Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

AWBZ

Afschrift van brief aan de LSR over modernisering AWBZ

De Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

DBO-CB-U-2319237

10 oktober 2002

Bij brief van 16 september 2002, kenmerk VWS-02-830, heeft de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport verzocht de commissie op de hoogte te stellen van het antwoord op de brief van de Stichting Landelijk Steunpunt cliëntenRaden voorzieningscentra gehandicapten. Voor de goede orde merk ik op dat de brief van 28 juni 2002 slechts betrof de nazending van een bijlage bij een eerdere brief van 26 juni 2002.

Naar aanleiding van dit verzoek zend ik u hierbij een afschrift van mijn brief van heden aan de voorzitter van deze Stichting. Daarin reageer ik op de bovengenoemde brief van 26 juni 2002.

Van het standpunt in deze brief heeft het Kabinet de Kamer reeds op de hoogte gesteld in de antwoorden die de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister en mij bij brief van 28 augustus 2002, Tweede Kamer, 2001-2002, 25 424, nr. 45, aan u heeft toegezonden.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

drs. Clémence Ross-van Dorp

Afschrift van brief over modernisering AWBZ 1. Afschrift van brief over modernisering AWBZ

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Aan de voorzitter van de Stichting Landelijk Steunpunt cliëntenraden voorzieningscentra gehandicapten
Mevrouw M. Hana - de Bruijn
Postbus 3361
3502 GJ Utrecht

Ons kenmerk Inlichtingen bij Doorkiesnummer Den Haag Z/VU-2321490 10 oktober 2002 Onderwerp Bijlage(n)
Uw brief Modernisering AWBZ

Geachte mevrouw Hana,
Met uw brief van 26 juni 2002 hebt u aan mijn ambtsvoorganger meegedeeld dat de wijzi- ging van het Bijdragebesluit zorg die samenhangt met de modernisering van de AWBZ, u grote zorgen baart. De invoering van functiegerichte omschrijvingen leidt er toe dat de extra aftrek die thans gekoppeld is aan een aantal specifiek in het Bijdragebesluit zorg genoemde instellingen, zal vervallen.
Zoals u ook in uw brief aangeeft, was bij de invoering van de extra aftrek van * 340 (des- tijds 750) uitgangspunt dat met name in die instellingen mensen verbleven met een grote- re sociale redzaamheid. De koppeling aan specifieke instellingen was gekozen met het oog op de uitvoerbaarheid.
Het functiegericht omschrijven van de AWBZ-aanspraken in het kader van de modernisering van de AWBZ houdt in dat niet meer is geregeld welke instelling de zorg moet leveren. In de aanspraak worden derhalve geen specifieke instellingen meer genoemd. De omschrijving van de aanspraken zou daardoor ook geen houvast meer bieden voor de genoemde extra aftrek. Dit was voor mijn ambtsvoorgangster aanleiding om in het bijzonder hiervoor de aandacht te vragen van het College voor zorgverzekeringen. Zij deed daarbij ook de suggestie waarop u in uw brief wijst, namelijk de vraag aan het College voor zorgverzekeringen te onderzoeken of het mogelijk zou zijn voor het handhaven van de extra aftrek aan te sluiten bij de indica- tiestelling.
In zijn eerste rapportage over de modernisering van de AWBZ stelt het College voor zorgver- zekeringen, gegeven het feit dat het College tot de conclusie komt dat de onderhavige af- trek niet meer mogelijk is in een systeem van functiegerichte aanspraken, dat het in de rede ligt om de extra aftrek af te schaffen. Het College komt tot dat voorstel omdat door ver- schillende maatregelen het zak- en kleedgeldbedrag de afgelopen jaren is verhoogd. De uitzondering die geldt voor verzekerden die verblijven in een psychiatrisch ziekenhuis is anders van aard. Deze heeft geen betrekking op een extra aftrek, maar op de situatie dat de

Postbus 20350 Bezoekadres: Correspondentie uitsluitend Internetadres: 2500 EJ DEN HAAG Parnassusplein 5 richten aan het postadres www.minvws.nl Telefoon (070) 340 79 11 2511 VX DEN HAAG met vermelding van de Fax (070) 340 78 34 datum en het kenmerk van deze brief.

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Blad
2
Kenmerk
Z/VU-2321490
verzekerde thans gedurende het eerste jaar van zijn verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis geen bijdrage verschuldigd is. Deze uitzondering kan volgens het College voor zorgverzeke- ringen worden gehandhaafd omdat zowel de groep als de zorg kan worden afgebakend. Het gaat hier om verzekerden met een psychiatrische aandoening die in een instelling verblijven en in die instelling ook behandeling of activerende begeleiding ontvangen. Echter, indien de verzekerde zijn zorg in een andere instelling wil ontvangen dan waar hij verblijft, is de uitzondering evenmin uitvoerbaar. Dat betekent dat de verzekerde op het punt van de keuzevrijheid een concessie zal moeten doen. Zoals hiervoor is aangegeven verdwijnen in het beoogde functiegerichte systeem in de om- schrijvingen van de aanspraken de specifiek genoemde instellingen. Het is niet mogelijk om zoals bij de uitzondering voor het psychiatrische ziekenhuis de extra aftrek te handhaven door deze te koppelen aan een aandoening en functies. Het gaat bij de extra aftrek namelijk om nagenoeg alle in de nieuwe functies genoemde aandoeningen, beperkingen of handicaps en om alle functies. Dit betekent dat de extra aftrek voor (nagenoeg) alle verzekerden zou moeten gelden.
Het is immers inmiddels niet meer zo dat met name alleen in de desbetreffende specifiek ge- noemde instellingen mensen met een grotere sociale redzaamheid verblijven. Ook voor ande- re verzekerden was daarom een verruiming van het zak - en kleedgeld gewenst, hetgeen met de uitvoering van de motie Melkert is bewerkstelligd. De extra aftrek bij het verblijf in de specifieke instellingen werd toen echter niet afgeschaft. Zoals ik hiervoor aangaf, zou de consequentie van uw verzoek zijn dat nagenoeg alle bijdra- geplichtigen een dergelijke aftrek zouden krijgen. Voor het invoeren van de extra aftrek voor alle bijdrageplichtigen zijn geen financiële middelen beschikbaar. Er zijn namelijk ongeveer 240.000 bijdrageplichtigen. De extra aftrek geldt thans voor ongeveer 22.000 verzekerden. Het verruimen van het zak- en kleedgeld voor alle bijdrageplichtigen zou aan meerkosten een bedrag van ongeveer * 74 miljoen op jaarbasis inhouden. Van belang daarbij is dat ook door andere maatregelen, zoals de invoering van de fiscale jonggehandicaptenkorting en de fiscale ouderenkorting, het vrij besteedbaar inkomen (het netto-inkomen na het betalen van de eigen bijdrage) van bijdrageplichtigen is verbeterd. Uit het voorgaande zal u duidelijk zijn dat ik geen mogelijkheden heb om de huidige extra aftrek bij de invoering van een functiegericht stelsel van aanspraken te handhaven. Ik deel de conclusie van mijn ambtsvoorgangster in haar brief van 19 april jongstleden aan de voor- zitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Ook heeft het kabinet geen financiële mogelijkheden om voor alle bijdrageplichtigen die in een vergelijkbare situatie verkeren, een soortgelijke aftrek in te voeren. Van dit standpunt

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Blad
3
Kenmerk
Z/VU-2321490
heeft het kabinet de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal bij brief van 28 augustus 2002 in antwoord op aanvullende vragen van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid op de hoogte gesteld.
Ik vertrouw er op u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Met vriendelijke groet,
de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp