Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Postbus 20018 Telefoon (070) 333 44 44 2500 EA Den Haag Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk 2020300820 ABG/DB/02/74090

Onderwerp Datum Kamervragen lid Bussemaker 21 oktober 2002

Hierbij zend ik u, mede namens de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de antwoorden op de vragen gesteld door het lid Bussemaker over de intentieverklaring inzake vrouwen die willen herintreden.
De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, (Khee Liang Phoa)



Antwoorden op vragen van het lid Bussemaker over de Intentieverklaring inzake vrouwen die willen herintreden
Nr. ABG/2002/74090
Vraag 1.
Welke vorderingen worden gemaakt in het kader van de intentieverklaring herintredende vrouwen van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en verschillende instellingen in Nederland? Met welke sectoren zijn convenants afgesloten? Met welke sectoren bent u voornemens dat te doen? Antwoord 1.
In vervolg op de met verschillende partijen getekende intentieverklaring, zijn op 30 mei 2002 door de voormalige minister van SZW en de voormalige staatssecretaris van Emancipatiezaken, drie convenants Herintredende Vrouwen met de volgende instellingen en sectoren gesloten:


1. de Centrale organisatie Werk en Inkomen (CWI), het Nederlands Verbond van de Groothandel (NVG), de Stichting Opleidings- & Ontwikkelingsfonds Call Centers, Kenniscentrum Bedrijfsleven Beroepsonderwijs ECABO, de Nationale Winkelraad van MKB-Nederland (looptijd tot en met 2005);
2. De gemeente Den Haag en het CWI Den Haag (tot medio 2003);
3. De gemeente Nijmegen, de omliggende gemeenten en het CWI Nijmegen (tot 2004).
Momenteel wordt overleg gevoerd met een aantal werkgeversorganisaties over aansluiting bij het landelijk convenant en zijn gesprekken gaande over een lokaal convenant met enkele gemeenten. Het streven is om eind dit jaar enkele nieuwe toetreders te verwelkomen.
Vraag 2.
Waarom heeft de actie om meer herintreders in de zorg te krijgen niet het gewenste resultaat en waarom zijn van de potentiële groep van 138.000 er slechts 318 aan het werk? Welke conclusies voor het beleid ten aanzien van herintreders trekt u uit de ervaringen in de zorg?

Antwoord 2.

Voorop dient te worden gesteld dat er in de zorg vele herintreders aan het werk gaan. Uit onderzoek blijkt dat er per jaar ongeveer 22.000 herintreders in de zorg aan de slag gaan. Het project "Hard nodig" had de intentie deze ontwikkeling extra te bevorderen.

Het project `Hard Nodig' is een landelijke actie die per regio verschillend kan worden ingevuld. Er zijn 200.000 brieven verzonden op basis van bestanden van het PGGM en ABP. Op 8% van deze brieven is gereageerd. Van de personen die reageerden, geeft 37% aan nu nog niet te weten of ze een baan in de zorg willen en dat ze over een jaar opnieuw benaderd willen worden. Het effect van de acties in het kader van "Hard nodig" is niet sluitend te relateren aan het aantal herintreders dat in de zorg instroomt. Vastgesteld is dat tenminste 318 personen in het kader van dit project tot en met het tweede kwartaal van 2002 zijn geplaatst.

Dit geringe aantal plaatsingen heeft verschillende oorzaken. Ten eerste blijkt er vaak een mismatch tussen het door de werkgever gewenste opleidingsniveau en dat van de kandidaat werknemer. Bij 65% van de vacatures voor herintreders wordt gevraagd een diploma verpleging/verzorging op niveau drie, vier of vijf. Slechts 19 procent van de kandidaten die op intakegesprek zijn geweest, heeft dit opleidingsniveau. Uit het feit dat 50% van de mensen die op intakegesprek zijn geweest geen zorgdiploma heeft, kan worden afgeleid dat blijkbaar ook veel potentiële zij-instromers zijn aangeschreven en niet alleen herintreders. Ten tweede sporen de wensen van de herintreders als het gaat om arbeidsduur en werktijden niet met die van werkgevers. Ten derde is er een regionale mismatch; in de regio's waar zich veel herintreders melden (Groningen/Drenthe en Noord-Holland Noord) is het aantal vacatures laag. In de regio's waar veel vacatures zijn (Haaglanden, Amsterdam, Zaanstreek, Waterland en Rijnstreek), is de respons op de brieven laag.

De ervaringen in de zorg leert dat dergelijke projecten vragen om een regionale aanpak, maatwerk en flexibiliteit van zowel werkgever als potentiële werknemer.




---

· De match tussen vraag en aanbod is het beste te maken op regionaal niveau. In de regio's waar nog geen brieven zijn verstuurd, wordt het versturen van een dergelijke brief uitdrukkelijk heroverwogen. De actie kan alleen worden gestart als er voldoende vacatures zijn op niveau 1 en 2. Een goed werkend regionaal samenwerkingsverband is van belang voor een goed inzicht in de wensen en mogelijkheden van werkgevers en voor korte lijnen tussen betrokken partijen.

· Aan potentiële herintreders moet maatwerk worden geleverd. Dat betekent bijvoorbeeld een op maat gesneden opleiding - lange opleidingstrajecten schrikken af-en opleidingen dienen te zijn afgestemd met Elders Verworven Competenties (EVC). Tevens moeten er mogelijkheden zijn voor kinderopvang.

