10 oktober 2002
Buitengerechtelijke afdoening kostbare en weinig effectieve vorm van
straffen
Een van de instrumenten die worden aangeprezen om het tekort in de
rechtshandhaving terug te dringen is de buitengerechtelijke
(consensuele) afdoening van strafzaken. In feite komt dit vaak neer op
communicatie van de overheid met haar burgers via acceptgirokaarten.
Burgers houden zich dan aan regels omdat zij hun pakkans en
strafhoogte inschatten. De kans is groot dat zodra de overheid stopt
met controleren, opsporen en sanctioneren voor de burger de reden
vervalt om zich aan de regel te houden. Deze manier van handhaven is
dus eigenlijk buitengewoon kostbaar en sorteert op de langere termijn
veel minder effect dan vaak wordt gesuggereerd. Dit stelt Mireille
Hildebrandt in haar proefschrift Straf(begrip) en procesbeginsel. Een
onderzoek naar de betekenis van straf en strafproces en naar de waarde
van het procesbeginsel naar aanleiding van de consensuele afdoening
van strafzaken. Haar promotie vindt plaats op 10 oktober 2002 aan de
Erasmus Universiteit Rotterdam.
De rode draad in het onderzoek is het rechtsnormbegrip van de
Nederlandse rechtsfilosoof Glastra van Loon, dat een andere manier van
kijken naar rechtsnormen impliceert dan gebruikelijk en een ander
begrip van straf en strafproces. De rechtsstaat is verbonden met de
procesvorm van het 'fair trial'. Meestal wordt de rechtsstaat
geassocieerd met legitimiteit en veel minder met effectiviteit. De
promovenda legt de relatie de procesvorm van het 'fair trial' en de
effectiviteit van de straf. Zij komt tot de conclusie dat juist de
procesvorm van het 'fair trial' in beginsel bijzonder effectief is
terwijl de buitengerechtelijke afdoening van strafzaken niet alleen
kampt met een legitimiteitprobleem maar bovendien een dure en weinig
effectieve vorm van rechtshandhaving belichaamt.. Het 'fair trial'
organiseert daarentegen een openbaar debat over de handeling die
aanleiding is tot het vorderen van straf waarna die handeling voortaan
wel of niet als voorbeeld van schending van de betreffende rechtsregel
geldt. In combinatie met een aantal andere elementen is de
norm(be)vestigende werking van het 'fair trial' aldus veel groter dan
die van de buitengerechtelijke procesvorm.
De promovenda bepleit dan ook een interpretatie van het
procesbeginsel, waarbij de dragende beginselen van de procesvorm van
het 'fair trial' ook in geval van buitengerechtelijke afdoening van
strafzaken als richtsnoer worden genomen.
Promotoren: prof.dr. R.M.G.E. Foqué (EUR/KUL), Rechtstheorie en
rechtsfilosofie en prof.mr. A.C. t Hart, Strafrecht (UL)
Noot voor de pers:
Promotie: donderdag 10 oktober, 13.30 uur
Plaats: Woudestein, Senaatszaal
Info: bij de promovenda, tel. (010) 408 1592
e-mail: hildebrandt@frg.eur.nl
INLINE]