Snellere afhandeling strafzaken
Politie en justitie
Boris Dittrich
14-10-2002 - D66 presenteerde in het radio 1 journaal van 13 oktober
2002 een plan om de berechting van juridisch eenvoudige strafzaken
versneld af te handelen. Daardoor hoeven rechters geen ernstige
strafzaken meer in de prullenbak te gooien wegens tijdgebrek, of
personeelstekort. De voorzitter van de Raad voor de rechtspraak, de
heer van Delden, heeft positief op het voorstel van D66 gereageerd.
De strafrechtsketen in Nederland is verstopt. Bijna dagelijks
verschijnen er berichten over in de krant. De politie kan al het werk
niet aan. Wordt er als prioriteit gekozen het tegegaan van wildplassen
of zonder licht fietsen, dan impliceert dat meteen dat op andere
fronten de aandacht verslapt. En als de politie met vereende krachten
opsporingshandelingen verricht en die in een proces-verbaal vastlegt,
dan is de kans groot dat het Openbaar Ministerie dit in de prullenbak
gooit. Vorig jaar werd bekend dat in één jaar tijd 80.000 kansrijke
aangiftes van burgers niet tot vervolging hebben geleid. Daar zaten
mishandelingen met lichamelijk letstel tussen en andere misdrijven,
waarbij het slachtoffer ernstig was benadeeld.
Bij het Openbaar Ministerie is het niet veel beter. Door het tekort
aan officieren van Justitie worden er dagelijks moeilijke keuzes
gemaakt. Welke zaak wel en welke niet vervolgen? Enerzijds heeft de
politiek aangegeven dat er weinig grote fraudezaken geschikt mogen
worden ( de grote jongens mogen de dans niet ontspringen), treurig is
het resultaat van het OM, waar het gaat om vervolging van financiële
fraude. Denk aan de Clickfonds-zaak of de zaak tegen de Canadese
Nederlander Gerry de Klerk. Jaren van moeizaam onderzoek mondt uit in
een vrijspraak, waarbij de rechter zuinigjes opmerkt dat de officier
zijn aanklacht niet aannemelijk heeft kunnen maken.
Natuurlijk, de politiek wil veel, soms te veel zonder de gevolgen van
de wensen goed in te schatten. Drugskoeriers en bolletjesslikkers
mochten niet worden heengezonden, maar moesten voor de rechter worden
gedaagd. Ondanks beloftes van het tegendeel door de vorige minister
van Justitie leidde dat tot verdringing van andere strafzaken. Burgers
in de regio Haarlem die het slachtoffer worden van een woninginbraak
of een mishandeling, lopen een veel grotere kans in de kou te blijven
staan dan elders in het land. Te weinig officieren van Justitie en te
weinig rechters. Komen de zaken in Haarlem al voor de rechter, dan
worden zware zaken daar aan de alleenzittende politierechter
gepresenteerd en komen de verdachten er met een veel lagere straf
vanaf dan elders in het land.
Door de toename van het aantal megazaken, waarbij advocaten veel
getuigen op de openbare terechtzitting willen horen, zijn de rechters
gedwongen andere strafzaken, met name die, waarin de verdachte niet in
voorlopige hechtenis is opgenomen, op de wachtlijst te plaatsen. Het
is geen uitzondering dat een verdachte zich pas een aantal jaren na
het plegen van het strafbare feit, voor de rechter moet verantwoorden.
Intussen heeft hij misschien wel een nieuw leven opgebouwd, getrouwd,
werk, een kind. Wat is dan nog de zin van een strafrechtelijke
sanctie? Mocht het in zon situatie vanwege de ernst van het misdrijf
toch nog tot een gevangenisstraf komen, dan is de vraag actueel of er
nog wel een cel beschikbaar is. Ook hier geldt een wachttijd van soms
meer dan een jaar. En zit de veroordeelde dan eenmaal in de
gevangenis, dan is het lastig om daarbinnen afspraken met hem te maken
en hem te proberen te resocialiseren. De reclassering heeft het veel
te druk, geestelijke verzorgers die de veroordeelde spreken, komen
vaak voor een verrassing te staan. Plotseling, zonder
vooraankondiging, heeft de gevangene te horen gekregen dat hij zijn
spullen kon pakken. Soms wel twee maanden voor het einde van zijn
straf is zijn detentie vervroegd opgeheven vanwege het cellentekort.
