Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Eerste Voortgangsrapportage

Agenda voor de Toekomst


1




Inhoudsopgave Pagina

0. Samenvatting 2
1. Inleiding 4


2. Prestatieafspraken 6


3. Regiefunctie gemeenten 12

4. Sluitende keten 15

5. Fraude en preventie 21

6. Minimabeleid 24

7. Kwaliteit van dienstverlening 25

8. Deregulering 27

9. Projecten en experimenten 28

10. Financieel overzicht 29

2



0. SAMENVATTING
Op 25 september 2000 hebben de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) de Intentieverklaring Een gezamenlijke Agenda voor de Toekomst ondertekend. Deze intenties zijn op 24 april 2001 geconcretiseerd in bestuurlijke afspraken tussen SZW en VNG.
Nadat met de VNG bestuurlijke afspraken zijn gemaakt, heeft SZW als vervolgstap bestuurlijke afpsraken gemaakt met de grootste steden (de G4) en de grote en middelgrote steden (de G26). Belangrijk onderdeel van de bestuurlijke afspraken betreffen prestatieafspraken over activering en uitstroom. In de afspraken met G4 en G26 heeft het rijk middelen beschikbaar gesteld voor het realiseren van casemanagement, onder de voorwaarde dat gemeenten vooraf overeengekomen resultaatsverplichtingen realiseren. Voor alle andere gemeenten dan de G4 en de G26 is een subsidieregeling beschikbaar, waar meer dan 90% van de gemeenten gebruik van heeft gemaakt. Momenteel zijn bestuurlijke afspraken gemaakt met gemeenten om in de looptijd van de Agenda van de Toekomst bijna 300.000 trajecten te realiseren met een uitstroomrealisatie van 40% tot 2006.
In de voorliggende rapportage wordt ingegaan op de resultaten 2001 en een tussenstand voor 2002 weergegeven. Overigens dient hierbij te worden opgemerkt dat het jaar 2001, waarop een belangrijk deel van deze rapportage betrekking heeft, beschouwd kan worden als een `overgangsjaar'. In de tweede helft van 2001 is het overleg om te komen tot afspraken in gang gezet en zijn de eerste prestatie-afspraken gemaakt. De ondertekening van de afspraken heeft veelal in 2002 plaatsgevonden. Dat heeft als gevolg dat de volledige integrale benadering bij veel gemeenten pas in 2002 vorm heeft gekregen.
Niettemin is er in 2001 veel in gang gezet. Inmiddels is gebleken dat gemeenten in het jaar 2001 90% van prestatieafspraken hebben gerealiseerd. Door een extra inspanning zijn in de tweede helft van 2001 meer dan 11.000 bijstandsgerechtigden geactiveerd door het starten van een reïntegratie-, sociale activerings- of zorg-traject.

Bestuurlijke afspraken en realisatie, 2001, landelijk

14.000
12.000
10.000
8.000
6.000
4.000
2.000
0
Bestuurlijke afspraken Realisatie

Ook blijkt uit evaluatiegesprekken die in de zomer van 2002 zijn gevoerd dat de bestuurlijke afspraken een extra impuls hebben gegeven aan de cultuuromslag naar `werk boven inkomen' en aan een meer resultaatgericht benadering. In de gesprekken geven gemeenten aan dat de afspraken ertoe leiden dat er meer integraal gewerkt wordt: beleid (het maken van de afspraken), uitvoering (uitvoeren van de afspraken) en informatievoorziening (monitoren van de afspraken) komen dichter bij elkaar (in een aantal gevallen zijn de prestatie-afspraken ook doorvertaald naar de uitvoering: per uitvoerend team of per casemanager is voor elk jaar


3



aangeven hoeveel bijstandsgerechtigden minimaal geactiveerd dienen te worden en hoeveel personen er minimaal aan het werk moeten gaan).
De prestatieafspraken geven een impuls om ook klanten met een meervoudige problematiek te activeren. Om de afgesproken ambitieuze afspraken te realiseren krijgen niet alleen klanten met een relatief korte afstand tot de arbeidsmarkt een aanbod voor een traject van de gemeente, maar ook landurig werklozen.
De werkwijze van de Agenda voor de Toekomst is doorvertaald in het strategisch akkoord. Dat voorziet in nog meer ruimte voor gemeenten om werkzoekenden op persoonsgerichte wijze te begeleiden. Gemeenten krijgen daarbij de verantwoordelijkheid, de ruimte en de middelen voor het voeren van een actief reïntegratiebeleid. De financiële prikkel voor gemeenten wordt maximaal. De bestuurlijke afspraken in het kader van de Agenda voor de Toekomst zijn te beschouwen als een `opmaat' naar de nieuwe situatie. Doelstellingen uit de Agenda voor de Toekomst, zoals het inrichten van de regiefunctie van gemeenten, een goede klantbenadering door middel van casemanagement, resultaatgerichtheid, zijn immers ook in de nieuwe situatie van essentieel belang. De bestuurlijke afspraken van de Agenda voor de Toekomst zullen daarom optimaal benut worden voor de realisatie van het strategisch akkoord waarbij én de noodzakelijke ombuigingen worden geëffectueerd én de doorstroming van gesubsidieerde arbeid naar regulier werk wordt versterkt.