De partijen van de onder antwoord 2. gesloten convenants hebben aan het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dezelfde geluiden gemeld; herintreders moeten heel concreet worden geworven en verwachten snel en helder antwoord te krijgen op concrete vragen als: `hoe krijg ik kinderopvang' en: `hoeveel ga ik verdienen'. In dit opzicht hecht ik veel belang aan de speciale internetsite-module voor herintreedsters die door de Centrale Organisatie Werk en Inkomen wordt ontwikkeld met daarop concrete antwoorden op dergelijke vragen. Tevens zullen wervings- en voorlichtingscampagnes vanuit en voor de regio worden opgezet. Bij het afsluiten van nieuwe convenanten wordt als het om landelijke partijen gaat, een vertaling naar regionale doelstellingen nagestreefd en er wordt sterker ingezet op het afsluiten van regionale convenants. Vraag 3.
Aan welke wensen van werkgevers bij de inzet van herintredende vrouwen denkt u bij het voorgenomen onderzoek van uw ministerie? Hoe ver is dit onderzoek gevorderd? Antwoord 3.
Het voorgenomen onderzoek richt zich naast de wensen van werkgevers met betrekking tot herintreedsters, ook op de wensen van werkgevers met betrekking tot ouderen. In het onderzoek worden de volgende vragen gesteld:


* Wat is het beeld onder werkgevers van herintreedsters en oudere werknemers?
* Ouderen: in hoeverre wordt nu gebruik gemaakt van sectorale mobiliteit en hoe zou dat bevorderd kunnen worden? Onder welke voorwaarden zijn werkgevers bereid hierin te investeren?
* Wat zijn de ervaringen met herintreedsters/arbeid en zorg combineerders en ouderen?
* Wanneer/onder welke voorwaarden zijn werkgevers bereid herintreedsters in dienst te nemen, dan wel hun personeelsbeleid op dusdanige wijze aan te passen dat zij een aantrekkelijke werkgever worden voor degenen die arbeid en zorg combineren c.q. voor ouderen?
* Welke oplossingen zien werkgevers om beide genoemde groepen werknemers in dienst te nemen dan wel langer in dienst te houden?

* Wat wordt verwacht van de overheid in deze? Het streven is het onderzoek nog deze maand aan te besteden. Oplevering van het eindrapport aan het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt in februari 2003 verwacht. Vraag 4.
Wat hebben de wervingsacties voor herintreders in Nijmegen tot nu opgeleverd? Worden deze vrouwen ook begeleid vanaf het moment dat ze aan het werk gaan? Antwoord 4.
Het Nijmeegse wervingsteam voert maandelijks met 600 vrouwen gesprekken en probeert hen te verleiden tot werk. Het wervingsteam slaagt er in om vijftien deelnemers per maand te werven voor de speciaal ontwikkelde




4
workshop voor herintredende vrouwen. Ongeveer 15% van de vrouwen die zich als werkzoekende laat inschrijven bij het CWI is door het wervingsteam op dit spoor gezet. De vrouwen die op straat worden aangesproken reageren zeer enthousiast op deze manier van werven: "De overheid komt naar u toe en neemt mij serieus".
Het wervingsteam heeft geen taak in het begeleiden van herintredende vrouwen als zij aan het werk zijn gegaan. Ook de herintredende vrouwen die door het CWI zijn ingedeeld in fase 1 worden conform de wettelijke taakopdracht doorgaans niet intensief begeleid als zij aan het werk gaan. Voor de herintredende vrouwen die een reïntegratietraject krijgen aangeboden is nazorg en begeleiding op en buiten de werkplek in toenemende mate een vast onderdeel van dit traject dat de gemeente inkoopt.

Vraag 5.

Is er zoals bij de thuiszorg in Nijmegen meer bekend over ervaringen van instanties of bedrijven elders in Nederland die herintreedsters de mogelijkheid geven zelf afspraken te maken over hun werk, het aantal uren en tijdstippen waarop ze werken?

Antwoord 5.

Het Universitair Medisch Centrum Utrecht is erin geslaagd om met het project Moedercontract de capaciteit van de operatiekamers te vergroten waardoor de wachtlijsten konden worden teruggedrongen. Deeltijdcontracten met werktijden onder schooltijd en schoolvakanties geven minder risico op uitloop van werktijd en door alleen specifieke, overzienbare operaties aan deze teams toe te delen, is de operatiecapaciteit significant vergroot.

Bij instanties als Thuiszorg Rotterdam en Amsterdam Thuiszorg bestaan mogelijkheden om vergaand in deeltijd te werken. Amsterdam Thuiszorg heeft zelfs contracten vanaf drie uur per week. McDonalds geeft aan haar werknemers de ruimte om te onderhandelen over het aantal uren, tijden en dergelijke. Bij de McDonalds werken vooral jongeren, maar er zijn ook herintreedsters die van de regelingen gebruik maken.
Vraag 6.
Is de eerder aangekondigde website, waarop de voortgang van de convenants wordt gemeld, inmiddels beschikbaar?
Antwoord 6.
Neen. De website zal naar verwachting begin volgend jaar beschikbaar zijn.