De verhalen van gevangenen die met een plastic zak met spullen de
poort van de gevangenis worden uitgestuurd zijn legio. Daar staan ze
dan. Zonder dak boven het hoofd, zonder geld, geen uitkering. Er zijn
maar weinig mensen in de Justitiewereld die verbaasd staan van de hoge
recidivepercentages.
De samenleving vraagt om meer veiligheid. Terecht. Ik vind dat elke
burger die het slachtoffer is geworden van een misdrijf, er recht op
heeft dat de overheid zich inspant om dat misdrijf op te lossen en af
te wikkelen. Lang niet altijd hoeft dat een veroordeling op de zitting
te zijn. Bemiddelingsgesprekken, alternatieve afdoening via een
taakstraf die de officier van justitie oplegt, behoren al tot de
mogelijkheden. Slachtoffer en dader kunnen door middel van een
dadingsovereenkomst tot een vergelijk komen, waardoor de gang naar de
rechter overbodig wordt. Helaas worden er veel misdrijven gepleegd die
te serieus zijn om zonder rechterlijke veroordeling te worden
afgedaan. Gelet op de tekorten onder het rechterlijk personeel hebben
plannen om de politie te versterken (volgens het veiligheidsplan van
het kabinet komen er 4000 extra agenten bij) nauwelijks effect. Alle
strafzaken zullen door de flessenhals van de rechtbank moeten. De Raad
voor de rechtspraak heeft onlangs voorgerekend dat er duizend rechters
extra zouden moeten worden aangesteld om op een adequate manier zaken
te berechten. Wie het veiligheidsplan van het kabinet bekijkt, ziet
dat er nauwelijks uitbreiding van de rechters plaats zal vinden. De
filevorming voor de rechtbank wordt er dus alleen maar groter op.
Hoezo veiligheid als beleidsprioriteit nummer 1?
Het is niet verwonderlijk dat er allerlei voorstellen worden gedaan om
de druk op de rechters te verminderen. De president van de Amsterdamse
rechtbank Gisolf meent dat drugs- en fraudezaken uit het strafrecht
moeten worden gelicht, zodat de rechter zich weer met de behandeling
van klassieke misdrijven als moord, diefstal en mishandeling bezig kan
houden. De voorzitter van het College van procureurs-generaal de
Wijckerslooth gooit het over een andere boeg. Hij vindt dat sommige
misdrijven maar niet meer opgespoord en vervolgd moeten worden, omdat
het te veel tijd kost en niet tot een veroordeling van een dader
leidt. Als voorbeeld geeft hij de woninginbraken, waarbij geen
dadersporen zijn aangetroffen. De politie moeten maar quota worden
opgelegd. Is het maximum bereikt, dan heeft de burger die een misdrijf
wil aangeven, het nakijken. En vanuit de politie wordt voorgesteld
voortaan bepaalde kleinere misdrijven, zoals fietsendiefstal en
vandalisme, zelf moet kunnen afhandelen door de dader een straf op te
leggen.
Al deze voorstellen hebben met elkaar gemeen dat ze de rechter op de
zitting ontlasten. Maar de nadelen ervan zijn groot. Zo houdt de
Amsterdamse president er geen rekening mee dat Nederland zich
internatonaal verplicht heeft drugshandel via het strafrecht tegen te
gaan. Zou Nederland daar mee ophouden, dan vergroot dat de
aantrekkelijkheid voor criminele drugsorganisaties om Nederland uit te
kiezen en worden de drugsproblemen vergroot. Bovendien staan veel
misdrijven, zoals straatroof of woninginbraken, in directe relatie tot
drugs.