4




1. INLEIDING
Op 25 september 2000 hebben de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) de Intentieverklaring Een gezamenlijke Agenda voor de Toekomst ondertekend. Deze intenties zijn op 24 april 2001 geconcretiseerd in bestuurlijke afspraken tussen SZW en VNG.
De afspraken omvatten extra maatregelen die ertoe moeten leiden dat bijstandsgerechtigden sneller aan het werk gaan of maatschappelijk actief worden. SZW en VNG waren gezamenlijk tot de conclusie gekomen dat dit hét moment was om te komen tot een offensieve aanpak om iedereen aan het werk te krijgen die kan werken. Het aanbod van banen was immers groot. Bij de bestuurlijke afspraken gaat het om een integrale benadering, waarbij verschillende aspecten (sluitende aanpak, handhaving, minimabeleid, cliëntenparticipatie, vernieuwende projecten en deregulering) in onderlinge samenhang worden bezien. De werkwijze van bestuurlijke afspraken vloeit voort uit een nieuwe invulling van de medebewindsrelatie, waarbij partijen vanuit ieders onderscheiden verantwoordelijkheden willen komen tot een sterker accent op het overeenkomen van concrete resultaten, waarbij er meer ruimte zou moeten ontstaan voor een op de lokale situatie toegesneden uitvoering. Nadat met de VNG bestuurlijke afspraken zijn gemaakt, is SZW als vervolgstap in overleg getreden met de grootste steden (G4) en met de grote en middelgrote steden (de G26). Dit heeft geleid tot individuele bestuurlijke afspraken met de gemeenten Den Haag, Utrecht, Amsterdam en Rotterdam. Met de G26 is eerst een raamovereenkomst gesloten. Vervolgens is deze overeenkomst uitgewerkt tot individuele bestuurlijke afspraken met de G26-gemeenten1. In het Algemeen Overleg op 4 oktober 2001 heeft de Vaste Kamercomissie SZW zich positief uitgesproken over de afspraken in het kader van de Agenda voor de Toekomst. De Commissie heeft daarbij aangegeven dat het vooral van belang is in hoeverre de afspraken ook daadwerkelijk worden gerealiseerd. In de voorliggende voortgangsrapportage wordt ingegaan op de eerste resultaten. De Tweede Kamer zal volgens afspraak elk najaar worden geïnformeerd over de voortgang.
Overigens dient hierbij te worden opgemerkt dat het jaar 2001, waarop een belangrijk deel van deze rapportage betrekking heeft, beschouwd kan worden als een `overgangsjaar'. In de tweede helft van 2001 is het overleg om te komen tot afspraken in gang gezet en zijn de eerste prestatie- afspraken gemaakt. De ondertekening van de afspraken heeft veelal in 2002 plaatsgevonden. Dat heeft als gevolg dat de volledige integrale benadering bij veel gemeenten pas in 2002 vorm heeft gekregen.
Niettemin is er in 2001 veel in gang gezet. Daar wordt in de volgende hoofdstukken op ingegaan. In hoofdstuk 2 wordt de stand van zaken m.b.t. de prestatieafspraken weergegeven. In


1 De afspraken met de G4 en de raamovereenkomst met de G26 zijn separaat naar de Tweede Kamer verzonden:
* De afspraken met Den Haag op 19 juni 2001 (BZ/BU/01/40203)
* De afspraken met Utrecht op 14 september 2001(BZ/BU/01/57232)
* De afspraken met de G26 op 10 december 2001 (BZ/BU/01/85514)
* De afspraken met Amsterdam en Rotterdam op 27 mei 2002, als bijlage bij de stand van zaken-brief Agenda voor de Toekomst (B&GA/BR&I/2002/32199)


5



de volgende hoofdstukken worden de verschillende inhoudelijke thema's behandeld: regiefunctie, sluitende keten, fraude en preventie, minimabeleid, deregulering, projecten&experimenten en kwaliteit van dienstverlening. Ter afsluiting is een financieel overzicht bijgevoegd.
Deze rapportage heeft raakvlakken met andere rapportages die recent aan de Tweede Kamer zijn verzonden of op korte termijn aan de Kamer worden aangeboden. Op 20 september 2002 is de vierde voortgangsrapportage SUWI (kenmerk W&I/SIU/2002/67826) in het kader van de procedureregeling grote projecten naar de Tweede Kamer gestuurd. Voorts zal de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in het najaar een totaaloverzicht Sluitende aanpak naar de Tweede Kamer sturen. Tenslotte verwacht ik u binnenkort een rapportage van de Inspectie Werk en Inkomen over gemeentelijk ontheffingenbeleid aan de Tweede Kamer te kunnen aanbieden.


