toegankelijkheid voor gehandicapten.

AZVRAGEN.DOC 7/9




30 Zijn er gegevens bekend over de efficiëntie van de Postbus 51 campagnes, dat wil 12 zeggen bereiken zij hun beoogde doel? Ja, deze gegevens zijn vermeld in het rapport Totaalevaluatie 2002, dat in juli dit jaar aan de Kamer is toegezonden.


31 Hoe zijn de verhoudingen in de besteding van middelen als het gaat om 12 internetgebruik in relatie tot andere beschikbare communicatiemiddelen? De verdeling van de betaalde mediabestedingen over de verschillende mediatypen is als volgt:
Dagbladen: 43%
Tijdschriften: 24%
Televisie: 17%
Radio: 7%
Buitenreclame: 5%
Huis-aan-huisbladen: 3%
Internet: 1%

Over de verdeling van de middelen voor de inzet van de eigen media van de overheid, zoals brochures, nieuwsbrieven en websites, zijn geen gegevens beschikbaar.


32 De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid gaat minder studies, 14 vooronderzoeken en werkdocumenten produceren. Wordt deze onderzoeksfunctie vervangen? Zo nee, waarom niet? De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid gaat met ingang van de raadsperiode 2003-2008 meer rapporten produceren. Omdat in 2003 een nieuwe raad met een nieuw programma begint ligt het aantal rapporten en het aantal voorstudies in 2003 relatief laag, omdat er een aanlooptijd nodig is om de studies voor te bereiden. Om dezelfde reden ligt het aantal in 2002 hoog. Veel rapporten worden aan het eind van de raadsperiode afgerond. Het ligt in de bedoeling om in de toekomst naast de meer omvangrijke studies ook rapporten te produceren met een kortere doorlooptijd. Dat betekent tegelijkertijd dat raadsleden en stafmedewerkers minder tijd overhouden voor het publiceren van werkdocumenten. Er is dus min of meer sprake van een verschuiving van voorstudies en werkdocumenten naar korte meer op de actualiteiten inspelende raadsrapporten. Er is dus geen sprake van het vervangen van de onderzoeksfunctie. Raads- en stafleden publiceren namelijk veel onderzoeksresultaten in tijdschriften en boeken.


33 Wat betekent de vermindering van het budget van * 2.214.000 tot * 607.000 voor de 16 coördinatie van het algemeen regeringsbeleid? En wat zijn daarvan de gevolgen voor het functioneren van het ministerie met betrekking tot de coördinatie van het algemeen regeringsbeleid? (zie tabel) De raming 2002 van de uitgaven met betrekking tot de coördinatie van het algemeen regeringsbeleid is eenmalig hoger in verband met het huwelijk van de Prins van Oranje in februari j.l. Vanaf 2003 worden de uitgaven weer geraamd op een niveau, dat als regulier kan worden beschouwd (circa * 0,6 mln. op jaarbasis). De vermindering van het budget heeft derhalve geen gevolgen voor het functioneren van het ministerie met betrekking tot de coördinatie van het algemeen regeringsbeleid.

AZVRAGEN.DOC 8/9




34 Op welke berekeningen is de uitgavenraming van * 7,5 miljoen voor het 20 Actieprogramma Overheidscommunicatie 2003 gebaseerd? Het betreft ramingen mede op grond van ervaringsgegevens. Binnen het actieprogramma zijn diverse projecten er in eerste instantie op gericht actieplannen of scenario's uit te werken, met inbegrip van een onderbouwde raming van de kosten. Over deze plannen en de kosten die met de uitvoering daarvan zijn gemoeid, zal te zijner tijd een nieuwe afweging moeten worden gemaakt en zal besluitvorming in de ministerraad moeten plaatsvinden. Jaarlijks wordt de Kamer bij begroting van AZ over de voortgang van het actieprogramma geïnformeerd.


35 Zijn uitgaven in het kader van het Actieprogramma Overheidscommunicatie bedoeld 20 als complementaire beleidsvoering, of streeft het Ministerie van Algemene Zaken er naar op termijn meer traditionele vormen van communicatie (bijvoorbeeld drukwerk, telefoon, televisie) te vervangen door nieuwe media (bijvoorbeeld e-mail en internet)? Binnen de overheidscommunicatie wordt voortdurend gewerkt op basis van 'oud voor nieuw'. Dat betekent dat traditionele voorlichtingsmiddelen worden ingeruild als er andere, meer effectieve en efficiënte middelen beschikbaar komen. Zo worden tentoonstellingen en beurzen vrijwel niet meer voor publieksvoorlichting ingezet. De overheid doet regelmatig onderzoek naar de verschuivingen in het gebruik van media. Wanneer daartoe aanleiding is, wordt het beleid bijgesteld. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de massamediale voorlichtingscampagnes, die steeds vaker worden ondersteund door informatie op internet of via e-mail. Departementale websites worden uitgebreid met nieuwe functies (bijv. elektronisch bestellen van brochures, downloaden van documenten, real-time weergave van persconferenties, de mogelijkheid tot abonneren op elektronische nieuwsbrieven). Hiermee wordt ingespeeld op de behoefte aan maatwerk. Hoewel sprake is van toenemend gebruik van internet en e-mail in de communicatie tussen overheid en burger, kunnen de traditionele voorlichtingsmiddelen op dit moment niet worden gemist. Voor veel mensen vormen drukwerk, telefoon en televisie de belangrijkste kanalen om informatie van de overheid tot zich te nemen. Zie ook het antwoord op vraag 31. Met het Actieprogramma Overheidscommunicatie beoogt het kabinet doelgroepen beter te bereiken en de transparantie van het beleid te vergroten, onder meer door uitbreiding van de actieve openbaarmaking van overheidsinformatie.


36 Klopt het dat er meer wordt geïnvesteerd in media? Zo ja, waar wordt dat zichtbaar 20 in de begroting?
Ja, dat klopt. Omdat communicatie ­ mede in het kader van VBTB ­ onderdeel is van het beleid, zijn deze kosten opgenomen in de departementale beleidsbegrotingen.


37 Kunt u aangeven hoe het onderzoek over de ondertiteling van Postbus 51 spotjes 22 vordert? Wanneer kan de Tweede Kamer hier resultaten verwachten? Bij de NOS wordt gewerkt aan het automatiseren van de programmeringssystematiek. Als dit systeem werkt, gelden technische beperkingen voor ondertiteling via teletekst niet meer. De NOS heeft toegezegd dat dit systeem in de zomer van 2003 operationeel is. Op dit moment werkt het ministerie samen met de belangenorganisatie SOAP (een samenwerkingsverband tussen verschillende belangenorganisaties voor doven en slechthorenden dat zich specifiek bezig houdt met het ondertitelen van tv-programma's) aan een onderzoek naar het ondertitelen van Postbus 51-spotjes. De resultaten van dit onderzoek zullen worden gebruikt bij de verdere formulering van beleid.

AZVRAGEN.DOC 9/9