De oplossing van procureur-generaal de Wijckerslooth om de politie
quota op te leggen, miskent dat de burger die het slachtoffer van een
misdrijf is geworden, er van uit mag gaan dat de overheid een
redelijke veiligheidsinspanning pleegt. Doet die overheid dat niet,
dan wordt het lastig om van burgers te verlangen geen eigen richting
te gaan plegen. Tegelijk is het signaal van de overheid die een quotum
aan de politie oplegt, een uitnodiging aan potentiële misdadigers om
hun activiteiten op dit beleid af te stemmen. Het voorstel vanuit de
politie om zelf maar straffen op te gaan leggen, miskent dat de
politie opsporingsinstantie is en daardoor per definitie niet
onpartijdig is. Een politie-apparaat dat opspoort, maar ook vervolgt
en straft, loopt een grote kans zelf te ontsporen.
Gelet op de knellende situatie bij de rechtbanken moet er iets
gebeuren. Daarom stelt D66 het volgende systeem voor:
De oplossing ligt niet in het versterken van een deel van de
strafrechtsketen. Elke versterking levert grotere druk verderop in de
keten op. Naast versterking van de totale keten (inclusief preventie
en resocialisatie) zal er gekeken moeten worden naar de wijze, waarop
strafzaken berecht worden.
Voorstel.
Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen moeilijke en makkelijke
strafzaken. In veel van de zaken die voor de rechter komen heeft de
verdachte een bekentenis afgelegd, is er voldoende bewijs, en bestaat
het pleidooi van de advocaat uit het benadrukken van de persoonlijke
omstandigheden van de verdachte, zoals die uit een rapport van de
reclassering blijken. Toch nemen dit soort in juridisch opzicht
makkelijke strafzaken, zeeën van tijd in beslag. De verdachte wordt
nog eens ondervraagd, er worden allerlei stukken voorgelezen, getuigen
en deskundigen kunnen worden gehoord, de officier houdt zijn
requisitoir, de advocaat van de verdachte houdt zijn pleidooi. Deze
hele gang van zaken leidt tot een zeer voorspelbaar resultaat, een
veroordeling van de verdachte.
In ons Nederlands strafrechtssysteem moet het mogelijk worden gemaakt
dat de officier van Justitie met de verdachte en diens advocaat om de
tafel gaat zitten. De kern van de verwijten moet daar besproken
worden. Is de verdachte het er mee eens dat hij het misdrijf heeft
gepleegd, dan kan er op basis van vrijwilligheid een gezamenlijke
afspraak worden gemaakt, een contract. Samen stellen officier van
Justitie en verdediging aan de rechter voor een bepaalde straf op te
leggen die zij beiden redelijk vinden. Op een openbare terechtzitting
toetst de rechter het voorstel aan juridisch erkende maatstaven. Is
dat het geval en is hij het met het voorstel eens, dan legt hij een
straf conform het gezamenlijk voorstel op.
Dit systeem scheelt enorm veel tijd, met name bij veelvoorkomende
strafzaken, zoals aangehouden drugskoeriers en bolletjesslikkers. De
wetgever zou kunnen overwegen een bepaalde categorie strafzaken aan te
wijzen, waarvoor dit systeem geldt. Daarbij moet rekening worden
gehouden met de belangen van het slachtoffer. De tijd die vrijvalt kan
door de rechters besteed worden aan de behandeling van strafzaken die
zich minder lenen op deze manier te worden afgewikkeld. Dat zullen de
bijzondere strafzaken zijn, waarbij er bijvoorbeeld meningsverschillen
zijn over het bewijs, waar de verdachte ontkent, waar het slachtoffer
ernstig in zijn belangen is geraakt of wanneer de rechtsorde ernstig
door het gepleegde misdrijf is geschokt.