6




2. PRESTATIE-AFSPRAKEN
Totstandkoming prestatie-afspraken
Op 27 mei 2002 (B&GA/BR&I/2002/32199) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de totstandkoming van de bestuurlijke afspraken, inclusief de prestatie-afspraken die daarbij zijn gemaakt. Hierbij is vermeld welke afspraken er zijn over de realisatie van trajecten in de periode 2001 tot en met 2004 voor de G4, de G26 en de middelgrote en kleine gemeenten. Onderstaand is het meest actuele overzicht met de stand per oktober 2002 opgenomen.

Prestatieafspraken AvdT

293.255 300.000

250.000

200.000
139.989 150.000

100.000 82.241
71.025

50.000

0
G4 * G21+5 G-mg+kl Nederland


* Prestatieafspraken met Amsterdam beperkt tot 2002 Momenteel zijn bestuurlijke afspraken gemaakt met gemeenten om in de looptijd van de Agenda van de Toekomst bijna 300.000 trajecten te realiseren met een uitstroomrealisatie van 40% tot 2006. De afspraken worden jaarlijks, omstreeks 1 juli, geëvalueerd. Gemeenten ontvangen subsidie indien de prestatieafspraken worden gerealiseerd. Als de prestatie lager is, wordt de subsidie evenredig lager vastgesteld.
Als uitgangspunt bij het maken van bestuurlijke afspraken gold dat de uitvoering van de Abw door gemeenten op orde moeten zijn. In een aantal gevallen is op basis van bevindingen van de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) geconcludeerd dat dit (nog) niet het geval is. Dit heeft bij de G4 geleid tot specifieke afspraken met de gemeenten Amsterdam en Rotterdam. Voor de gemeente Amsterdam is besloten om vooralsnog alleen afspraken te maken en subsidie beschikbaar te stellen voor 2002. Ook zijn de afspraken gemaakt onder de voorwaarde dat de Abw adequaat wordt uitgevoerd. Bij de gemeente Rotterdam zijn de afspraken gemaakt onder de voorwaarde dat de resultaten van het verbetertraject van duurzame aard blijven. In Amsterdam (per kwartaal) en Rotterdam (per half jaar) is ook frequentere evaluatie aan de orde.
Ook bij enkele gemeenten uit de G26 heeft de wijze waarop de Abw thans wordt uitgevoerd consequenties gehad voor de bestuurlijke afspraken. Voor de gemeenten Almelo en Haarlem wordt op basis van recente rapportages van de IWI thans bezien welke consequenties dit heeft


7



voor de bestuurlijke afspraken. Met de gemeente Leeuwarden zijn de bestuurlijke afspraken gemaakt onder de voorwaarde dat het verbetertraject succesvol wordt afgerond. Wordt aan bovenstaande voorwaarden niet voldaan, dan kan de Staatssecretaris van SZW de afspraken en de subsidiëring -na bestuurlijk overleg met een gemeente- herzien. Sturen op resultaten
In de evaluatiegesprekken die in de zomerperiode 2002 zijn gevoerd met gemeenten uit de G4 en G26 heeft SZW aan gemeenten gevraagd op welke wijze gemeenten omgaan met de bestuurlijke afspraken, inclusief de gemaakte prestatie-afspraken. Uit deze gesprekken blijkt dat gemeenten de afspraken actief hebben opgepakt. Door de Agenda voor de Toekomst als uitgangspunt te nemen bij het opstellen van het beleidsplan worden de afspraken integraal onderdeel van de werkwijze van de gemeente of door het instellen van een apart project wordt gewaarborgd dat de afspraken zoveel mogelijk worden nagekomen. Een deel van de gemeenten ziet de afspraken met SZW als het sluitend maken van de keten van prestatieafspraken, omdat hier intern ook al mee gewerkt wordt. Voor een groot deel van de gemeenten geldt dat het sturen op resultaten een omslag betekent. Gemeenten ervaren dit als positief.
In de gesprekken geven gemeenten aan dat de afspraken ertoe leiden dat er meer integraal gewerkt wordt: beleid (het maken van de afspraken), uitvoering (uitvoeren van de afspraken) en informatievoorziening (monitoren van de afspraken) komen dichter bij elkaar. In een aantal gevallen zijn de prestatie-afspraken ook doorvertaald naar de uitvoering: per uitvoerend team of per casemanager is voor elk jaar aangegen hoeveel bijstandsgerechtigden minimaal geactiveerd dienen te worden en hoeveel personen er minimaal aan het werk moeten gaan. Het sturen op prestaties betekent ook dat gemeenten, om deze afspraken te realiseren, ook de mogelijkheden (zullen) nagaan klanten die langdurig een bijstandsuitkering ontvangen met als uitgangspunt om ook deze klanten een aanbod te doen. De prestatieafspraken betekenen dus een impuls om ook klanten met meervoudige problematiek te activeren. De prestatieafspraken blijken ook een extra stimulans voor gemeenten om de interne informatievoorziening op orde te krijgen. Om goed te kunnen volgen of de afspraken worden gerealiseerd, hebben managers van sociale diensten behoefte aan actuele en betrouwbare informatie over activering en uitstroom. Daarover beschikken gemeenten nu nog niet altijd. Er wordt een extra inzet gepleegd om de benodigde informatievoorziening alsnog op orde te krijgen.
Prestaties in 2001
De bestuurlijke afspraken met de gemeenten Den Haag en Utrecht en met de G26-gemeenten zijn in werking getreden per 1 juli 2001. Deze gemeenten hebben zich inmiddels een jaaropgave ingezonden, voorzien van accountantsverklaring, over de resultaten die in de tweede helft van 2001 zijn gerealiseerd. Het gaat daarbij om resultaten die betrekking hebben op activering door middel van trajecten. In 2001 zijn geen afspraken over uitstroom uit trajecten gemaakt, omdat een traject om een (vaak langdurig werkloze) bijstandsgerechtigde te activeren nu eenmaal tijd in beslag neemt. In onderstaande tabel wordt aangegeven welke aantallen trajecten bestuurlijk zijn afgesproken, welke realisatie gemeenten hebben behaald volgens de jaaropgave2 en de realisatie in procenten.

2 De jaaropgaven worden thans nog beoordeeld. Definitieve vaststelling van de aantallen trajecten en de subsidie die vervolgens wordt verstrekt dient derhalve nog plaats te vinden.


8

 

Gemeente Bestuurlijke Realisatie Realisatie% afspraken (jaaropgave 2001) 2001
's-Gravenhage 1.500 1.500 100% Utrecht 800 764 96% Subtotaal 2.300 2.264 98%

Alkmaar 284 57 20% Amersfoort 399 363 91% Arnhem 743 740 100% Breda 150 150 100% Deventer 244 72 29% Dordrecht Jaaropgave te laat Eindhoven 702 517 74% Emmen 285 241 85% Enschede 761 761 100% Groningen 1.000 927 93% Heerlen 475 413 87% Helmond 271 222 82% Hengelo 285 285 100% Leeuwarden 475 475 100% Leiden 473 296 63% Lelystad Jaaropgave te laat Maastricht 468 468 100% Nijmegen 767 767 100% s Hertogenbosch 475 475 100% Schiedam Jaaropgave te laat Tilburg 1.091 1.091 100% Venlo 179 187 105% Zaanstad 318 230 72% Zwolle 263 125 48% Subotaal G26 10.108 8.862 88%

Totaal 12.408 11.126 90%

Uit bovenstaande cijfers blijkt dat de prestatieafspraken 2001 voor 90% zijn gerealiseerd. Voor de gemeenten die de afspraken slechts gedeeltelijk hebben gerealiseerd geven in evaluatiegesprekken als (gedeeltelijke) verklaring aan dat het moeilijk bleek om aan te kunnen tonen dat trajecten daadwerkelijk zijn gestart. De afspraken met klanten werden nog onvoldoende systematisch vastgelegd. Deze gemeenten zeggen dat vanaf 2002 verbeteringen worden aangebracht om te voorkomen dat een dergelijk probleem zich in 2002 opnieuw voordoet.
Uit de tabel blijkt dat drie gemeenten, ondanks enkele herinneringen, de jaaropgave te laat hebben ingediend. Thans wordt bezien welke consequenties dit zal hebben.


9



Prestaties in 2002
G4 en G26
Aan de G4 en de G26 is een overzicht gevraagd van de voortgang prestatieafspraken in 2002. De gegevens zijn derhalve van de gemeenten zelf afkomstig. Het zijn voorlopige cijfers die een indicatief beeld geven. Het overzicht ziet er als volgt uit: Voortgangsrapportage prestatieafspraken Agenda voor de Toekomst Eerste helft 2002

Trajectinzet Uitstroom Realisatie Voortgangs Realisatie Voortgangs eerste % eerste eerste helft % eerste